|

CD-recensie
© Maarten Brandt, juni 2019
|
Voermans: Godenlicht
Eric Vloeimans (trompet), Orkestre Elektrophonique
Attacca ATT 2019159 • 76' •
Opname, productie en compositie: november 2016 - december 2018, Het Witte Huis, Buurmalsen en 2005 Studio Grasland, Haarlem (trompetsoli)
www.attaccaproductions.com
|
|
|
Erik Voermans is een van de meest intrigerende en veelzijdige muzikale fenomenen in ons land. Hij is van huis uit musicoloog en daarnaast ook een uitstekend gitarist. Maar evenzeer is hij een componist om rekening mee te houden. En alsof dit nog niet genoeg is behoort hij nog tot het echte gilde van muziekjournalisten, de laatste der Mohikanen in ons land als het ware, die hun vak door en door beheersen, maar tegelijkertijd ook hun liefde daarvoor in alle toonsoorten belijden, getuige de vele artikelen en beschouwingen die hij over muziek in Het Parool heeft geschreven en nog schrijft (zij het te sporadisch, maar dat ligt niet aan hem), van welk dagblad hij de muziekredacteur is en dit inmiddels al decennia lang. Het opmerkelijk daarbij is - ik schreef dit al eerder in mijn bespreking voor onze site van Voermans lijvige bundel componisteninterviews 'Van Andriessen tot Zappa' - dat hij als weinigen van zijn generatie optimaal de kunst verstaat zich zeer toegankelijk over zelfs de moeilijkste onderwerpen uit te laten zonder ook maar één inhoudelijke concessie te doen. Uit dat boek, en speciaal ook de inleiding, blijkt hoe rijk en gelaagd Voermans muzikale oriëntatie is. Hij is even grondig doorkneed in de - hoog gekwalificeerde - vormen van Pop-, Jazz- en andere niet klassieke muziekvormen als in het erfgoed van de muziekgeschiedenis 'tout court', dit met inbegrip van de toonkunst uit het recente en verdere verleden.
Kruisbestuivingen
Met andere woorden, als er een 'cross-over' persoonlijkheid van immense klasse is, dan is het Voermans wel. Maar pas op! Want 'cross-over' is een verschijnsel dat voordat we het goed en wel in de gaten hebben wordt getrokken in de sfeer van goedkope rapsessies, een mengelmoes van nep-klassiek en de laagste varianten van muzak om maar volle zalen te trekken. Kortom, een mix van stijlen die met recht populistisch mag worden genoemd en valt te schuiven onder een noemer die we gerust de 'verMacDonaldisering' van de klassieke muziek mogen noemen. 'Cross-over' à la Voermans moet in de geest van kruisbestuivingen zonder meer worden opgevat en dat brengt ons bij de essentie van de componist in kwestie. Want om het even op welke soorten muziek er ook wordt gezinspeeld en welke al dan niet verborgen (voor het merendeel quasi- en stijl-) citaten in Voermans klanktaal opduiken; altijd treden ze in een uiterst geraffineerde, subtiele en nadrukkelijk geabstraheerde vorm aan de dag. En wel zodanig dat het uiteindelijke resultaat een geheel is dat ondanks die latente invloeden met niets valt te vergelijken. Voermans stijl en vocabulaire zijn volstrekt oninwisselbaar. Net zo oninwisselbaar als die van een Miles Davis, Louis Andriessen, Morton Feldman, Frank Zappa, Anton Webern, Pierre Boulez of Otto Ketting bijvoorbeeld, allemaal helden van Voermans. Stockhausen heeft ooit gezegd dat de ideale plaats in een muziekwinkel waar de opnames van zijn werk bij voorkeur zouden moeten staan (toen nog LP's) de schappen van de pop- en jazz-muziek zijn. Voor Voermans gaat feitelijk hetzelfde op. Want hoogstaande pop- Jazz- en aanverwante muzieksoorten kennen evengoed als de klassieke muziek het topsegment, terwijl ook laatstgenoemde muziek minder tot zelfs uiterst magere resultaten heeft opgeleverd. Wat Voermans als componist doet, althans zo ervaar ik dat, is het bijeenbrengen van het beste van beide werelden, iets waarin bijvoorbeeld Zappa op zijn manier ook een meester was en waaruit een totaal voortkomt waarvan het geheel aanzienlijk meer is dan de optelsom van de delen.
