CD-recensie

 

© Paul Korenhof, september 2020

Eötvös: Tri sestry
Ray Chenez (Irína), Dmitry Egorov (Ólga), David DQ Lee (Másja), Eric Jurenas (Natásja), Kresimir Stražanac (Toézenbach), Iain MacNeil (Versjínin), Thomas Faulkner (Koelýgin), Barnaby Rea (Soljóny), Mark Milhofer (Dokter), Mikolaj Trabka (Andréj), Michael McCown (Fedótik), Isaac Lee (Rodé), Alfred Reiter (Anfísa)
Oper Frankfurt
Dirigenten: Dennis Russell Davies, Nikolai Petersen
OEHMS 986 (2 cd's)
Opname: Frankfurt, september-oktober 2018

   

Een grote avond in de naoorlogse operageschiedenis vond plaats in Lyon op 13 maart 1998: de première van Tri sestry , de opera die Peter Eötvös in samenwerking met dramaturg en librettist Claus Henneberg had geschreven op basis van het toneelstuk Drie zusters van Tsjechov. Anderhalf jaar later, op 29 november 1999, verzorgde de (toen nog) Nationale Reisopera in de Utrechtse Stadsschouwburg de Nederlandse première. Daarvoor had intendant Louwrens Langevoort een geheel eigen productie aangedurfd en het resultaat was onvergetelijk. Ik herinner me dat ik bij de pauze nog minutenlang in de zaal ben blijven zitten omdat mijn hoofd gewoon niet stond naar het rumoer in de koffiekamers.

Wie de opera nog niet kent, maar het toneelstuk wel, moet zich echter voorbereiden op enkele verrassingen. Samen met librettist Claus Henneberg werkte Eötvös de vier bedrijven van Tjechov om tot drie 'sequensen', waarin na een korte proloog geselecteerde gebeurtenissen steeds vanuit een ander standpunt belicht worden. De daarbij gebruikte Duitse 'werktekst' werd vervolgens - al vóór de feitelijke compositie - door Krzystov Wiernicki weer terugvertaald naar het Russisch.

Aangezien Tri sestry ondanks alle waardering voor Eötvös' opera aan het merendeel van het (huidige) Nederlandse publiek volstrekt onbekend zal zijn, is een uitgebreidere inleiding op het werk zelf niet overbodig. Met toestemming van de auteur laat ik daarom hieronder met enige inkortingen de inleiding volgen die Ben Coelman in 1999 schreef voor de Nationale Reisopera:

"Opmerkelijk is dat Eötvös voor de vertolking van de drie zusters en en voor Natásja, de bruid, later de vrouw van hun broer Andréj, vier countertenoren koos in plaats van de voor de hand liggende sopranen en mezzosopranen, terwijl de rol van de oude kindermeid Anfisa wordt vertolkt door een bas. Hij laat Drie Zusters daarmee aansluiten bij het Japanse Kabukitheater of het oude Elizabethaanse theater, waarin alle vrouwenrollen door mannen werden vertolkt. Op deze manier wilde de componist afstand nemen van het klassieke negentiende eeuwse theater zoals Tjechov dat kende. In feite gaat het immers niet om mannen of vrouwen, maar om de weergave van de ziel van de drie zusters."

"Opvallend is ook het gebruik van twee orkesten. In de orkestbak plaatste de componist een klein instrumentaal ensemble, terwijl zich achter het toneel zich een orkest van symfonische dimensies bevindt, wat in het theater een bijzondere klankbalans oproept. Hiermee wilde Eötvös ook een uniek muzikaal karakter creëren. 'Ik heb voor Drie Zusters muziek geschreven, die niet lijkt op wat ik voordien gecomponeerd heb en ook niet zal lijken op wat ik hierna zal schrijven,' aldus de componist"

"De op 13 maart 1998 in wereldpremière gebrachte opera is in vele opzichten een bijzonder werk. Op het eerste gezicht lijkt het thema niet bijzonder geschikt voor een opera. Onder de dertien rollen (één minder dan in het toneelstuk) is geen enkele held. Het gaat hier om gewone mensen die aan het einde van de negentiende eeuw hun gewone leven leiden in een Russische provincieplaats, maar om het stuk geschikt te maken voor het muziektheater veranderde Eötvös de structuur van het stuk. Zijn opera valt uiteen in drie sequensen die telkens dezelfde gebeurtenissen schilderen, maar telkens vanuit het standpunt van een andere hoofdpersoon."

