CD & DVD-recensie

 

© Paul Korenhof, februari 2023

Giordano: Siberia

Sonya Yoncheva (Stephana). Giorgi Sturua (Vassili), George Petean (Gléby), Caterina Piva (Nikona), Giorgio Misseri (Il principe Alexis), Antonio Gares (Ivan), Francesco Verna (Il banchiere Miskinsky), Emanuele Cordaro (Walinoff), Francesco Samuele Venuti (Il capitano), Joseph Dahdah (Il sergente), Alfonso Zambuto (Il Cossaco), Adolfo Corrado (Il governatore), Davide Piva (L'invalido), Amin Ahangaran (L'ispettore), Caterina Meldolesi (La fanciulla)
Maggio Musicale Fiorentino
Dirigent: Gianandrea Noseda
Dynamic CDS 7928.02 (2 cd's), 57028 (BD)
Opname: Florence, 7 juli 2021
Fragmenten te beluisteren in OperaActueel op 19 maart (klik hier)

 

Een Italiaanse opera over een Russische Violetta Valéry met een snuifje Tolstoj, een mespuntje Dostojevski en in het tweede en derde bedrijf het decor van barre steppen en de grauwe barakken uit Janáček 's Dodenhuis. Het doet de operaliefhebber onwezenlijk aan, maar de filmliefhebber zal minder verbaasd zijn. Die ziet op zijn netvlies meteen beelden voorbijtrekken uit prachtige Italiaanse films die zich in Rusland afspelen met een paar van de grootste rollen van Marcello Mastroianni. Een ware cinematografische liefdesrelatie.

Natuurlijk is het niet verwonderlijk dat het echte operahart sneller gaat slaan bij Giordano's met passies en sentimenten geladen Andrea Chénier, waarin bezielde aria's worden afgewisseld met een grote muzikale en scenische kleurenrijkdom. (Het zegt daarbij iets over Nederland en hoe hier - ook bij DNO - naar opera's gekeken wordt, dat wij dat werk hier al bijna zestig jaar niet meer gezien hebben!) Maar het blijft jammer dat Siberia, het werk dat de componist zelf misschien het meest aan het hart lag, internationaal nooit de waardering heeft gekregen die het verdient.

Hoofdpersoon van Siberia is de mooie Stephana wier eerste minnaar, Gléby, zich ontpopt heeft als een keiharde souteneur die eerst bij haar een hang naar luxe heeft opgekweekt en die haar vervolgens bij de Petersburgse adel heeft geïntroduceerd. Daar wordt zij per ongeluk verliefd op de eenvoudige jonge officier Vassili die in een vlaag van jaloezie haar 'beschermer', Vorst Alexis, verwondt. Als Vassili naar Siberië wordt verbannen, volgt zij hem en zij wordt op haar beurt gevolg door Gléby met de hoop haar weer in zijn macht te krijgen. Hij verraadt haar een vluchtroute, maar als zij samen met Alexis daarvan gebruik wil maken, verraadt hij hen zodat zij bij hun vluchtpoging wordt neergeschoten.

Hoewel de geringe lengte van de opera (drie bedrijven met in totaal net iets meer dan 95 minuten) zeker niet gunstig werkte, vormde het libretto van Luigi Illica waarschijnlijk van het grootste probleem, Zijn beste libretti schreef Illica immers in samenwerking met Giuseppe Giacosa, waarbij de eerste vooral de plot vorm gaf, terwijl de tweede zorgde voor de sfeer, de karaktertekening en de sentimenten die de mogelijkheid tot identificatie versterkten.

De muziek van Giordano, knap doorweven met Russische elementen (het sfeervolle tweede bedrijf is doortrokken van het 'lied van de Wolga-bootsman') boeit van begin tot eind, vaak zelfs meer orkestraal dan vocaal. Opmerkelijk is vooral de manier waarop de componist speelt met overgangspassages tussen de diverse scènes. Ook de sopraansoli bezitten een sterke dramatische kracht met als hoogtepunt de scène in het derde bedrijf waarin zij Gléby probeert te overtuigen dat het geluk van haar samenzijn met Vassili in Siberië belangrijker is dan alle ontberingen.

Aan de andere kan missen de belangrijke scènes van Vassili (echte aria's kan ik ze niet noemen) de bezieling die Giordano kennelijk zo goed afging bij het schrijven van de tenorsoli in Andrea Chénier. Daarbij spreekt de uitvoering echter ook mee. De stem van de Georgische tenor Giorgi Sturua mist warmte en expressiviteit, wat nog wordt versterkt door zijn zwakke tekstbehandeling. Zelfs als ik meelees in het libretto bij de cd-uitgave, ontgaat mij soms wat hij zingt, en dan valt extra op dat zijn zang aan de grove kant is, en regelmatig met te veel volume op het publiek wordt losgelaten.