'Gesamtkunstwerk'
'Godenlicht' slaat in het onderhavige geval op de 'Aurora Borealis' of het 'Noorderlicht' dat tijdens de winter onder andere in Lapland kan worden waargenomen. Niet voor niets luidt de subtitel van dit imposante vijfluik dan ook 'Lapland music'. Echter het woord 'Godenlicht' wekt tevens associaties met 'Godenschemering' (Götterdämmerung), de naam van het sluitstuk van de tetralogie 'Der Ring des Nibelungen' van Wagner. Niet dat Voermans in sublieme sonoriteiten gevatte Lapland-Odyssee stilistisch ook maar één seconde in de buurt komt van de klankmagiër van Bayreuth, maar wel bevinden we ons min of meer in het domein van het 'Gesamtkunstwerk'. Wel te verstaan in die zin dat 'Godenlicht' niet op zichzelf staat. Immers deze compositie - ruim vijf kwartier lang - is op te vatten als een monumentale uitwerking van 'Nocturnal Ghost Songs' die Voermans in 2005 schreef en waarvan hij elementen gebruikte voor zijn 'Lapland music', met name de trompetsoli die hij voor Vloeimans creëerde en die in al dan niet geparafraseerde vorm de rode draad hebben opgeleverd in vier van de vijf delen waaruit 'Godenlicht' is samengesteld. Ook is er een link met Boulez te leggen, die details die 'naast de schrijftafel' vielen tijdens het ontstaan van 'Répons', voor 'Derive I' en 'II' gebruikte. Met dien verstande dat de wijze waarop Voermans dergelijke elementen door zijn muziek weeft meer wegheeft van een soort Jazzsessie die nooit heeft plaatsgevonden, dan het tot op de kleinste vierkante millimeter vastgelegde betoog in Boulez' klinkende nalatenschap.
Poëzie
Een ander element dat Voermans niettemin met zijn grote voorbeeld deelt is het virtuele karakter - zij het, dat in tegenstelling tot Boulez bij Voermans alles virtueel is. Er wordt niet live door andere musici dan de componist zelf gemusiceerd, aangezien het Erkestre Elekrtophonique van begin tot eind wordt bediend door zijn schepper achter de mengtafel van zijn fenomenale technische apparatuur. En dit laatste zodanig dat alles wat ook maar bij benadering naar het technocratische zweemt schittert door absolute afwezigheid. Het is namelijk een en al poëzie wat ons in 'Godenlicht' tegemoet klinkt. Dit in de gedaante van een sublieme 'monologue intérieure', gevat in een belichaming van fascinerende trajecten, waarin alle sonoriteiten - om het even of het nu het zinspelen op slagwerkfiguren of het geluid van krakende voetstappen (een verwijzing naar de reiziger die zich een weg baant door het weidse en ongenaakbare winterlandschap van de Lapse wouden en vlakten) betreft; dit alles is uitgekristalliseerd, het kan niet genoeg worden onderstreept, in een op en top geabstraheerd muzikaal avontuur van een enorme grootsheid en ultieme transparantie. Een van de meest indrukwekkend voorbeelden is het openingsdeel (met 20 minuten speelduur het langste van het vijfluik), waarin zowel het horizontale verloop als de zich in trage bewegingen ontvouwende ritmische cadans bij mij herhaaldelijk associaties oproepen met het eerste deel van de Symfonie, opus 21 van Anton Webern (een van de eclatante hoogtepunten uit diens oeuvre), maar tegelijkertijd met het beste van de grootschalige jazzexercities van Miles Davies en. de vergeestelijkte toonkunst van Morton Feldman. Waarbij overigens nergens letterlijk uit het werk van genoemde componisten wordt geciteerd. Als er al sprake is van citaten, zoals in een van de andere delen een snel voorbij schietende verwijzing naar een van de pianoconcerten van Beethoven, geschiedt dit op een manier als gevolg waarvan het citaat met terugwerkende kracht toch niet als zodanig werkt. Een feit dat Voermans verwant maakt met een van zijn andere geliefde componisten, te weten Otto Ketting.
Timing
Dat we hier met een muzikale persoonlijkheid van statuur te maken hebben, blijkt bovendien uit de omstandigheid dat men, ondanks de lengte en de langzame tred van zijn stijl, van begin tot eind geboeid om niet te zeggen aan de stoel genageld blijft luisteren. En dat ruim vijf kwartier lang, een tijdspanne die toch pijlsnel voorbijvliegt. Want wat is een van de eigenschappen waardoor een groot componist zich van een middelmatig begaafde muziekvinder onderscheidt? Juist, timing. En Voermans is een timer van jewelste, getuige zijn vermogen enorme spanningsbogen zonder ook maar een knik door te trekken. Dit is echt grote muziek in de meest veelomvattende zin van het woord, waarmee Voermans zich tot de voorste gelederen van het eigentijdse componeren in het algemeen en dat in ons land in het bijzonder heeft verheven. Daarbij hebben Guido Tichelman en Bastiaan Kuit van Studio Groenland te Hilversum voor een opname gezorgd die van een niveau is om van te watertanden. Het gaat dan wel om een 'gewone' cd-registratie, maar het karakter van de klank vertoont een niet zelden surround-achtige allure. Hierdoor is een uiterst sonoor geluid ontstaan met een uitstraling die - maar ik bedoel dit als metafoor en niet 'toeristisch'; immers de aanleiding tot het concipiëren van een muziekstuk en het werk zelf zijn allesbehalve identiek - haast als een pendant van de 'Aurora Borealis' kan worden gezien. Een uitmuntende productie met toelichtingen van de maker zelf, maar ook een monument voor die andere Eric, namelijk Vloeimans, die net zo goed aan de wieg heeft gestaan van deze voorbeeldige uitgave en dus mede als oervader van dit kunstwerk kan worden beschouwd. Een cd die geen liefhebber van het eigentijdse componeren zich mag laten ontgaan.
|
|