![]() CD-recensie
© Maarten Brandt, februari 2019
|
Afgezien van het eerste Mahlerfeest in 1920 te Amsterdam onder leiding van Willem Mengelberg was het oeuvre van deze componist verre van in den brede bekend, behalve dan bij een groep ingewijde componisten, vertolkers en muziekliefhebbers. Sterker nog, Mahlers klinkende nalatenschap genoot tijdens het begin van de 20 e eeuw een min of meer vergelijkbare status als die van toenmalige moderne componisten als Schönberg, Berg, Webern, Bartók, Debussy, Busoni, Reger en Stravinsky, om slechts enkele voorbeelden te noemen. Componisten kortom, wier werk met vaste regelmaat op de lessenaars van de door Schönberg en de zijnen in 1918 te Wenen opgerichte 'Verein für Musikalische Privataufführungen' prijkte. Een vereniging in het kader waarvan concerten werden gegeven die noodgedwongen in alle beslotenheid plaatsvonden, gezien de ultieme vijandigheid waarmee het officiële muziekleven destijds alles wat ook maar bij benadering van de toentertijd geaccepteerde norm afweek, bejegende. Niet voor niets stonden de evenementen van de 'Verein' dan ook slechts open voor genodigden (lees: de ongeveinsde liefhebbers door dik en dun) terwijl critici geen toegang hadden. Hoe het ook zij, de steeds nijpender wordende financiële leidden er toe dat deze lofrijke instelling haar activiteiten in 1921 moest staken. Een jaar later werd in 1922 te Praag de 'Verein' opnieuw opgericht met als voorzitter Alexander Zemlinsky, maar in 1924 doofde men het licht definitief. Mahler als moderne muziek in de jaren twintig, er is geen woord te veel mee gezegd. Meer dan ooit besefte men in die bewuste tijd - in tegenstelling tot tegenwoordig waarin diens muziek bijkans volledig is doodgespeeld - hoezeer Mahler een wegbereider was voor bijvoorbeeld Schönberg, Webern en Berg die hun laatste zakcenten uit hun schaarse kas peurden teneinde de eerste uitvoeringen van 'Das Lied von der Erde' en de Negende symfonie van hun intense gekoesterde idool te kunnen bijwonen (in 1912 onder leiding van Bruno Walter). En wie goed luistert naar zowel het vocabulaire als de instrumentale effecten in menig werk van de drie nieuwe Weners, kan niet anders dan beamen dat de invloed van Mahler daarin enorm is geweest (de mandoline en gitaar in Weberns Fünf Orchesterstücke, opus 10 zijn bijvoorbeeld niet los te zien van de Zweite Nachtmusik uit Mahlers Zevende symfonie). Overigens zonder dat er sprake is van letterlijke citaten. Maar zowel de tongval, de kleuring als het dialect zijn zonder het Boheems/Oostenrijkse voorbeeld ondenkbaar. Dubbelzinnigheid Legpuzzel En dat brengt mij op het karakter van deze uitvoering. Natuurlijk is Guittart niet de eerste die de Stein-bewerking voor cd heeft vereeuwigd. Maar zelden heb ik deze muziek zo rank en puntig gehoord, maar ook zo kernachtig en stekend vol vitaliteit. Dit met als gevolg dat de grensverleggende aspecten in coloriet, samenklank en melodievoering ongenaakbaarder aan het licht treden dan in menige breed uitwaaierende symfonische versie. Ook de enorme contrapuntische rijkdom (terecht wordt de Vierde wat dat aspect betreft op één lijn gesplaatst met de Zesde en de Negende symfonie!) treedt op een wijze aan het licht die haast zonder precedent is. Zoveel is duidelijk, Guittart dirigeert niet alleen fenomenaal, hij laat de musici ook intens naar elkaar luisteren. Want hoe is anders te verklaren waarom alles tot in de hoogste graad van perfectie gelijk een legpuzzel in elkaar past? Lies Vanderwege voegt zich met haar warm getimbreerde stem prachtig in deze van A tot Z natuurlijk en spontaan overkomende opvatting, waaruit alles dat naar het overdrevene zweemt met strikte hand is geweerd. Topklassement index |
|