CD-recensie
© Neil van der Linden, november 2022 |
Die vraag of hij de eerste componist van Afrikaanse komaf in Europa was kom je sinds enige jaren vaker tegen als het over de zestiende-eeuwse componist Vicente Lusitano gaat. Over hem is niet heel veel bekend, behalve dat hij rond 1520 werd geboren en dat het laatste tot nu toe gevonden teken van leven uit 1562 stamt. De naam Lusitano duidt erop dat hij uit Portugal komt. Maar binnen het Portugese taalgebied zou 'Portugees' als tweede naam zo weinig specifiek zijn dat we mogen aannemen dat hij oorspronkelijk niet zo heette. Van zijn composities zijn alleen een aantal motetten bewaard gebleven in het in Rome in 1551 gedrukte Liber primus epigramatum plus een losstaand motet Heu me Domine als onderdeel van een theoretische verhandeling, waarover verderop meer, maar dat zijn tot nu toe bekendste werk is geworden. Op de titelpagina van dat Liber primus epigramatum staat als naam Vincencii Lvsitani, 'van Vincent de Portugees'. Vandaar Lusitano. In Rome was de aanduiding 'de Portugees' een stuk specifieker. Hoe zit het met die Afrikaanse komaf? In een achttiende-eeuwse bron wordt hij aangeduid als 'pardo', een Portugees woord voor iemand van gemengd Afrikaans-Europese komaf, in het Spaans een mulato. Er zijn aanwijzingen dat de componist een moeder van Afrikaanse komaf had. Meer weten we niet. Merk op dat in de tijd waarin Lusitano geboren werd was de slavernij van Afrikanen in Amerika nog niet op gang was gekomen. Wel is er sinds 1470 gedocumenteerd transport van slaafgemaakten van Afrika naar Portugal. Wat de mogelijke status van die eventuele moeder van Lusitano was is daarom vooralsnog niet duidelijk. Portugal bedreef wel slavernij vanaf Oost-Afrika naar zijn koloniën in India en Sri Lanka/Ceylon. Maar misschien was ze een nazaat van Moorse Afrikanen, misschien was haar familie van over de Sahara geëmigreerd. Misschien stamde ze ook af van diplomaten. Verderop bespreek ik een schilderij van Lissabon uit de tweede helft van de zestiende eeuw waarop Lissabon wordt afgebeeld als een multiculturele samenleving, met zowel witte als zwarte bewoners in de hogere en de lagere standen. Maar misschien was ze een nazaat van Moorse Afrikanen, misschien was haar familie van over de Sahara geëmigreerd. Misschien stamde ze ook af van diplomaten. Verderop bespreek ik een schilderij van Lissabon uit de tweede helft van de zestiende eeuw waarop Lissabon wordt afgebeeld als een multiculturele samenleving, met zowel witte als zwarte bewoners in de hogere en de lagere standen. Het laatste dat we over Lusitano weten is dat hij in 1561 naar Stuttgart reisde, dat hij inmiddels getrouwd was en dat hij - terwijl hij daarvoor ook te boek stond als priester in de Roomse kerk- Protestant was geworden, mogelijk met de bedoeling een aanstelling te krijgen bij een Protestants Duits hof. NB Hij bekeerde zich opmerkelijkerwijs tot het Calvinisme, niet tot het in Duitsland gangbare Lutheranisme. Uit 1562 dateert nog een motet, Beati Omnes (dus wel in het Latijn), gepubliceerd in een Zuid-Duitse bundel voor de Protestantse eredienst. Jarenlang bestond Lusitano's discografie voornamelijk uit opnamen van dat ene motet Heu me Domine dat niet uit het Liber primus epigramatum afkomstig is. Bijvoorbeeld zoals voorbeeldig opgenomen door het Paul van Nevel met het Huelgas ensemble op het album: Canções, Vilancicos e Motetes Portugueses séculos XVI - XVII uit 1994. Er staat een instrumentale versie op een CD van Myrna Herzog en het Phoenix Ensemble die is gewijd aan de muziek van de Portugese kolonisatoren in Brazilië. Al is het de vraag of Lusitano's muziek daar ooit is gespeeld. Mooi is het in elk geval. Op de CD 'As Brazil was discovered' staat Lusitano broederlijk tussen Josquin, Isaac, Susato, Alfonso el Sabio, de Hugenoot Gaudimel (zijn psalm V, die werd uitgevoerd in Rio 1557; Gaudimel werd vermoord in de St Bartholomeus-nacht in 1572) en Sefardische muziek. Heu me Domine