|

CD-recensie
© Maarten Brandt, maart 2021
|
Ten Holt : Canto Ostinato (orkestratie: Anthony Fiumara) – Une Musique Blanche – Centri-fuga
Noord Nederlands Orkest o.l.v. David Porcelijn
Aliud ACD OH 114-2 • 48' + 64' • 2 cd's + 1 Blu-ray disc • 1.42' •
Opname: Groningen, Oosterpoort, 7 februari 2014 (Centri-fuga), 22 januari 2016 (Une Musique Blanche for Orchestra), 12 en 13 oktober 2017 (Canto Ostinato) |
|
|
Het zal in 1976 of 1977 zijn geweest toen ik voor het eerst - via een gezelschap waar ik lid van was en ben - wijlen de architect Bob Arendsen leerde kennen. Hij gaf onder meer les op de kunstacademie in Arnhem (nu Artez) en zo kwamen we op een gegeven ogenblik over de toonkunst te spreken. En over het feit dat een zekere meneer Ten Holt op voornoemde instelling muziek doceerde. Ik had nog nooit van de goede man gehoord, maar vernam van Bob dat hij juist de laatste hand had gelegd aan een urenlang durend stuk voor vier piano's. Hij was daar diep van onder de indruk en had er zelfs een fragment van op band. Of ik eens wilde luisteren. Natuurlijk wilde ik dat. Enfin, een warm bad van breed uitwaaierende, telkens herhaalde, geparafraseerde en diatonische akkoorden klonken mij tegemoet. Niet helemaal ‘'my cup of tea' omdat de hormonen – ook toen al! – bij mij met name door de keel gierden tijdens het luisteren naar de klinkende nalatenschap van Bruckner, Mahler en de drie schutspatronen van de Tweede Weense School. Hoe het ook zij, toch ging er een speciale fascinatie van uit, vooral door de hypnotiserende kracht van die sonore, open en heldere klank, in het leven geroepen door die vier piano's. Achteraf bezien bleek ik aan de wieg te hebben gestaan van een werk dat in Nederland en daarbuiten nadien een ware cultstatus zou verwerven en dat voor menigeen een dankbare en onuitputtelijke bron zou blijken te zijn voor allerhande bewerkingen (alleen die voor mondharp ontbreekt als het ware vooralsnog – maar die komt ook nog wel!).
Muzikale synchroniciteit
We hebben het natuurlijk over Canto Ostinato voor één of meerdere toetsinstrumenten van Simeon ten Holt (1923-2012) dat nu bij vriend en vijand wijd en zijd bekend is. Toen echter viel nog niet bij geringste benadering te vermoeden dat het die kant opging. Het fascinerende is bovendien op te merken dat in dezelfde tijd waarin Ten Holt zijn meest bekende opus schreef – namelijk tussen 1973 en 1976/77 - Steve Reich doende was met zijn Music for eighteen musicians, dat terecht als een van de kantelpunten wordt beschouwd in de muziekgeschiedenis van de 20 e eeuw. En uitgerekend dat kan in ons land met recht worden beweerd van Ten Holts Canto Ostinato dat op een andere wijze net zo een status geniet als (Louis) Andriessens De Staat dat zijn vuurdoop beleefde in… 1976! Als dit geen voorbeelden van muzikale synchroniciteit zijn, dan weet ik het niet meer. Waarbij met nadruk moet worden aangetekend dat Ten Holt, alvorens de weg van de repetitieve of ‘minimal' muziek (een term die toen nog amper was ingeburgerd) in te slaan, geducht en op zijn onvervreemdbaar eigen manier heeft geëxperimenteerd met de verworvenheden van de seriële muziek. Ook wat dat betreft wist hij bijzonder goed waar Abraham de mosterd vandaan haalde. Aanzienlijk later heb ik hem ook persoonlijk leren kennen toen ik de componist voor een van onze dagbladen in zijn woonstee te Bergen (Noord-Holland) moest interviewen. Anders dan sommigen wellicht op grond van de overdonderende populariteit van Canto Ostinato zouden verwachten, was Ten Holt een uiterst ingetogen, non-commerciële en filosofisch-beschouwende persoonlijkheid. Iemand die allesbehalve uit was op een eigen gelijk, het ‘a priori' van de nieuwe eenvoud en bovendien een man die eigenlijk verrast was over het succes van zijn meest bekende werk, dat hem uiteraard bepaald geen windeieren had gelegd, maar daar hoorde je hem niet over.