Dat laatste is helaas het grote probleem van veel hedendaagse tenoren, maar het wordt hier waarschijnlijk versterkt door Gianandrea Noseda, die mij jaren geleden al opviel door het van iedere subtiliteit gespeende geweld waarmee hij tijdens een ZaterdagMatinee Lucia di Lammermoor dirigeerde. Sfeer en subtiliteit zijn nog steeds niet zijn sterke punten en de voorstellingen die ik van hem gehoord heb sinds hij chefdirigent bij de Opera van Turijn is, hebben mij ook niet overtuigd van zijn belangstelling voor zangers. Ik denk dat Giordano meer gebaat was geweest bij een dirigent als Andrea Battistoni (vorig jaar La traviata bij DNO, onlangs L'amico Fritz in de ZaterdagMatinee).

Hoe het ook kan, horen we van de lyrische tenor Giorgio Misseri die in het eerste bedrijf een fraaie Alexis neerzet en van de bariton George Petean, die als de boosaardige Gléby vocaal de ware tegenspeler van Stephana wordt. Van zijn speelse 'mattinata' im het eerste bedrijf tot zijn gehuichel en venijn in het laatste bedrijf maakt hij er een bijzonder boeiende rol van en het is jammer dat we geen opname bezitten (ik heb die althans niet kunnen vinden) van Giuseppe De Luca, de grote belcantobariton die deze 'veristische' partij op 19 december 1903 in de Scala ten doop hield.

Alles draait echter om de titelrol van Sonya Yoncheva - en terecht. De intensiteit van haar zang doet mij soms aan zangeressen van een halve eeuw geleden denken, maar iedere vergelijking is in feite onmogelijk. Daarvoor is de operawereld de afgelopen anderhalve eeuw te veel veranderd. Van moderne zangers kun je niet meer de ragfijne pianissimo's en het hartverscheurende morendo horen waarin een Magda Olivero gespecialiseerd was en die Montserrat Caballé in haar grote tijd eveneens moeiteloos liet horen.

Tegenwoordig draait het meer om de 'interpretatie' en de scenische geloofwaardigheid dan om de zang zelf. Yoncheva behoort gelukkig tot de weinigen die er desondanks in slagen ook vocaal te ontroeren, zowel in haar Traviata-achtige scène in het eerste bedrijf als in haar liefde voor Vassili en het veeleisende derde bedrijf, eerst in een lange scène waarin zij het tegen Gléby moet opnemen, en vervolgens in de Fedora-achtige slotscène.

Vrijwel alle andere rollen zijn zo goed bezet als we van de Maggio Musicale mogen verwachten. De uitzondering is de 'fanciulla' in het tweede bedrijf, een rol van een jong meisje op zoek naar haar vader die bij een goede vertolking eenzelfde impact zou kunnen hebben als dat van de oude Madelon in het derde bedrijf van Andrea Chénier. Maar dan moet die rol wel door een puur en jeugdig meisjesstemmetje gezongen worden en dat is hier beslist niet het geval.

De uitvoering tijdens de covid-periode werd zowel op cd als op dvd en Blu-ray uitgebracht, maar in dit geval is de videoregistratie (met hier en daar natuurlijk mondkapjes) zeker ook de moeite waard. Regisseur Roberto Andò verplaatste het gegeven van het einde van de 19de eeuw naar de periode vlak vóór of tijdens WO II waarin het werk uitstekend past. Strijden tegen de Turken wordt hier strijden tegen de Duitsers en bij het conflict tussen Vassili en Alexis worden geen degens maar pistolen getrokken, maar voor de bedrijven in Siberië maakt het in feite geen verschil.

Dat de enscenering wordt gepresenteerd als een verfilming van dat verhaal, overtuigde mij minder. Het gedoe met cameramensen en inkijkjes in de kleedkamer leidt tijdens het eerste bedrijf eerder af dan dat het iets toevoegt. Tijdens de beide Siberische bedrijven had ik echter het gevoel dat de troosteloze zwart/wit-projecties en elementen als de op gaasdoek geprojecteerde sneeuwvlokken juist iets toevoegden. De beeldkwaliteit is bovendien uitstekend, maar de opname uit Florence is ook nu weer aan de scherpe kant.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links