CD-recensie

Drie amazones op de viool

 

© Paul Korenhof, januari 2010

 

 
   
 
   
 

Tsintsadze: Miniatures.

Beethoven: Vioolconcert in D, op. 61.

Lisa Batiashvili (viool), Deutsche Kammerphilharmonie Bremen (Beethoven), Georgisch Kamerorkest o.l.v. de solist.

Sony Classical 88697334002Opname: november 2007 en april 2008

 

 

Beethoven: Vioolconcert in D, op. 61.

Britten: Vioolconcert op. 15.

Janine Jansen (viool), Deutsche Kammerphilharmonie Bremen (Beethoven), London Symphony Orchestra (Britten) o.l.v. Paavo Järvi.

Decca 478 1530

Opname: juli-augustus 2009

 

Dvorák: Vioolconcert in a, op. 53 - Romance in f, op. 11.

Szymanowski: Vioolconcert nr 1 op. 35.

Arabella Steinbacher (viool),
Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin
o.l.v. Marek Janowski.

Pentatone PTC 5186 353 (sacd)

Opname: mei 2009

 


Tien, twintig jaren geleden werd weleens snerend opgemerkt dat je als jonge violist al een halve carrière gemaakt had, als je beschikte over een mooie joodse achternaam. maar tegenwoordig zou zoiets gesteld kunnen worden van een jeugdig, vrouwelijk uiterlijk. In het voetspoor van de al wat oudere Anne-Sophie Mutter en 'onze eigen' Isabelle van Keulen volgde de Amerikaanse Hilary Hahn, zelfverzekerd, en een en al glamour, en daarna kwam in hoog tempo een reeks Europese virtuoses. Een opvallend talent was de Duitse Julia Fischer, die vooral snel naam maakte door haar samenwerking met dirigent Yakov Kreizberg, het NedPhO en het label PentaTone, en parallel daaraan bleek Nederland opeens een ware kraamkamer met coryfeeën als Janine Jansen, Liza Ferschtman en vervolgens de mede dankzij Jaap van Zweden als een komeet omhoog schietende Simone Lamsma. Allemaal jong en fotogeniek en barstend van talent - al vraag je je soms af hoeveel jonge vioolvirtuozen in dit sterk visueel (en commercieel...) gerichte tijdperk misschien niet doorbreken, alleen maar omdat ze minder fotogeniek of misschien zelfs van het mannelijk geslacht zijn...

Georgische verrassingen
Het afgelopen jaar verschenen drie opnamen van jonge violistes die behalve door de uitvoeringen vooral ook de aandacht trokken door de combinatie van een bekend concert met een minder bekend of zelfs totaal onbekend werk. Twee ervan boden elk op zijn eigen manier spraakmakende uitvoering van het onverwoestbare Beethoven-concert en de eerste werd gepresenteerd door de Georgische violiste Lisa Batiashvili. Zet de cd onvoorbereid op en de verrassing is groot, want het begin van de cd lijkt niet op Beethoven: wat uit de luidsprekers komt is niets meer of minder dan een licht gecultiveerde weergave van een dansfeest op de Balkan. Ik wist niet wat ik hoorde en de eerste zes tracks heb ik op een zonnige zondagochtend diverse malen achter elkaar gedraaid voordat ik aan de oude Ludwig toekwam.
Onder de titels Miniatures vergast Batiashvili ons hier op de bewerking voor viool en strijkers van zes korte composities voor strijkkwartet van de Georgische componist Sulkhan Tsintsadze (1925-1991). Geen 'grote' muziek, maar dansante stukjes waar het muzikantenplezier vanaf spettert en die door de vader van de violiste op haar verzoek voor een groter ensemble werden bewerkt. En als we het dan toch over muzikantenplezier hebben: Batiashvili en het Georgisch Kamerorkest spelen met een aanstekelijkheid die bruist, vonkt en spettert. In haar eigen toelichting verdedigt zij haar beslissing de muziek van Tsintsadze aan die van Beethoven te laten voorafgaan en zij heeft volkomen gelijk. Sterker nog: de combinatie werkt onweerstaanbaar, terwijl de omgekeerde volgorde de zes Georgische miniatuurtjes misschien toch van een deel van hun charme zou hebben beroofd.
Het vioolconcert van Beethoven speelt zij - zonder dirigent - met de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen en ook hier is het resultaat meer dan verrassend, en niet alleen door het perfecte samenspel en de flitsende dialoog die onder haar eigen leiding ontstaat. Zo brutaal en geladen heb ik Beethovens concert zelden gehoord. Al in de orkestrale inleiding spat de hars ervan af, doorwerkingen frapperen door hun helderheid en stemmen worden op elkaar gelegd met een klankbalans die soms aan Carlos Kleiber doet denken. Heel subtiel is daarbij de opname met een lichtelijk prominent gehouden vioolpartij die de brutaliteit van de uitvoering nog eens extra accentueert. De fameuze Kreisler-cadens in het eerste deel wordt daarbij behalve een weergaloze tour-de-force een meesterstukje van nuanceringskunst en detailfrasering, maar tevens de opmaat naar een larghetto dat ik zelden met het slotdeel in zo'n opwindende climax heb gehoord. Ik dacht dat ik dit concert kende, soms dacht ik zelfs dat ik het zo goed kende, dat ik geen behoefte meer had aan een nieuwe uitvoering. Ietwat kortzichtig natuurlijk ("Je wordt geborneerd," zou mijn vrouw zeggen), maar wakker geschud worden door Lisa Batiashvili is een ervaring die ik iedereen kan toewensen.