‘Vreemdelingschap'
Op mijn vraag wat hij feitelijk met zijn muziek wilde uitdrukken, wat als drijfveer diende tot bijvoorbeeld het ontstaan van Canto Ostinato noemde hij een mooi woord: ‘vreemdelingschap'. Als kenmerk voor zijn romantische grondhouding. Een ontroerende bekentenis die ook mij, nog geheel los gezien van Ten Holts klinkende nalatenschap, enorm aansprak. Want zoveel is immers duidelijk ‘vreemdelingschap' ligt op een zeer geringe steenworp afstand van ballingschap. En hierin schuilt een fundamenteel verschil, bij alle overeenkomsten, met de persoonlijkheid van Steve Reich wiens minimale uitingen veelal veel ‘urbaner' zijn evenals die van Philip Glass wiens opera Einstein on the beach eveneens in 1976 werd voltooid. Maar diens klanktaal is lichtjaren ver verwijderd van die van de meer vergeestelijkte en teruggetrokken levende Ten Holt in wiens Canto ostinato eerder de geesten van Schubert en Schumann lijken rond te waren. Zij het dan gespeend van het manische karakter dat de muziek van laatstgenoemde soms zo kenmerkt.
Volharding
Nog even over die talrijke bewerkingen. Met het leeuwendeel ervan heeft ondergetekende weinig tot niets op. In zijn gedaante voor vier piano's vond ik deze compositie het meest overtuigend. Daaraan is voor mij anno 2021 nog niets veranderd. Totdat de spraakmakende release met de orkestbewerking door componist Anthony Fiumara van het Noord Nederlands Orkest op mijn deurmat plofte om voor onze site te worden gesproken. Nu is Het Noord Nederlands Orkest typisch zo'n gezelschap waarvoor je even geducht rechtop in je stoel gaat zitten. Sedert jaar en dag timmert dit ensemble namelijk, resultaat van een fusie van het Noordelijk Filharmonisch Orkest en het Frysk Orkest, aan de weg met projecten die tot ver buiten de regio de aandacht trekken door de volharding waarmee artistiek leider Marcel Mandos keer op keer verrassende projecten weet te realiseren van een dermate grensverlegging dat de overige orkesten meestal enorm het nakijken hebben. Noem mij een orkest dat het presteert in het kader van het Lowlands festival onder vaste gastdirigent Antony Hermus Ligeti's Mysteries of the Macabre uit te voeren op een manier waar de vonken van afspringen of voor – zij het alweer de nodige jaren geleden – de landelijke primeur te tekenen van Henze's Tiende symfonie . Overbodig te zeggen dat het geheel nog met tal van andere wapenfeiten kan worden aangevuld.
‘Fysieke verleidingsdans'
Maar nu terug naar Simeon ten Holt en de bewerking voor symfonieorkest die Anthony Fiumara van diens Canto Ostinato vervaardigde. Fiumara, die geruime tijd composer-in-residence van het NNO was en de ins en outs van dit orkest tot in de puntjes kent. Deze symfonische adapatie, ontstaan in opdracht van het Residentie Orkest en op 13 mei 2016 in de Rotterdamse Doelen onder leiding van Otto Tausk ten doop gehouden, beleeft hier zijn fonografische primeur. In een artikel uit de VPRO-gids uit de periode van de vuurdoop in 2016 geeft Fiumara een ontboezeming over wat hem tot deze orkestratie bewoog, een bewerking waarbij elke noot van niemand anders is dan van Ten Holt. Met dien verstande dat er enkele lang aangehouden tonen uit een eerder werk zijn ‘binnengesmokkeld', te weten Perpetuum, in eerste aanzet geschreven in 1973 en te beschouwen als een soort oerversie of voorstudie van Canto zoals we dat nu kennen. Laten we Fiumara zelf aan het woord in dat bewuste VPRO-artikel (met dank aan de componist voor het ter beschikking stellen daarvan):
“Canto Ostinato [is] net een schilderij van Mark Rothko. Een monochroom kleurvlak voor vier piano's dat eigenlijk lastig voor orkest is te bewerken. Vier pianisten kunnen onderling goed afspraken maken over hoe ze het stuk gaan inkleuren. Maar met een tachtigkoppig orkest wordt het een ander verhaal. Alsof je een intiem tafelgesprek moet vertalen naar een massale partijbijeenkomst. Het orkest wordt nu in tweeën gedeeld, waardoor een soort dialoog tussen spelers bewaard blijft. Maar de dirigent neemt de beslissingen.”
