CD-recensie

Gluck op zijn Italiaans

 

© Paul Korenhof, augustus 2018

 

Gluck: Orfeo ed Euridice

Philippe Jaroussky (Orfeo), Amanda Forsythe (Euridice), Emöke Baráth (Amore).
Koor van de Radiotelevisione Svizzera
I Barocchisti
Dirigent: Diego Fasolis
Erato 0190295660239
Opname: Lugano-Besso, 19-29 sept. 2016 & 19-21 juli 2017

   

De Napolitaanse première van Gluck's Orfeo ed Euridice op 29 januari 1774, twaalf jaar na de Weense première en vijf jaar na de door de componist zelf gearrangeerde eerste opvoering in Parma, leverde een bijzondere versie op met zoveel coupures, toevoegingen en andere wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke partituur, dat het lezen van de gedetailleerde toelichting van Lucio Tufano zonder meer een must is.

Helaas dacht Erato daar anders over en wordt die tekst gepresenteerd op een manier die iedere poging tot lezing ontmoedigt: piepkleine lettertjes op drie dermate propvolle bladzijden dat de letters bijna van het papier vallen. Met heimwee denk ik terug aan de tekstboeken uit de tijd van de lp, maar gelukkig beschikken we nu over printers met uitgebreide mogelijkheden tot het maken van vergrote kopieën! Aan de andere kant ook een compliment: behalve een gewone trackindeling bevat het boekje ook een synopsis op basis van die trackindeling, zodat het verhaal per track gevolgd kan worden zonder het libretto te raadplegen. Vreemd dat we dat niet vaker zien!

Dat een partituur - soms drastisch - werd aangepast aan lokale tradities, aan de plaatselijke smaak en aan de beschikbare zangers, was in die tijd heel normaal. In dit geval kwam daarbij dat de voorstellingen niet plaatsvonden in een van de officiële Napolitaanse operatheaters, maar in een intiem hoftheater op de eerste verdieping van het koninklijk paleis. Dat alles leidde tot een lange reeks wijzigingen - ten dele overgenomen uit de versie die Gluck zelf in Parma verzorgde - met als de belangrijkste:
- een simpeler orkestratie zonder cornetti, Engelse hoorn, trombones en chalumeaux;
- Orfeo werd van altcastraat getransponeerd naar sopraancastraat met onder meer grote gevolgen voor de instrumentatie van 'Che farò';
- eenvoudiger recitatieven met minder accompagnato-delen;
- de vocale lijn van Orfeo's 'Deh, placatevi!' werd virtuozer (= emotioneler) , terwijl 'Che puro ciel' door een simpeler orkestratie pastoraler overkomt;
- twee nieuwe delen (beide waarschijnlijk van de hand van een zekere Diego Naselli):
a. een aanmerkelijk langere versie van het duet Orfeo-Euridice dat nu een meerdelige operastructuur krijgt, bijna in het schema dat in de 19de eeuw zou uitgroeien tot de uit opera's van Donizetti en Verdi welbekende 'solita forma';
b. een nieuwe aria voor Euridice in plaats van 'Che fiero momento' die meer plaats inruimt voor haar twijfels en gevoelens, maar die geheel in de Napolitaanse traditie ook aan de zangeres meer kansen biedt om haar vocale en interpretatieve kwaliteiten te tonen;
- talloze kleinere wijzigingen, coupures en transposities.

Het resultaat, dat met 78 minuten precies op één cd past. werd door Diego Fasolis zo getrouw mogelijk opgenomen, hoewel we natuurlijk niet mogen concluderen dat het in 1774 allemaal ook echt zo geklonken heeft. De sopranisten die in Parma en Napels Orfeo zongen, waren tenslotte echte castraten, die niet alleen vanaf hun vroege jeugd met een zware training hun vocale techniek en hun ademtechniek maximaal hadden ontwikkeld, maar die ook nog eens zongen op basis van hun borstregister. Hun stemmen klonken daardoor per definitie anders dan die van de moderne sopranisten, hoe virtuoos en capabel die ook zijn in vergelijking met de eerste grote generatie countertenors uit de tweede helft van de vorige eeuw.

Op één toch niet onbelangrijk punt wijkt deze uitvoering echter bewust af van de première in 1774. Als Amore horen we nu namelijk de jonge Hongaarse sopraan Emöke Baráth en hoewel ik met haar vertolking dik tevreden ben, was historisch gezien een andere sopranist meer op zijn plaats geweest, aangezien de originele Amore, Innocenzio Lucci, ongetwijfeld een jonge castraat is geweest. Een feit is wel dat we nu zitten met twee sopranen en een slank getimbreerde sopranist, wat via de cd soms minder goed werkt dan in het theater, maar dat probleem lijkt groter dan het is, althans voor wie Gluck's opera niet als achtergrondmuziek gebruikt. Daarvoor verschillen de drie solisten voldoende in timbre en voordracht met Philippe Jaroussky als een gepolijste, slanke Orfeo, Amanda Forsythe als een vooral in haar stemkleuring meer meisjesachtig klinkende Euridice met net iets meer vibrato en Emöke Baráth als een wat donkerder getimbreerde, licht extraverte Amore.

Het opmerkelijkste aan deze Napolitaanse Orfeo ed Euridice, als geheel en in de details, is dat deze versie meer theatraliteit uitstraalt. Het is meer 'Italiaanse opera' dan de Weense versie, en dat heeft Fasolis zowel op zijn ensemble als op de drie solisten overgedragen zonder dat daarbij goedkoop effectbejag een kans krijgt. Het zingen en musiceren blijft beheerst en de expressiviteit blijft binnen bepaalde grenzen, maar ik had wel meer dan ooit de indruk dat ik luisterde naar 'gewone mensen' met menselijke emoties, niet naar een verheven mythisch drama waarin een meer dan levensgrote Orfeo de droefheid van de hele wereld vertolkte. En dat is dan ook een heel knappe suggestie in de zang van Jaroussky.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links