Beethoven en Britten
Een totaal andere benadering biedt een cd van Janine Jansen, die mij min of meer terugvoerde naar de Beethoven-wereld van mijn jeugd, die helemaal bepaald werd door Bruno Walter en Zino Francescatti (en Robert Casadesus op de piano, maar dat is een ander verhaal). In een meer romantisch getinte benadering horen we hetzelfde orkest onder leiding van Paavo Järvi optreden als begeleider van Janine Jansen, die eveneens opteerde voor de cadensen van Kreisler. Hier is het effect minder uitgesproken en fluweliger, in de benadering van Järvi soms zelfs enigszins naar het gezapige neigend, waarbij ik tot mijn verrassing constateerde dat in alle drie de delen zijn tempi juist hoger lagen dan bij Batiashvili.
Dezelfde musici die bij Batiashvili op de punt van hun stoelen leken te zitten, klinken hier soms alsof ze de neiging hebben om achterover te leunen en maar op de automatische piloot te vertrouwen. Gelukkig duurt dat steeds maar kort en lijkt er voldoende inspiratie uit te gaan van de Stradivarius (de 'Barrere') van Janine Jansen, minder brutaal dan die van haar Georgische collega die de 'Engleman' bespeelt, maar wel bespeeld met een karakter dat inspirerende lijkt te werken dan de directie van Järvi. Haar toon is iets vloeiender, ik zou bijna zeggen 'vrouwelijker', en de klank is iets meer ingebed, in overeenstemming met de iets romantischer benadering van het geheel. Op haar spel is echter niet af te dingen en haar persoonlijkheid zorgt voor een vertolking die staat als een huis en die zich moeiteloos kan handhaven in de 'top-tien' van de Beethoven-vertolkingen. Prachtig in haar spel vind ik altijd weer haar weergaloze spel met de dynamiek, waarbij zij zelfs op losse nootjes de subtielste nuances in crescendo en decrescendo kan aanbrengen op een manier die doet denken aan de grootste belcantisten uit de vocale wereld.
Wat deze cd ver boven de meeste concurrenten uit heft, is de combinatie met het veel te weinig gespeelde vioolconcert van Britten, toevallig het eerste concert dat ik Jansen ooit 'live' hoorde spelen en waarin zij toen al grote indruk op mij maakte. Haar interpretatie heeft zich sindsdien aanmerkelijk verdiept. Het concert laat ons een nog betrekkelijk jonge Britten horen (de componist was 37 toen het werk in 1949 in première ging), maar ook een Britten die op dat moment een cruciale fase in zijn leven doormaakte. Het was de tijd waarin hij een tijdelijk toevlucht had gezocht in de VS, omdat zijn geliefde Engeland even niet de beste plaats was om te vertoeven. Enerzijds zat hij met het probleem dat zijn relatie met Peter Pears steeds meer in de openbaarheid kwam, anderzijds bestond de mogelijkheid dat zijn sterk pacifistische instelling tot een conflictsituatie kon leiden in zijn eigen land, aangezien kort daarvoor in Europa de oorlog was uitgebroken. Zoals zoveel Europese kunstenaars was Britten in de jaren daarvoor bovendien bijzonder getroffen door alle berichten over de verschrikkingen tijdens de Spaanse burgeroorlog en al deze elementen speelde nwaarschijnlijk een rol tijdens het ontstaan van een introvert vioolconcert waarin het voor Britten zo kenmerkende dansante element, hier bijna onvermijdelijk van Spaanse origine (o.a. een uitgebreide passacaglia in het slotdeel) wordt vermengd met nu eens weemoedige, dan zelfs tragische accenten. En in deze muziek is niet alleen Jansen in haar element, ook Järvi laat zich hier van zijn beste zijde horen, wellicht mede onder invloed van een uiterst toegewijd London Symphony Orchestra.

