CD-recensie

 

© Paul Korenhof, oktober 2020

Diana Damrau - Tudor Queens

Donizetti: Anna Bolena 'Chi può vederla ... Al dolce guidami ... Coppia iniqua'- Maria Stuarda ' Vedeste? Vedemmo ... Deh! Tu di un umile . Di un cor che muore ... Ah! se un giorno'- Roberto Devereux 'E Sara in questi orribili momenti ... Vivi, ingrato ... Quel sangue versato'

Diana Damrau (sopraan)
Irida Dragoti, Sara Rocchi (mezzosopraan), Domenico Pellicola, Saverio Fiore (tenor), Andrii Ganchuk (bariton), Fabrizio Beggi (bas)
Accademia Nazionale di Santa Cecilia
Dirigent: Antonio Pappano
Erato 9867157
Opname: Rome, juli 2019

   

De voorstellingen van Maria Stuarda met Diana Damrau die momenteel worden gegeven in Zürich, bieden een bijzondere corona-belevenis. De zaal, vrij toegankelijk voor bezoekers met mondkapjes, oogt redelijk normaal, maar het toneel is dat absoluut niet. Koor en orkest zijn zelfs niet eens aanwezig, maar bevinden zich een kilometer verderop, van elkaar gescheiden door een wand van plexiglas, in een grote repetitieruimte. Een kabel van glasvezel zorgt voor een verbinding die beide ensembles in het theater hoorbaar maakt, terwijl de dirigent via een videoverbinding in het theater te zien is.

In het theater doen de solisten - zonder mondkapjes - wat daar van hen verwacht wordt, terwijl het koor vervangen is door een groep figuranten met mondkapjes, kleiner in omvang dan het door de luidsprekers hoorbare koor, zodat de afstand van 1,5 meter op het toneel redelijk te handhaven is. Hoe dat alles akoestisch overkomt, is in de huiskamer moeilijk te beoordelen, maar ook de streaming verraadt dat het niet ideaal is. De synchronisatie valt nog wel mee, maar balans en eenheid van klank laten soms te wensen over en ook lijkt de geluidsverbinding over en weer voor meer galm te zorgen dan ik van de Zürcher akoestiek gewend ben.

Op het toneel stonden naast Damrau onder meer de jonge Georgische Salome Jicia als een jeugdige maar markante Elisabetta, Paolo Fanale als een mooi lyrische Leicester die echter in de slotscène wat al te veel van zijn stem eiste, André Courville als een sterk manipulerende Cecil en Siena Licht Miller als een opmerkelijk bewogen Anna Kennedy, een rolletje dat meestal helemaal niet opvalt. Minder opvallend was de goed gezongen maar weinig geprofileerde Talbot van Nicolas Testé, waardoor zijn duet met Maria niet de impact kreeg die deze scène in de opbouw naar de finale zo bijzonder kan maken.

Ook de titelrol van Diana Damrau overtuigde mij niet helemaal, maar ik moet er eerlijk aan toevoegen dat ik vaker problemen heb met deze Duitse diva. Als Mozart-zangeres vond ik haar ooit fantastisch vooral in Duitse rollen (Zauberflöte, Entführung), maar in Frans en Italiaans repertoire doet zij mij minder. De noten zijn er allemaal, zeker in de hoogte (haar laagte is niet sterk), maar haar articulatie van zowel de woorden als het notenmateriaal ontaardt soms in een muzikale glijbaan. Die indruk wordt versterkt door een weinig heldere, licht gesluierde klankvorming, en door haar neiging veel noten in het bovenste octaaf met eenzelfde kleuring en vaak ook nog eenzelfde volume te realiseren.

Dat laatste speelt veel minder in de studio-opnamen die Damrau voor Erato maakte onder het motto Tudor Queens, maar ook hier overtuigt zij mij niet helemaal. Alle noten zijn er en er wordt uitstekend gezongen, maar het wordt zelden echt bel canto. Te weinig wordt een helder maar onnadrukkelijk gearticuleerde tekst vervat in vloeiende lijnen waarin stemkleuring en morbidezza de emoties in klank vertalen. Ik heb het al vaker gezegd: echt bel canto is een mentaliteit, een instelling waarbij een rol benaderd moet worden vanuit de lijnen en de muzikale vormgeving van de tekst.

Damrau's stijl houdt het midden tussen die van de late Verdi en het verisme, waarbij zij de tragiek van de personages vooral hoorbaar maakt door het accentueren en anderszins uitlichten van woorden en muzikale momenten. Daardoor ontstaan echter niet de vloeiende lijnen die inherent zijn aan bel canto, althans niet in de mate die nodig is om deze drie lange en ook gelede scènes vorm te geven als een muziekdramatisch geheel met een doorlopende opbouw van de spanning. De indruk is vooral die van een zangeres die haar vocale virtuositeit benut om een realistische muzikale dramatiek te creëren.

Donizetti's muziek is er vooral op gericht om Anna Bolena, Maria Stuarda en Elisabetta in Roberto Devereux te maken tot emotioneel overtuigende karakters. Dat betekent dat hun emotionele reacties op hun lot hun vertolking moeten beheersen en dat de situaties waarin zij verkeren, daarbij slechts als aanjager of startmotor fungeren. Als toeschouwers moeten wij niet geraakt worden door de tragiek van hun lot en het onrecht dat hun in twee van de drie gevallen (Maria Stuarda, Anna Bolena) wordt aangedaan wordt aangedaan, maar wij moeten meeleven met hun emotionele reacties.

In de zang Damrau lijkt de aandacht voor vloeiende lijnen echter ondergeschikt aan het uitbeelden van de situatie. Daarbij is haar variatie in stemkleuren en dynamiek beperkt, terwijl zij ook meer de noten zingt dan de tekst. Haar zang mist helderheid in de klinkers die bovendien door mat gearticuleerde medeklinkers regelmatig neigt naar vocaliseren. Zelfs een woordje als 'pietà' dat in Maria Stuarda op een gegeven moment heel prominent is, krijgt slechts een beperkt effect doordat de -t- daar neigt naar een zwakke -d-.

Wederom stel ik bij een recital mijn vraagtekens bij de keuze van de dirigent. Antonio Pappano is een grootheid die in de muziek van Verdi, Puccini, Wagner en talloze anderen meestal tot grootse prestaties komt. Afgezien van een enkele Norma kan ik mij hem echter niet herinneren in Bellini of Donizetti, of in een serieuze Italiaanse opera van Rossini. Kennelijk is het romantisch bel canto niet zijn stijl, waardoor hij ook onvoldoende in staat was Damrau langs de juiste paden te leiden.

De overwegend Italiaanse inbreng in de ondersteunende rollen laat enkele veelbelovende stemmen in idiomatische vertolkingen horen en hetzelfde geldt voor het uitstekende spel van de Accademia di Santa Cecilia met diverse opmerkelijke instrumentale soli. Het resultaat is een muzikaal uitstekende cd die de fans van Damrau waarschijnlijk veel plezier zal doen, maar die voor de liefhebber van het echte bel canto helaas enkele essentiële wensen onvervuld laat.

 


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links