"De eerste is sequens gewijd aan lrína, de jongste zuster, de tweede vertelt het verhaal van Andréj, de broer, en de derde toont ons de gedachten van de middelste zuster, Másja. Zo zien we in alle sequensen dezelfde episoden terug, maar nergens is sprake van nodeloze herhalingen. Elke sequens draagt een eigen karakter, een eigen kleur, maar de terugkeer van bepaalde elementen helpt de toeschouwer om het verhaal te kunnen volgen. Bepaalde episoden zijn als een refrein: Natásja, die met een kaars in haar hand voorbij gaat, de brand die de stad verwoest, en de dokter die de porseleinen klok aan de muur breekt. Met zijn herstructurering van het bekende, chronologische, verhaal verleent Eötvös Drie Zusters een zekere tijdloosheid."

"Tri sestry is eigenlijk een heel klassieke opera die begint met een proloog waarin de zusters de filosofie van het werk toelichten ('... uit ons lijden zal vreugde voortkomen voor hen die na ons leven...'). De drie daarop volgende sequensen worden, net als in de klassieke 19de-eeuwse opera, beheerst door liefdesverklaringen en afscheidsmomenten. Even belangrijk zijn in deze opera de driehoeksverhoudingen. Elke hoofdpersoon wordt in het stuk geconfronteerd met twee andere personen. Zo twijfelt lrína tussen Solyóni en Toézenbach, Másja tussen haar Koelýgin en Versjínin. Eötvös onderstreepte deze driehoeksverhoudingen met tritonus-akkoorden die nu eens in mineur, dan weer in majeur verschijnen."

"Ondanks alle herkenbare elementen die Eötvös in zijn opera hanteert, is de muziek nergens 'neo' te noemen, of 'in de trant van'. De muziek is volstrekt origineel en toch uiterst toegankelijk. Krachtige contrasten tussen orkestklanken en solistisch opererende musici versterken de dramatische kracht, maar het stuk bevat, in de vorm van het gekrijs van Natásja of het geluid van de in de theekopjes dansende theelepeltjes, ook een aantal humoristische momenten."

Tot zover Ben Coelman in 1999 over een bijzondere eigentijdse, opera waarvan het merkwaardig blijft dat Pierre Audi die de afgelopen jaren niet (ook) ten tonele heeft gevoerd. Of was de productie van de Reisopera, in de regie van Stanislas Nordey, in al haar soberheid zó indrukwekkend dat hij het gewoon niet aandurfde. Het zou mij niet verbazen, zo sterk staan de beelden nu nog op mijn netvlies.

De uitvoering in de Frankfurter Oper verschilt in die zin van die in Lyon en Utrecht, dat hier niet de tijdloze stilering van het Kabuki-theater als uitgangspunt werd gekozen, maar een naturalisme dat verwijst naar de jaren vijftig. Een reeks foto's in het cd-boekje ziet er intrigerend uit, al kan ik mij zo'n enscenering moeilijk voorstellen. Juist de door Eötvös en Henneberg nagestreefde vervreemding en dramaturgische abstrahering maken voor mij het werk zo fascinerend, maar aangezien OEHMS de voorstelling uitsluitend op cd uitbracht, speelt dat punt bij een bespreking niet mee. Wel jammer dat in plaats van die foto's niet het libretto werd afgedrukt. Niet iedereen is zo gelukkig dat hij nog beschikt over het programmaboekje van de Reisopera met daarin een Nederlandse vertaling!

Ook met de tekst erbij vind ik het echter heel moeilijk om een gefundeerde recensie te schrijven. Allereerst doordat de akoestische verhoudingen binnen een partituur met twee orkesten en daartussen het toneel via de cd niet tot hun recht komen. Een tweede probleem is dat de vocale partijen meer 'Sprechgesang' dan zang zijn en dus zonder toneelbeeld eigenlijk alleen op hun juiste waarde beoordeeld kunnen worden die iemand die de tekst ook verstaat. Ik waag mij daar niet aan en laat het bij de constatering dat OEHMS de voorstelling met veel sfeer heeft vastgelegd en dat de fraaie uitgave het werk zoveel recht doet als via de cd maar mogelijk is. Wel moet mij van het hart dat de opname van de première in Lyon, en vooral het aandeel van de drie 'zusters' daarin iets etherischer, minder 'aards' op mij overkwam. Doordat de regie in Lyon het werk meer als een ongrijpbaar psychologisch drama had neergezet?


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links