CD-recensie
© Maarten Brandt, mei 2008 |
||
Martin: 'Polyptique Six images de la Passion du Christ' voor viool en dubbel strijkorkest (1973) - 'Maria-Triptychon' voor sopraan, viool en orkest (1967/68) - 'Passacaille' voor orkest (1944/62). Muriel Cantoreggi (viool), Juliane Banse (sopraan), Deutsche Radio Philharmonie Saarbrücken & Kaiserslautern o.l.v. Christoph Poppen. ECM New Series 2015 173 3930 • 58' • De bezetting viool, sopraan en orkest is in de muziekliteratuur hoogst zeldzaam. Een van de weinige uitzonderingen is “Ariosi” op teksten van Torquato Tasso van Hans Werner Henze uit 1963. Een andere is het door zijn combinatie van eenvoud, een rijke textuur en een exquis raffinement aangrijpende “Maria-Triptychon“ dat de Frans/Zwitsers-Nederlandse componist Frank Martin in de jaren 1967-68 schreef voor het uitgelezen solistenpaar Irmgard Seefried en Wolfgang Schneiderhan. Als er een werk is waarin een subtiel gebruik van atonale en tonale elementen elkaar weldadig aanvullen is het wel dit hyperexpressieve magistrale drieluik. Een werk waarin de onverhulde dissonanten, zoals bijvoorbeeld in het afsluitende en deels uiterst schrijnende “Stabat Mater” hoe gek het ook moge klinken, overkomen als balsem voor de ziel. Hierin toont Martin zich eigenlijk heel sterk verwant aan Bach, zij het dan anders. Die vergelijking komt trouwens niet helemaal uit de lucht vallen, want – zoals bekend – is het de muziek van Bach in het algemeen en uit diens Matthäus Passion in het bijzonder geweest die Martin bewust heeft gemaakt van zijn roeping als componist. Kenmerkend voor de puurheid van die expressie in het uitmuntend door bovengenoemde musici vertolkte “Maria-Triptychon“, die de eveneens voortreffelijke uitvoering onder Matthias Bamert (Chandos) toch enigszins doet verbleken, is de absolute afwezigheid van alles wat ook maar bij benadering zweemt naar sentimentaliteit. Zeer hoge troeven spelen de leden van het “German Radio Symphony Orchestra” (in werkelijkheid de Deutsche Radio Philharmonie Saarbrücken & Kaiserslautern waarover Christoph Poppen als chef de scepter zwaait, ook al maakt het boekje dat niet duidelijk) tevens uit in Martins “Polyptique” (veelluik), dat hij schreef voor violist Yehudi Menuhin, het Zürcher Kammerorchester en zijn toenmalige dirigent/artistiek leider Edmond de Stoutz. Het ideale evenwicht tussen eenvoud en complexiteit blijkt ook uit dit fraaie en zes delen omvattende geheel waarbij de componist zich dankbaar heeft laten inspireren door afbeeldingen van het lijden van Christus op het altaarbeeld van de Dom van Siena. Gemakkelijk herkenbare intervallen als de grote secunde en de grote terts vormen de bouwstenen binnen een dikwijls chromatisch en deels door een buitengewoon vrije omgang met de twaalftoonstechniek bepaalde klanktaal, die om het even hoe rijkgeschakeerd ook, altijd transparant is. En dat laatste is iets wat in ondubbelzinnig hoge mate typerend is voor Martins componeren ‘tout court’. Het uitgebalanceerde spel van Cantoreggi en de strijkers uit Saarbrücken is een feest voor het oor, niet in de laatste plaats ook dankzij de voorbeeldig uit de luidsprekers komende opname, voorzien van een heel natuurlijk werkend stereobeeld. Als derde werk op deze puik klinkende uitgave staat de monumentale “Passacaille” die oorspronkelijk voor orgel is gedacht en in 1944 werd voltooid. In 1952 ontstond een transcriptie voor strijkorkest en in 1962 de op deze disc te horen orkestversie. Ondanks de strengheid in vormopvatting blijft het betoog boeien door de enorme harmonische spanning waarvan de maker dit grandioze brok muziek heeft weten te voorzien en dat in het dwingende pleidooi door Poppen en de zijnen geen enkele knik vertoont. Mijn enige (kleine) bezwaar tegen deze productie is dat de gezongen teksten niet in het verder prima gedocumenteerde boekje staan afgedrukt. index | ||