![]() CD-recensie 'Io son l'umile ancella . . .'
© Paul Korenhof, maart 2015
|
In de operageschiedenis zijn weinig vertolksters zo nauw met een rol geassocieerd als Magda Olivero met Adriana Lecouvreur. Toen de nog steeds legendarische ster van Hans Kerkhoff's VARA-matinees op 8 september op 104-jarige leeftijd overleed, kopte een van de Italiaanse kranten dan ook: 'Adriana è morta!' Allerwege werd na het overlijden van Magda Olivero stilgestaan bij een van de meest opmerkelijke carrières uit de operawereld. Na haar toneeldebuut in 1933 als Lauretta in Gianni Schicchi bleek al snel dat haar hart en haar dramatisch instinct lagen bij het verismo en reeds in 1936 zong zij haar eerste Cio-Cio-San en Mimì. De enige 'lijn' in die eerste jaren is echter haar nauwe band met de Italiaanse radio in Turijn, die haar reeds op 2 december 1932 een eerste kans gaf en waaraan wij ook haar eerste opnamen danken. Na haar huwelijk in 1941 besloot zij echter het toneel vaarwel te zeggen en alles wat restte waren een paar onvergetelijke opnamen waaronder een hartbrekende Liù in de eerste complete Turandot, een prachtig intiem en sfeerrijk 'kersenduet' uit L'amico Fritz met Ferruccio Tagliavini en misschien wel de meest complete vertolking die ooit gemaakt werd van Violetta's aria aan het slot van het eerste bedrijf van La traviata. Daarnaast waren er de herinneringen, onder meer die van de componist Francesco Cilea wiens Adriana Lecouvreur zij in de herfst van 1939 in Rome aan haar repertoire had toegevoegd. In Magda Olivero had hij de ideale vertolkster gevonden en uiteindelijk wist hij haar te overreden in 1951 naar het toneel terug te keren om nog eenmaal zijn opera te zingen. Zelf heeft hij dat net niet meer kunnen meemaken, maar het publiek dat er wel was, brak de zaal af en een eenmalig optreden werd het begin van een 'tweede carrière' die haar tot een van de grootste publiekslievelingen van het internationale operatoneel maakte. Na de dood van haar echtgenoot in 1983 zette zij wederom een punt achter haar optredens, maar af en toe was haar stem toch nog te horen en zelfs maakte zij in 1993 nog een cd die zij zelf betitelde als haar artistieke testament en waarin zij nog eenmaal liet horen hoe de rol van Adriana gezongen diende te worden. Al die jaren evenaarde de run op haar live-opnamen mogelijk zelfs die van Callas, maar dat moest ook wel. Alle grote labels hadden in die tijd hun eigen - exclusief gecontracteerde - diva's en toen Olivero toch een contract tekende met Decca, ging Renata Tebaldi op haar strepen staan: zij was 'dé Decca-ster', Adriana was 'haar rol' en met veel pijn en moeite mocht Olivero alleen Fedora en hoogtepunten uit Francesca da Rimini opnemen. Vier jaar na de première ging het Teatro San Carlo met Adriana Lecouvreur op reis naar het Edinburgh Festival en weer moest Olivero voor Tebaldi inspringen. Van die uitvoering maakte de BBC een opname, die nu in een prachtig schoongemaakte versie door Testament is uitgebracht, en waaruit binnenkort eveneens grote delen in Opera Actueel te horen zullen zijn. Het is natuurlijk een mono-opname, maar de ronde, heldere radioklank van een halve eeuw geleden laat in de uitgave van Testament weinig geen wensen onvervuld en de stem van Olivero is schitterend gevangen, met dat heel individuele vibrato, met haar legendarische crescendi die zij vervolgens tot pp kon terugnemen en vooral met dat 'open' mezza voce waarmee zij in iedere sterfscène een broosheid en een wegvloeien van levenskracht kon suggereren waarin geen zangeres haar nog geëvenaard heeft. En dat alles met een stem die uit duizenden herkenbaar is en die ieder woord een lading weet te geven. Adriana Lazzarini staat als Prinses van Bouillon misschien niet helemaal op het niveau van Simionato, die vooral in het duet met Adriana veel meer venijn onder haar fluweel wist te leggen. Olivero beheerst daardoor nog meer het tweede bedrijf en het derde bedrijf, maar artieste als zij was blijft zij toch altijd de spil van het drama om haar heen waarin zij ook alle anderen de kans geeft tot hun recht te komen. Ja, en dan de sterfscène. Daar kan ik een heleboel woorden voor verzinnen, maar het beste is toch: zelf luisteren! In de overige rollen horen we perfect ensemblespel zoals dat in een opera als deze alleen kan komen van een ensemble op elkaar ingespeelde Italianen die niet alleen de noten maar ook de tekst het volle pond weten te geven. Sterren daarbij zijn de bas Enrico Campi die de Prins van Bouillon typeert als een heerlijk sympathieke schuinsmarcheerder, en de onvergetelijk Piero de Palma, die als specialist in 'kleine rollen' een halve eeuw lang een van de grote sterren van het Italiaanse operatoneel was. Oliviero de Fabritiis is op en top de geroutineerde Italiaanse operadirigent en dirigeert met een stijlgevoel en een aandacht voor de solisten dat tegenwoordig in dit repertoire zeldzaam is. Testament doet de twee cd's vergezeld gaan van een cd-boekje met meer inhoud dan de geringe omvang doet vermoeden: veel informatie over Olivero, fraaie foto's, een impressie van de voorstelling en als verplichte kost een groot deel van de tekst die de zangeres zelf in 1963 voor het maandblad Opera schreef over Cilea en Adriana Lecouvreur . ____________________ index |
|