|

CD-recensie
© Maarten Brandt, november 2019
|
Verein für musikalische Privataufführungen - Gruppo Montebello - Volume 5
Mahler: Lieder eines fahrenden Gesellen (arr. Schönberg)* - Das Lied von der Erde (arr. Guittart)** Ludwig Mittelhammer (bariton)*, Marcel Reijans (tenor)**, Willem de Vries (bariton)**, Gruppo Montebello o.l.v. Henk Guittart.
Et'cetera KTC 1645 • 76' •
Opname: augustus 2017, Sint Janskerk, Maastricht en Aula Major, Rolduc Kerkrade (Lieder eines fahrenden Gesellen)'augustus 2018, Parkstad Limburg Theater Kerkrade (Das Lied von der Erde)
www.etcetera-records.nl
www.henkguittart.com
|
|
|
Een niet algemeen bekend feit van de door Arnold Schönberg op 29 december 1918 te Wenen in het leven geroepen Verein für musikalische Privataufführungen was niet alleen dat de toenmalige actuele muziek er in het middelpunt stond, maar dat tevens vrouwelijke musici een substantieel aandeel in de vertolkingen hadden. Zo lezen wij in het door Henk Guittart geschreven boekje bij de jongste productie van het door hem opgerichte en met verve geleide Gruppo Montebello Ensemble dat zich, zoals bekend, middels een imposante reeks cd-producties werpt op de uitvoeringspraktijk van voornoemde instelling die, wegens de slechte financiële omstandigheden haar activiteiten op 5 december 1921 heeft moeten staken. Hoewel niet in naam een musicoloog van het zuiverste water, is Guittart dat in de praktijk wel degelijk. En dit van een niveau waarbij menige officiële vakgenoot geducht het nakijken heeft. Niets wordt door hem ook maar een moment als vanzelfsprekend aanvaard, alle bronnen worden minutieus onder de loep genomen en wat meer is: getoetst aan de inzichten uit heden en verleden. Het begaan zijn met de traditie van de Verein für musikalische Privataufführungen is voor Guittart niet meer en vooral niet minder dan een levensmissie, een onafgebroken staat van 'work in progress' als het ware. Neem de ontstaansgeschiedenis van de ensembleversie van Mahlers 'Das Lied von der Erde'. Natuurlijk was Mahler geen onbekende binnen de kringen van de Verein, integendeel. Voor Schönberg was hij niet minder dan een heilige, hoewel de invloed van zijn muziek minder sporen in zijn klinkende nalatenschap heeft getrokken dan in die van zijn leerling Alban Berg. Hoe dan ook, naast liederen uit bijvoorbeeld 'Des Knaben Wunderhorn' zagen onder meer bewerkingen voor piano à quatre mians of voor twee piano's van de symfonieën 4, 6 en 7 van onder andere Alexander Zemlinsky het licht, alsmede de inmiddels in den brede bekend geworden ensembleversie van de Vierde symfonie door Erwin Stein. Een traditie die zich trouwens ook elders heeft voortgezet; zo bestaan er twee qua bezetting sterk uiteenlopende adaptaties voor kamerensemble van de Negende symfonie, waarvan bovenal die van Klaus Simon de nodige ingang heeft gevonden. Ook al omdat de Camerata KCO er onder Gustavo Gimeno een spraakmakende opname van maakte.
Draad
Maar nu terug naar de Verein en 'Das Lied von der Erde', welke compositie stond gepland in de vorm van een transcriptie van Anton Webern en gedirigeerd zou worden door Schönberg. Daar is niets van terecht gekomen. Wel begon Schönberg aan een eigen bewerking, maar gaf er na maat 178 van het ' Trinklied vom Jammer de Erde ' de brui aan. Dat Webern überhaupt niet aan zijn adaptatie is begonnen moet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden toegeschreven aan die al gesignaleerde nijpende financiële omstandigheden. Pas veel later, om precies te zijn in 1983, pakte Rainer Riehn de draad weer op en startte op het punt waar Schönberg het voor gezien had gehouden. Die versie is inmiddels meerdere malen uitgevoerd en op cd gezet, onder andere door dirigenten als Philippe Herreweghe (Harmonia Mundi) en Mark Wigglesworth (RCA, die er op zijn beurt ook weer de nodige veranderingen in aanbracht). Hoewel het in de lijn der verwachtingen had gelegen dat Guittart zich op diezelfde versie zou richten, nam hij zich bij nader inzien voor het geheel opnieuw op de schop te nemen. Het voert in onderhavig bestek te ver om op allerlei technische details in te gaan, maar een van de opvallendste elementen schuilt in de omgang met de piano, die op veel plaatsen bescheidener is dan in de Schönberg/Riehn-versie, zij het met enkele belangrijke uitzonderingen, waarbij dit instrument juist sterker op de voorgrond treedt.
