CD-recensie
© Paul Korenhof, november 2023 |
Het langzame ontstaan van de opéra-comique is een roman op zich. Het genre begon als een simpele 'comédie mêlee d'ariettes', een luchtig toneelstuk(je) met liedjes tussendoor dat vooral bijzonder populair was op de Parijse 'foires'. Naarmate daarbij meer gebruik werd gemaakt van 'vaudevilles', populaire melodieën die iedereen kende en dus ook kon meezingen of meeneuriën, groeide de populariteit van het genre waarbij het ook steeds meer geassocieerd werd met het begrip 'opera'. Tijdens een lang proces van intriges, verboden en gemeentelijke bepalingen, waarin de deftige Académie en de Comédie Française, beducht voor deze concurrentie, een flinke rol speelden, groeide het uiteindelijk uit tot het populairste Parijse familietheater met de geautoriseerde naam 'opéra-comique'. En voor de goede orde nog maar eens: 'comédie' - Nederlands: 'comedie' - betekent toneel(stuk) en 'comique' betekent hier dus niet 'komisch', maar 'met gesproken dialogen'. Als het gaat om de beginperiode van de opéra-comique, valt vrijwel altijd de naam Favart, maar natuurlijk hebben ook anderen zich op deze kunstvorm gestort, zelfs al vóór Favart. Tot hen behoort de Italiaan Egidio Romualdo Duni of Duny (1708-1775) die de laatste twintig jaar van zijn leven actief was in het Parijse (muziek)theater, en die misschien zelfs de eerste was die een 'comédie mêlée d'ariettes' als 'opéra-comique' betitelde. Helemaal zeker weten we dat niet omdat veel van die voor de Parijse markten geschreven theaterstukken verloren zijn gegaan (en wie zich het begin van de film Les enfants du paradis herinnert, zal zich dat levendig kunnen voorstellen), terwijl andere slechts ten dele bewaard gebleven zijn. Het grootste probleem, waarmee ook de samenstellers van dit album te kampen hadden, was echter de populariteit van de vaudevilles, wat betekende dat de muziek vaak niet genoteerd werd. Het volstond om bij die delen van een tekst eenvoudig te zetten 'op de wijs van' en dan wisten de uitvoerenden voldoende, ook voor de muzikale begeleiding. In veel gevallen werd die geïmproviseerd op basis van de musici die voorhanden waren en als dat er heel weinig waren (of soms zelf niet één), werd gewoon a capella gezongen - en het publiek zong de refreinen wel mee! Duni's Le peintre amoureux de son modèle, een operaatje in twee bedrijven dat in 1757 op de markt van Saint Laurent voor het eerst werd uitgevoerd, vertelt in twee bedrijven van samen precies een uur de geschiedenis van de oudere kunstenaar is waarschijnlijk het eerste werk dat officieel werd aangeduid als 'opéra-comique'. Het verhaal over een oudere schilder Alberti die verliefd wordt op het jeugdige model Laurette, maar die uiteindelijk merkt dat het meisje zijn jonge leerling Zerbin prefereert. Een schijnbaar onbenullig gegeven, maar tegelijk een parabel voor de geboorte van de nieuwe kunstvorm die dit werkje vertegenwoordigt. Zo werd het ook opgevat, getuige een in het cd-boekje aangehaalde uitspraak, en het zal ook hebben bijgedragen aan de populariteit van het werkje dat nog ten tijde van de Franse Revolutie regelmatig werd uitgevoerd. Vijf jaar later schreef Duni Les deux chasseurs et la laitière, een eenakter van ruim drie kwartier die hij weer betitelde als 'comédie mêlée d'ariettes' en die op 23 juli 1763 in première ging in de Comédie Italienne. Het verhaal is een combinatie van twee fabels van La Fontaine (L'ours et les deux compagnons en La laitière et la pot au lait) en vertelt over twee jagers die de huid van een beer hebben verkocht voordat zij het dier geschoten hebben, en over een melkmeisje dat haar melk niet meer kan verkopen als de kan breekt en zij alleen het oor nog in haar handen heeft. In een tamelijk absurde slotscène komen zij dan gezamenlijk tot de conclusie dat je het leven moet nemen zoals het is, en dat je beter niet kunt dromen van een geluk dat misschien nooit komt. Door de combinatie van door Duni uitgeschreven muziek, waarin zijn Italiaanse achtergrond hoorbaar meespeelt, met melodieën die bij elkaar moesten worden gezocht voor de fragmenten die als vaudeville bedoeld waren, zal de reconstructie van beide werkjes niet simpel zijn geweest, maar het resultaat is alleszins geslaagd. Groots muziekdrama is het natuurlijk nergens. Ter illustratie: beide werkjes met een totale speelduur van 110 minuten bestaan uit totaal 73 onderdelen. Afgezien van een aria van 5'20" en een van 3'59" in het eerste operaatje duren al die onderdelen, dialogen en zang, hooguit drie minuten, de meeste zelfs minder dan twee. De uitvoering is daarmee in overeenstemming. Vijf Franse solisten met frisse jonge stemmen passen perfect bij de sfeer van de werkjes en zorgen voor luchthartige, idiomatische dialogen. De muzikale nummers (vaak meer 'nummertjes') zijn in uitstekende handen bij Martin Wåhlberg en het 24 man tellende Orkester Nord, waarvan de leden in de vaudevilles vooral solistisch aan het werk zijn. De opname weerspiegelt de intieme sfeer van beide werkjes met een goede balans tussen zang en gesproken teksten. Wel kreeg ik bij de Peintre amoureux soms de indruk dat delen van de dialoogjes bij en andere gelegenheid of in een andere ruimte zijn ingesproken, terwijl in het tweede operaatje soms stoorde dat de dialogen voorzien zijn van achtergrondgeluid dat wegvalt zodra de muziek begint. index |
|