was dus waarschijnlijk eigenlijk minstens half bedoeld als academische demonstratie van Lusitano's ideeën over contrapunt en melodie, en let eens op de spectaculair stijgende en dalende chromatisch zanglijnen. Heu me Domine stamt namelijk uit een traktaat geheten Tratado de canto de organo. Lusitano betoonde zich daarin één van de pioniers van de moderne diatonische toonladder, die het mogelijk maakt om van zonder microtonen polyfoon te zingen, ongeacht de toonsoort en intervallen. Een ander stokpaardje van Lusitano was het geïmproviseerde contrapunt, en hij moet op grond van zijn theoretische ideeën in Rome gezag hebben gehad. Samen met een andere theoretische verhandeling van zijn hand, Introduttione facilissima et novissima (Rome 1553), beleefde Tratado de canto de organo indertijd een flink aantal herdrukken. Bijzonder is dat dat misschien niet eens zozeer voor uitvoering bedoelde Heu me Domine vooruit blikt naar Gesualdo en Monteverdi op hun chromatisch en hun dissonant. Toch baarde ook in elk geval één ander werk van hem indertijd opzien. Op grond daarvan raakte hij zelfs verwikkeld in een verwoed debat, met ene Nicola Vicentino, vanwege zijjn motet Regina caeli en toelaatbare chromatiek en de toepassing van de antieke Griekse genera in de toenmalige muziekpraktijk, in het bijzonder of toenmalige muziek kon worden verklaard in termen van het diatonische genus alleen (zoals Lusitano beweerde) of (zoals Vicentino beweerde) als een combinatie van de diatonische, chromatische en enharmonische geslachten, waarvan de laatste een microtoon bevatte. Een panel met onder meer leden van de Sixtijnse Kapel gaf Lusitano gelijk. Toch bleek het een Pyrrusoverwinning. In 1555 publiceerde Vicentino een verslag van het debat dat destijds als misleidend werd beschouwd, maar desalniettemin generaties Italiaanse componisten zou beïnvloeden. Na deze verwikkelingen verdwijnt Lusitano weer uit de annalen, tot hij in 1561 in Duitsland opduikt, getrouwd blijkt en tot het Protestantisme bekeerd. Waarna hij in 1562 echter helemaal uit de geschiedschrijving verdwijnt. Lusitano was blijkbaar een groot bewonderaar van Josquin des Prez (ca 1450-1521). Enkele van zijn motetten zijn zelfs regelrecht van diens composities afgeleid. Zo breidt hij de vijf afzonderlijke stemmen van Josquins motet Inviolata uit tot acht. 'Terwijl het onmiskenbaar schatplichtig is aan Josquins vijfstemmige zetting, is het ook radicaal anders,' schrijft Rory McCleery, oprichter en artistiek directeur van het Marian Consort, in het programmaboekje van de eerste CD geheel gewijd aan werk van Lusitano. 'De relatief sobere stemmenweefsels uit het begin van de zestiende eeuw worden ingeruild voor de vollere, caleidoscopische polyfonie van Lusitano's generatie. Hij behoudt Josquins verdeling van de tekst in drie verschillende muzikale secties, maar weeft er een canon doorheen die is gebaseerd op de Gregoriaanse melodielijn, met intervallen van een kwint telkens op drie dubbele noten afstand. Het is een staaltje compositorische bravoure die echter niets afdoet aan de pure schoonheid van het stuk.' In het eveneens op Josquin gebaseerde Salve regina voegt Lusitano twee altstemmen toe, waarbij hij één stem de complete originele Gregoriaanse zanglijn voor haar rekening laat nemen terwijl hij fragmenten van die melodie over de andere stemmen verdeelt. Het resultaat is een bijna hallucinogeen repetitief effect waarbij vergeleken Reich en Glass natuurlijk verbleken! Met dit alles is de muziek van Lusitano ongekend vloeiend en melodieus. We gaan klankmatig al duidelijk richting Tomas Luis de Victoria (Spaans componist 1568 - 1611) of Duarte Lobo (Portugees componist 1565 - 1646). Soms lijkt Byrd (1540-1623) niet eens ver weg. Lusitano maakt temidden van die vloeiende bewegingen ook gebruik van fraaie onverwachte, snijdende dissonanten die Vlaamse voorgangers als Obrecht en Isaac in herinnering brengen maar muzikaal ook vooruitwijzen naar de