Op de vraag waarom Canto ostinato zoveel luisteraars in hun ban slaat heeft Fiumara het volgende antwoord:
“Canto Ostinato is één grote fysieke verleidingsdans. De bedwelmende trance en aanhoudende poëtische hunkering maken het werk zo geliefd (…). Alles (…) zet koers naar dat grote melodische thema. Één enorm verlangen dat bijna niet geconsumeerd wordt (…). Behalve minimal is Canto boven alles romantisch (…). Als alles klopt stuurt het werk aan op een nog grotere climax.”
En:
“In tegenstelling tot de heersende vooroordelen is Ten Holts werk geen simpele muziek (…). De eenvoud is bedrieglijk. Er gebeurt zoveel als je goed kijkt en luistert. Maar een werk dat vol herhalingen zit en zo aanslaat bij een breed publiek, dat werkt op sommige criticasters als een rode lap.”
Verrassend daglicht
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik me tot voor kort ook op de lijn van die door Fiumara gesignaleerde criticasters bevond en dat al die bewerkingen me wat dat betreft ook niet op andere gedachten hadden kunnen brengen. Totdat ik deze meesterlijke opgenomen vertolking van deze transcriptie door het Noord Nederlands Orkest onder de volkomen ten onrechte zo ondergewaardeerde dirigent David Porcelijn hoorde, waardoor het inhoudelijke potentieel van dit alom doodgespeelde stuk voor mij in een dermate verrassend daglicht kwam te staan dat ik meende naar iets ongehoords te luisteren. Er ging echt een wereld voor me open. Opeens bespeurde ik, weliswaar niet in de vorm van letterlijke citaten, reminiscenties aan stukken als Shaker Loops (1978) en Harmonium (1981) van John Adams, die echter toen Ten Holt aan zijn Canto schaafde nog moesten worden geschreven. Maar het bloed kruipt hier, dat zij eerlijkheidshalve toegegeven, toch enigszins waar het niet gaan kan, aangezien Fiumara zich tevens op onder meer stukken van John Adams heeft gestort. Waarbij, het zij nogmaals onderstreept, in deze bewerking van Ten Holt qua notentekst niets anders klinkt dan die van de oorspronkelijke maker. De vertolking onder Porcelijn cum suis laat zich ondergaan als één reusachtige spanningsboog die geen enkele knik vertoont en daarenboven nog eens bewijst van welke formidabele kwaliteit het NNO is.
Uitgekiend marketingbeleid
Maar er is meer. Want deze riante uitgave bevat ook de opnames van twee werken waarvan ik sterk betwijfel of die ooit eerder zijn uitgevoerd en die in ieder geval hier eveneens voor het eerst zijn vastgelegd in vertolkingen die met recht het epitheton exemplarisch verdienen: Une Musique Blanche for Orchestra (1981-82) en Centri-fuga (1976-1979). Over beide werken kunt u in de uitstekende toelichtingen bij deze editie over tal van technische details lezen. Ik volsta daarom met hoe de partituren in kwestie op mij als luisteraar overkomen. Het antwoord luidt hemelsbreed verschillend van Canto Ostinato . Une Musique Blanche – met een speelduur van ruim een kwartier - heeft een soort gramstorigheid die in Ten Holts meest bekende compositie ver te zoeken is. Soms lijkt het wel alsof een soort expressionistische retoriek à la Karl Amadeus Hartmann is losgelaten op de hypnotiserende inslag van de repetitieve muziek. Het discours, dat kan worden gekarakteriseerd als ‘maximale minimal music' is soms ronduit dissonerend om op andere momenten op unisoni (eenstemmige episodes) uit te komen. Het aldus tot stand komende spanningsveld leidt tot een betoog dat uitermate pakkend is. En opnieuw is er de weergave door het Noord Nederlands Orkest onder de onvolprezen Porcelijn die de toehoorder tegen wil en dank bij de lurven pakt. Mede door het sterk obsessieve karakter van dit enerverende brok muziek, een werk dat dan wel nooit de populariteit van Canto zal bereiken, maar dankzij de koppeling daarmee toch meer luisteraars voor zich zal winnen dan wanneer beide bovengenoemde stukken afzonderlijk zouden zijn uitgebracht. Een staaltje van uitgekiend marketingbeleid, kortom. En dit alles ook nog eens op het hoogste denkbare artistieke niveau gerealiseerd.
