![]() CD-recensie Averechtse levenslessen
© Paul Korenhof, mei 2015
|
Als ik vroeger met mijn leerlingen Dante's Divina Commedia behandelde, kon ik nooit nalaten te zeggen dat ik liever naar de hel ging dan naar de hemel. Al die brave zalige geesten die alleen maar braaf en gehoorzaam hadden geleefd, lijken mij nog steeds verschrikkelijk saai, terwijl je in de hel de mensen vindt die met volle teugen van het leven wisten te genieten. Bovendien is de selectieprocedure aan de hemelpoort toch ietwat onrechtvaardig: als we op de geschriften afgaan, bevinden zich in de hel immers heel wat mensen die daar terechtkwamen wegens handelingen die inmiddels volledig geaccepteerd zijn. Zet mij dus maar bij die 'zondaars', dan heb ik later ook nog een beetje plezier! Dergelijke overwegingen steken nog steeds de kop op als ik met studenten
praat over de Romeinse opera, waarbij ik onvermijdelijk begin met de Rappresentatione
di Anima e di Corpo van Emilio de' Cavalieri op een tekst van van
Padre Agostino Manni. Inhoudelijk doet deze muzikale moraliteit
('per recitar cantando') waarop Cavalieri in 1600 het Romeinse publiek
vergaste, vooral denken aan onze eigen middeleeuwse Elckerlyc.
Behalve zéér hoogstaand, zéér leerzaam en
zéér interessant is het werk echter ook een vroeg brok muziektheater
op hoog niveau dat ik prefereer boven de ons bekende werken van Jacopo
Peri uit dezelfde periode (diens Euridice ontstond eveneens in
1600). In Cavalieri's 'nuovamente posta in musica' komen dergelijke excessen, die toch een vreemd licht werpen op de (toenmalige?) katholieke mentaliteit, gelukkig niet voor. Aan braafheid is hier geen gebrek, maar gelukkig had de componist een goed ontwikkeld gevoel voor verhoudingen, waardoor de drie bedrijven met een totale lengte van vijf kwartier niet gingen verzanden. Bovendien maakte de opbouw van het libretto dat de allegorische bijdragen van 'het plezier' en 'het mondaine leven' ook hier zorgen voor welkome onderbrekingen van alle verheerlijking van al wat verder maar deugdzaam is. Grappig is dat de weerslag van dit alles terug te vinden is in een recente opname van René Jacobs, gemaakt op basis van een door Achim Freyer geregisseerd reeks voorstellingen in Berlijn. Het maakte dat het geheel van meet af aan doortrokken is van een theatersfeer die ook de beschouwende delen een aangename levendigheid verleent. Daarbij lijkt het of de verleidingen van Piacere ('het genot') en zijn beide kompanen net iets meer sprankelen dan de 'bravere' delen van de uitvoering - of is hier mijn wens de vader van mijn gedachten? Voor de vocalisten is deze 'voor zingend declameren' geschreven muziek technisch nog niet echt veeleisend, zodat Jacobs kon volstaan met een ensemble zonder bekende namen dat hij terdege kon trainen op klank en voordracht. De weergave van de tekst is daarbij essentieel en op dat punt blijft geen wens onvervuld, ook niet in de bijdragen van het koor van de Deutsche Staatsoper Berlin. Het instrumentale tapijt waarop al deze zangers zich bewegen, is bovendien dermate verfijnd en veelkleurig, dat het soms zelfs jammer is, dat er ook nog gezongen wordt. Maar hoe het ook zij: ook deze voortreffelijk vastgelegde Rappresentazione kan bij mij niet het gevoel wegnemen dat het gezelschap van degenen die naar de hel werden verbannen, veruit te prefereren is boven dat van al die brave mensen die in het hiernamaals - en omringd door geslachtloze engelen - pap van gouden bordjes zitten te eten. index |
|