Idealen
Een ander punt is de dankbare inzet van het harmonium, een instrument immers dat in de bewerkingen van de Verein dikwijls een sleutelrol vervult, en in het geval van Guittart een wezenlijke bijdrage levert aan de kleuring, c.q. vervanging van de houtblazers. De 'binnenkant' van de klank, om het zo maar eens uit te drukken, wint daardoor aan profiel. Anderzijds ontbreekt de mandoline, die juist bij Riehn nogal eens een belangrijke rol krijgt toebedeeld. Ook is er een onderscheid te horen in het gebruik van de celesta, die bij Guittart meer op de achtergrond (slot 'Der Abschied') opereert. Daarentegen - 'Von der Schönheit' - komt het slagwerk bij Guittart veel scherper geprofileerd tot zijn recht. Maar daarbij hoedt hij zich nadrukkelijk voor het teveel, want als een ding bij Riehn opvalt is het soms dat het klankbeeld nogal 'druk' overkomt en dat is iets waarvan men Guittart in de verste verte niet kan betichten. Hoe het ook zij, Riehn's uitgangspunten - ondanks het feit dat hij op Schönberg trachtte voort te borduren - staan qua idioom, dat wil zeggen in termen van sonoriteit, verder af van het karakter van de bewerkingen die binnen de Verein gangbaar waren en het is met die wetenschap voor ogen dat Guittart zich niet aan de verleiding heeft willen onttrekken zijn transcriptie te vervaardigen en op bovenstaande cd vast te leggen. Een bewerking die weer eens duidelijk maakt dat minder ook meer kan zijn. Opnieuw overigens een van de idealen die Schönberg met zijn Verein in klinkende munt wilde omsmeden. Want als iets hem tegenstond was het wel het virtuoze en epaterende omdat dit volgens hem teveel de aandacht van de essentie van de muziek in kwestie zou afleiden. En die essentie, daar ging het hem om en, zo kunnen we daar aan toevoegen, daar is het Guittart al evenzeer om begonnen.
Verwantschappen met Berg
Wie denkt naar een ' Das Lied von der Erde ' vol franje en overdreven emotionele effecten te gaan luisteren, zal wellicht bedrogen uitkomen. Niets ten nadele van de grootschalige orkestrale versies van een Herbert von Karajan (DG) of Sir Colin Davis (Philips), maar hier horen we een totaal andere wereld. Moderner zo men wil. Ook moderner dan Wigglesworth en zijn interpretatie van de Schönberg/Riehn partituur, waarbij hij - alle kleinschaligheid ten spijt - toch via de achterdeur een symfonische retoriek binnenlaat die zich haaks verhoudt tot de intimiteit waar het geheel het in deze gedaante van moet hebben. Guittart heeft dat als weinig anderen perfect aangevoeld. Ik betrapte me er tijdens het luisteren opeens op dat ik qua sonoriteit soms verwantschappen meende te bespeuren tussen bepaalde passages in 'Der Einsame im Herbst' en 'Der Abschied' ener- en het langzame deel van het 'Kammerkonzert' van Berg anderzijds. Helemaal ontoevallig lijkt mij deze omstandigheid niet, omdat de muziek in beide gevallen is doordesemd van dood- en afscheidgevoelens, en dit alles op een volstrekt onsentimentele wijze. Een ander pluspunt is natuurlijk dat de balans tussen stem en ensemble in het beruchte ' Trinklied ' perfect is en dat ieder woord moeiteloos is te verstaan. In de zaal tijdens uitvoeringen van de orkestversie is me dat nog nooit gelukt. Op één uitzondering na: de gedenkwaardige verklanking door Het Gelders Orkest en tenor Donald Litaker onder leiding van zijn toenmalige chef-dirigent Martin Sieghart.
Desolaatheid
Nee, Marcel Reijans zingt zijn aandeel ronduit schitterend. Als ik al een licht puntje van kritiek heb - maar dan eerder in termen van "over smaak valt niet en dus altijd te twisten" - is het op de bariton Willem de Vries wiens slotfrasen uit 'Der Abschied' met het altijd weer aangrijpende 'ewig' in mijn beleving net een fractie te materieel overkomen. Een iets ingehoudener toon had het geheel nog indrukwekkender kunnen maken. En dat brengt mij als vanzelf tot de schitterende interpretatie van de 'Lieder eines fahrenden Gesellen' in de Schönberg-bewerking (met weer een prachtige aandeel van het harmonium, laat dat naar aan Dirk Luymes over!), met als vocale protagonist Ludwig Mittelhammer. Hoe hij de desolaatheid van het laatste lied 'Die zwei blauen Augen' realiseert, welnu daarna past slechts een diep zwijgen. Met andere woorden, met alle respect voor De Vries die - daarover geen misverstand - prachtige dingen laat horen, Mittelhammer zou in 'Der Abschied' wat mij betreft de gedroomde kandidaat zijn geweest. Maar verder niets dan lof voor Guittart en de leden van zijn fameuze Montebello-gezelschap die met een uiterste aan concentratie, precisie en inlevingsvermogen deze muziek op de luisteraar overbrengen. Het feit dat het om in verschillende locaties vereeuwigde live-opnames gaat, waarbij er tijdens de Gesellenlieder van iets meer onrust sprake is, doet niets af aan een resultaat waarop alle betrokkenen met recht opnieuw trots mogen zijn.
|
|