CD-recensie

 

© Maarten Brandt, september 2009

 

 

Ravel: Daphnis et Chloé (compl.).

Poulenc: Gloria.

Jessica Rivera (sopraan), Chicago Symphony Chorus, Chicago Symphony Orchestra o.l.v. Bernard Haitink.

CSO-Resound SACD CSOR 901 908 • 77' • (sacd)

(Live-opname: november 2007, Orchestra Hall, Symphony Center, Chicago.


Een van de constanten in het repertoire van Bernard Haitink, hoezeer zijn naam ook meestentijds wordt geassocieerd met Beethoven, Bruckner, Mahler en Sjostakovitsj, was en is de Franse muziek. Dat laatste is natuurlijk geen wonder, want hij was bij het Koninklijk Concertgebouworkest niet alleen de opvolger van de door hem nog steeds bewonderde Eduard van Beinum, in de musicoloog en voormalige artistiek directeur van het Amsterdamse keursensemble, wijlen Marius Flothuis, had Haitink bovendien een fervent pleitbezorger voor de Franse toonkunst aan zijn zijde. Zo stond de muziek van Maurice Ravel regelmatig op de lessenaars, waaronder een aantal spraakmakende concertante vertolkingen van diens opera L'enfant et les sortilèges (waarvan een als cd bij het onder redactie van collega Paul Korenhof staande, maar helaas niet meer verkrijgbaar zijnde en door Anthos uitgegeven Liber Amicorum Bernard Haitink in kleine oplage is uitgegeven).

Ook Daphnis et Chloé mocht zich regelmatig in Haitinks belangstelling verheugen. In 1961 deed Philips al een opname van de Tweede suite gekoppeld aan ander Ravelwerk verschijnen en tien jaar later deed hetzelfde label een schitterende elpee met de beide suites alsmede het integrale ballet Ma Mère L'Oye het licht zien, welk programma inmiddels door Pentatone in SACD-formaat is in omloop is gebracht. In 1989 toog Philips naar Amerika om met het Boston Symphony Orchestra en Haitink de complete Daphnis ter vereeuwigen. En nu brengt het Chicago Symphony Orchestra onder supervisie van zijn 'principal conductor' deze live in november 2007 vastgelegde uitvoering van Ravels 'Symphonie choréographique' uit, gekoppeld aan het Gloria van Poulenc.

Laag plafond

Een ding staat hoe dan ook als een paal boven water en dat is dat de Chicagoans onafgebroken, althans in termen van speeltechniek, topprestaties leveren. Maar daar is in dit geval helaas bijna alles mee gezegd. Dit valt deels aan Haitink maar ook aan de opname te wijten. Om met dat laatste te beginnen, de zachte passages (waaronder de fraaie fluitsolo in de middengeleding van het 3e tableau) komen er het best vanaf, om niet te zeggen dat daar soms een mooie lyriek in doorbreekt. Tijdens de climaxen ervoer ik het klankbeeld daarentegen als aan de nogal fletse kant met een laag plafond, wat het luisteren af en toe tot een vermoeiende aangelegenheid maakt. Een euvel dat me in Poulenc heel wat minder stoorde. Ook viel me tijdens de aanhef van Daphnis een bruuske overgang op die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan een storende edit moet worden toegeschreven. Helemaal bont wordt het indien men deze disc via een surround installatie hoort. Dan lijkt het wel alsof we, wat de orkestopstelling betreft, naar Berio's Formazioni (een orkestwerk waarin de opstelling van de musici fundamenteel verschilt van de gangbare) zitten te luisteren, wat in het geval van Ravel hoogst afleidend werkt.

Traag

Ter vergelijking eens die oude, door PentaTone geremasterde en door opnametechnicus Jaap van Ginneken gemaakte opname geluisterd, en het verschil valt dermate in het voordeel van die registratie uit 1971uit, dat het slechts valt te betreuren dat Philips toen niet het complete ballet heeft kunnen of willen opnemen. Maar wat een schitterend, natuurlijk en ruimtelijk geluid klinkt ons van die goude oude Ravelplaat uit de al even gouden Concertgebouworkesttijd tegemoet! En wat, en nu komen we over de uitvoering te spreken, een gezonde, onopgesmukte vitaliteit spreidde Haitink toen ten toon. De spanning is daar constant om te snijden. Om maar eens een voorbeeld te noemen, de overgang van de eerste naar de tweede geleding van het tweede tableau (in de Eerste suite van het begindeel naar de Danse guerrière waarbij in die versie de blazers het aandeel van het koor remplaceren) in de oude versie en die uit Chicago levert een tegenstelling van dag en nacht op. In het eerste geval (Pentatone dus) wordt de intensiteit tot het ondraaglijke opgevoerd, in het tweede is die al gelijk sneeuw voor de zon verdwenen alvorens de zaak goed en wel op gang is gekomen. Het tempo is daar heel traag, of althans komt traag over (trager nog dan in Boston geschiedde, waar Haitink ruim 3 minuten meer voor de uitvoering als geheel nodig had dan in Chicago - timings zeggen wat dat betreft op zich vaak niets).

Verantwoorde keurigheid

Zo zijn er meerdere en eigenlijk te veel plekken aan te wijzen waar de continuïteit van het spanningsverloop er bedenkelijk bij inschiet, alle mooie solistische bijdragen uit het orkest ten spijt. De vraag is dan ook wat we met deze complete Daphnis aanmoeten in een tijd waarin de keuze uit voortreffelijke opnamen zo riant is. Om slechts enkele oude verklankingen te noemen die in wezen ook aanzienlijk beter klinken dan deze nieuwe: Monteux (Decca, met het London Symphony Orchestra, 1959!) en Münch (RCA, Boston Symphony Orchestra), twee registraties waar de rechtgeaarde Ravel-liefhebber niet omheen kan en waaraan deze nieuwe Haitink niets toevoegt.

Hoewel Poulenc er beter vanaf komt, zeker in termen van de geluidsweergave, heerst hier een soort verantwoorde keurigheid, die niet bijster strookt met het karakter van dit werk. Wie wil weten wat ik bedoel, luistere naar de in artistiek opzicht onovertroffen vastlegging uit 1988 onder Georges Prêtre met als sopraansoliste Barbara Hendricks (EMI). Dit laat onverlet dat Jessica Rivera over een heel fraai stemgeluid beschikt en dat de balans tussen haar, koor en orkest prima is. Maar het klankbeeld is in dit werk uiteraard aanzienlijk minder complex dan in Ravels Daphnis.  


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links