vroege barok. We moeten concluderen dat Lusitano al deze elementen tot een eigen stijl heeft omgesmeed. De vraag dringt zich dan op of hij een ten dode gedoemde muzikale zijtak was, of dat je hem, mede gezien het succes van zijn academische geschriften, als minstens een essentiële overgangscomponist mag beschouwen, die je, net als bijvoorbeeld met Carl Philip Emanuel Bach, een eigen plaats in de muziekgeschiedenis mag toekennen. Het Marian Consort zingt dit oeuvre fraai, Engels, maar niet té. Niet te klinisch dus, met genoeg kleuring in de stem, een beetje alsof het bij het Huelgas Ensemble in de leer is geweest. Door het karakter van de stemmen, de enkelvoudige bezetting en de niet te ruime akoestiek van de kleine All Hallows' Gospel Oak kerk krijgt het geheel een intiem karakter. (Opnamen van het Schotse label Linn zijn technisch altijd puik.) Het lijkt mij dat het ensemble een vaste plaats verdient in de wereld van de Renaissance-muziek. Er wordt wel eens beweerd dat de geschiedenis Lusitano heeft verdrongen vanwege zijn mogelijke huidskleur. Een recent artikel uit de Guardian artikel neemt daar sterk stelling in: 'Vicente Lusitano: Why was the first Black published composer just a footnote in histories?' Maar ja, aangezien we zo weinig weten over Lusitano is dit ook maar een hypothese. Hij was bovendien niet de enige Renaissance-componist van wie we weinig weten en van wie waarschijnlijk een belangrijke deel van zijn oeuvre verloren is gegaan. Misschien zijn zijn partituren en overige levenstekenen wel in een Duitse Beeldenstorm of ander oorlogsgeweld verloren gegaan. Of misschien is hij onderweg door Duitsland beroofd, of erger. En er was ook nog de pest. Ik merkte al op dat het tijdperk van de trans-Atlantische slavernij nog niet was begonnen. Portugal bedreef wel slavernij vanaf de kust van Oost-Afrika naar koloniale nederzettingen in India en Ceylon. Toch is er dat prachtige anoniem schilderij met een panorama van Lissabon, vermoedelijk geschilderd door een Nederlander, waarop opvalt dat mensen van verschillende etnische komaf vrijelijk met elkaar omgaan, met zowel Afrikaanse als 'witte' personen van hoog tot laag in maatschappelijke rang. Let ook op het schilderij dat het Marian Consort voor de voorkant van het CD-boekje heeft gekozen, Aanbidding door de Wijzen uit het Oosten uit 1507 van Hans Baldung (c.1484-1545). Baldung leefde in Baden-Württemberg, dus in de buurt van Stuttgart waar Lusitano voor het laatst is gesignaleerd. Opmerkelijk is dat naast de persoon achter in het midden, mogelijk gemodelleerd naar een opdrachtgever, twee mannen van Afrikaanse komaf het meest natuurgetrouw geschilderd zijn, de ene één van de wijzen, de andere een ridder. Baldung was al gestorven lang voordat Lusitano in 1561 in Duitsland arriveerde. In elk geval is van belang dat blijkens dit schilderij men ook in Midden-Europa goed op de hoogte was van Afrikaanse fysionomieën. Er is echter ook een intrigerend Nederlands schilderij uit grofweg deze zelfde tijd, dat in het Rijksmuseum hangt: een portret van een vooralsnog onbekende Afrikaanse man door Jan Mostaert (ca. 1474-ca.1552) uit Haarlem, gemaakt ergens tussen 1525 en 1530. Uit zijn kleding en de broche op zijn hoofddeksel zouden we kunnen afleiden dat hij een voorname eigentijdse persoon was, mogelijk een hoveling aan het hof van onze landvoogdes Margaretha van Oostenrijk, de tante van Karel V, in Mechelen of Brussel. Zijn insignes wijzen erop dat hij een bedevaart had gemaakt naar een nabijgelegen bedevaartsoord. Het is één van de meest realistische werken van Mostaert, en de persoon zou zomaar heden ten dage voor ons kunnen staan. Ook op dit schilderij was er nog geen spoor van slavernijverhoudingen. Vanwege het academische karakter van Heu me domine hebben ook veel musicologische ensembles zich op het werk gestort. Niet altijd per se geweldig, maar het bracht de naam van Lusitano in elk geval weer tot leven. ________________ index |
|