Dvorák en Szymanowski
Een niet minder intrigerende combinatie is te vinden op de nieuwste cd van de Duits-Japanse Arabella Steinbacher, die in 2004 opeens veranderde van een veelbelovende violiste in een komeet aan de muzikantenhemel, toen zij op het laatste moment insprong voor een collega bij het toen door Neville Marriner geleide Orchestre National de France. Haar techniek is adembenemend, haar toon hooguit een fractie minder geacheveerd dan die van Jansen, haar spel komt in ieder geval via haar eerste opnamen iets introverter over dan dat van Batiashvili, maar de klank van haar Stradivarius (de 'Booth') straalt niet minder persoonlijkheid uit. Van haar verscheen onlangs een cd met een niet minder interessante koppeling, en ook hier staat letterlijk en figuurlijk modernste muziek, het Eerste Vioolconcert van Szymanowski, aan het begin. Voor een breed publiek kan deze Poolse componist nog altijd wat ontoegankelijk zijn, maar dat bezwaar lijkt hier volledig afwezig. In samenwerking met Marek Janowski en het RSO Berlin maakt Steinbacher er vloeiend-romantische muziek van, vol dromerige momenten en meeslepende climaxen, maar de vraag wordt wel: is dit echt Szymanowski? Of horen we hier een geromantiseerde versie die eigenlijk tegen het feitelijke karakter van de muziek in gaat? En zo ja? is dat geoorloofd? Ik blijf het antwoord schuldig - met opzet. Aan de ene kant ben ik me ervan bewust dat een iets bijtender aanpak wellicht idiomatischer is, maar ik ben ook de laatste die hier recht van spreken heeft. Maar al te goed herinner ik me hoe de prachtig gepolijste uitvoeringen die Karajan ooit gaf van de muziek van Berg en Webern in mijn jeugd voor mij de deur naar hun muziek hebben geopend, en hoe de bijzonder 'mooie' Wozzeck die Abbado ooit in Wenen dirigeerde mij meer ontroerd heeft dan enige andere uitvoering tot dat moment. Als Steinbacher en Janowski op deze manier een nieuw publiek tot Szymanowski weten te 'bekeren', waarom dan niet? Indrukwekkend is het in ieder geval wel, zeker in de prachtige brede, net niet te ruimtelijke surround-opname van PentaTone.
Meer moeite heb ik helaas met hun beider Dvorák, of liever: met de Dvorák waartoe Janowski zijn soliste veroordeelt. Hier lijkt het woord routineus op zijn plaats. De Romance die dient als overgang, leunt nog helemaal op het spel van Steinbacher die duidelijk laat horen welk talent zij in huis heeft, maar in het daarop volgende vioolconcert lijkt zij onvoldoende in staat de zaken naar haar hand te zetten. Janowski lijkt weinig geïnspireerd en het orkestspel, vooral dat van de strijkers ontaardt soms in een brijige klank die mijlenver verwijderd is van het in vergelijking daarmee hemelse spel van Steinbacher. Als staaltje van virtuoze en muzikanteske violistiek doet het spel van Steinbacher ook hier nauwelijks onder voor dat van Jansen, maar in haar eentje redt zij het helaas maar tot op zekere hoogte.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links