Gradueel verlopende ‘Klangfarbenmelodie'
Zo mogelijk nog intrigerender is de aanzienlijk grootschaliger Centri-fuga , een compositie met een lengte van bijna vijftig minuten. Het draait om een geheel dat is gesitueerd rond vier tonen die via een multigelaagd en ruimtelijk proces op allerhande manieren worden gespiegeld. Opnieuw bevinden we ons in een geheel ander universum dan in Canto . Hoewel geheel anders? Ook Centri-fuga sorteert een tranceachtige werking, zij het op basis van een totaal ander klankgemiddelde. Steekt Une Musique Blanche vol vaart, Centri-fuga wordt juist gekenmerkt door een bijzonder uitgebalanceerd tempo, terwijl het juist die wrijving tussen de twee grote en een kleine secunde is, bestaande uit om precies te zijn de tonen d-es en f-g alsmede es-f, die ertoe leidt dat men aan de stoel vastgenageld zit te luisteren. Omdat ook de instrumentatie nogal eens verandert, wordt er iets in het leven geroepen dat het midden houdt tussen een variatiemodel en een gradueel verlopende ‘Klangfarbenmelodie'. Daarbij maakt het totaal de ene keer een meer lineaire en op een ander moment eerder polyfone indruk. In die zin bestaat er een ideële (maar allesbehalve stilistische) verwantschap met het derde onderdeel van Schönbergs uit diens Fünf Orchesterstücke opus 16, Farben genaamd, waarbij overigens valt op te merken dat iemand dit stuk ooit een fuga heeft genoemd. Over ‘Les extrêmes se touchent' gesproken! Maar ik zei het al, Ten Holt was iemand die heel goed wist waar Abraham de mosterd vandaan haalde en die in het landschap, deze cd-uitgave bewijst het in alle toonaarden, van niet alleen de repetitieve muziek, maar de hele muziekgeschiedenis bijkans blindelings de weg kende. En wat een uitvoering! De musici spelen deze muziek onder Porcelijn alsof het tot het standaardrepertoire behoort. Driewerf chapeau dus! Ook voor de assistent-dirigenten Kent Moussault, Huba Hollokoi en Konradin Herzog die aan de uitvoeringen van Canto Ostinato en Centri-fuga meewerkten. En natuurlijk voor het technische team dat dit alles heeft vereeuwigd op een niveau waarvoor slechts het woord uitmuntend past. Alsof allemaal het nog niet genoeg is bevat dit album naast de twee cd's ook nog een Blu-ray audio disc waarop de werken zijn vastgelegd in de formats van Audio 3D en Dolby Atmos. Maar ook in de ‘normale modus' is het een puur genot naar deze uitvoeringen te luisteren en ontgaat de toehoorder wekelijk geen enkel detail, ook al is het voor de audiofielen vanzelfsprekend genieten geblazen om het geheel ook zodanig te kunnen ondergaan alsof men midden tussen de orkestgroepen – met name een extra sensatie in Canto en Centri-fuga – instaat en zich als het ware op het podium bevindt! Wat zou het mooi zijn als een uitgave als deze in aanmerking zou kunnen komen voor een Edison-award, maar dat zal wel weer een brug te ver zijn in ons kleine kikkerlandje.
|
|