CD-recensie Een 'nieuwe Netrebko'?
© Paul Korenhof, februari 2017
|
Waar zijn nog producers als Walter Legge die zangers in de opnamestudio noot voor noot begeleidden en zelfs de best opgeleide onder hen waar nodig nog coachten? Toen ik vorig jaar in een voorstelling van Boris Godoenov van de Weense Staatsopera, met René Pape in de titelrol, de mij nog onbekende Aida Garifullina als Ksenja hoorde, moest ik terugdenken aan een voorstelling van een halve eeuw eerder, toen in Covent Garden een jonge Kiri Te Kanawa die rol tegenover Boris Christoff. Vooralsnog biedt deze debuut-cd vooral mooie beloften, waarbij een fraaie
klank kennelijk belangrijker is dan artistieke en zangtechnische afwerking.
Garifullina beschikt over een vooral in het midden fluwelige lyrische
sopraan met een duidelijke dispositie voor het zingen van coloraturen
en met een romiger timbre maar ook met minder sprankeling dan we hoorden
op de debuut-cd van Olga Peretyatko. Dat zal ook hebben bijgedragen aan
de beslissing om de cd niet te vullen met coloratuuraria's, maar om die
af te wisselen met een variëteit aan romantische Russische en Tataarse
liederen. Deze cd demonstreert de eerste gevaren voor Garifullina, die hier dingen doet waarvoor een echte 'zangersdirigent' al bij de twee Franse aria's regelmatig zou aftikken, maar die nu ongegeneerd op de cd zijn gezet. De problemen beginnen als in het virtuoze 'Je veux vivre' uit Roméo et Juliette, waar Garifullina duidelijk moeite heeft met de exacte lengte van de noten in coloratuurpassages en al helemaal met voorslagen. In de eerste twaalf maten noteert Gounod bijvoorbeeld negen keer een kwart voorafgegaan door een voorslag, maar bij Garifullina klinkt dat consequent als negen keer twee achtsten, wat een speelse galop verandert in een vlotte draf. Ook leuk, maar niet hetzelfde en zeker niet wat de componist heeft bedoeld. Hoe het wel moet demonstreren tal van coloratuursopranen uit het verleden met als idiomatisch niet ideaal maar technisch perfect voorbeeld Joan Sutherland in haar dubbelalbum The Art of the Prima Donna. Erg benieuwd was ik naar de realisering van datzelfde walslied door Garifullina
vorige week in een voorstelling van de Weense Staatsopera onder leiding
van Plácido Domingo, de man die haar op zijn Veronese concours
min of meer ontdekt heeft. Daar werd meteen duidelijk dat er sinds de
opname van de cd-versie aan haar zang was gewerkt, maar het hier wel aanwezige
lengteverschil resulteerde niet echt in een frisse voorslag met een strak
in het ritme gehouden kwartnoot. Eerder kreeg het geheel iets slepends
doordat die kwartnoot zelfs nog iets te lang werd aangehouden. Terug naar de cd. Ook bij de 'klokjesaria' uit Lakmé heb
ik het klavieruittreksel er maar bij gepakt en wederom bleek Garifullina
ietwat vrij om te gaan met de notenlengte. Nu schrijft Delibes in die
aria regelmatig 'Presque en Récitatif' boven de vocale lijn, maar
zo vrij als hier hoeft het ook weer niet. Weinig fraai is bovendien dat
zij zelfs adem haalt in het midden van een coloratuurpassage, en daarnaast
klinkt haar Frans hier nog minder idiomatisch. In de frase 'La jeune fille
accourt et brave leurs fureurs' zingt zij [fijje] i.p.v. [ fíeje],
[ekor] i.p.v. [akkóer], [lur] i.p.v. [leur],
[ferur] i.p.v. [fúreur] en ga zo maar door. Alle
open, heldere klinkers worden afgezwakt en ook daardoor worden woorden
- ondanks de microfoon - soms compleet onverstaanbaar. Het overgrote deel van deze met 59' gelukkig niet overvolle cd is gevuld met Russische muziek in een mélange van aria's, liederen en lichter repertoire, met een tenor-aria uit Sadko in een arrangement voor sopraan, een vrijheid waarin sopranen als Lily Pons haar zijn voorgegaan. Over de accuratesse en de verstaanbaarheid van het Russische repertoire durf ik echter minder uitspraken te doen. Het komt allemaal redelijk idiomatisch maar tegelijk wat gladjes over, alsof ook hier de gepolijste, vloeiende klanken voorop staan. Boven de balk is er bovendien weinig variatie in kleuring en ook technisch moet er nog een en ander gebeuren om bijvoorbeeld een vrije hoogte te suggereren. Wel zijn er kort aangezette trillers die erop wijzen dat een echte triller wel binnen haar bereik ligt, maar voorlopig is die er nog lang niet en dat moet toch haar leraren worden aangerekend. Cornelius Meister zorgt met zijn Weens radio-orkest voor degelijke begeleidingen, maar laat te veel aan zijn soliste over en lijkt zich er ook niet van bewust dat een zangeres iets anders is dan een zingend muziekinstrument. Dat is hem misschien niet aan te rekenen; hem had deze cd gewoon niet toevertrouwd moeten worden. Het slot, het populaire Moskouse Nachten, klinkt door een in Moskou opgenomen begeleiding een stuk ruimtelijker dan de voorgaande opnamen. Een leuke afsluiting, maar door het klankverschil toch ook ietwat merkwaardig. index |
|