CD-recensie
© Maarten Brandt, november 2008 |
||
Mahler: Symfonie nr. 6 in a. Tonhalle Orchester Zürich o.l.v. David Zinman. RCA 88697 36465 2 • 81' • (2 sacd's)
De ene Mahler-cyclus is nog niet begonnen of de ander dient zich alweer aan. Valery Gergiev is nu ruim halverwege, want de nummers 1, 2, 3, 6, 7 en 10 (Adagio) zijn reeds op het label LSO-live verschenen. David Zinman pakt de zaak anders aan door de symfonieën in chronologische volgorde op te nemen. En zo is hier heet van de naald de Zesde symfonie beschikbaar. De eerdere releases ken ik niet, maar deze Zesde is er een om te koesteren! Zinman zoekt het niet in de rouw douw benadering van Gergiev en al evenmin in de lethargische wijze waarop Bernard Haitink dit meesterwerk onlangs voor het CSO-label met het Chicago Symphony Orchestra tot leven wekte. Zinman als Mahler-dirigent is mij trouwens niet geheel onbekend. Toen hij decennia terug als chef-dirigent aan het Rotterdams Philharmonisch Orkest was verbonden, woonde ik al een pracht van een uitvoering van de Zesde symfonie bij. Mij troffen toen het naadloos samengaan van een onwrikbare greep op de vorm en een meeslepende passie waarbinnen het evenwicht tussen het onderhuidse gebeuren en het hoog oplaaiende vuur voorbeeldig was. Het zijn precies deze eigenschappen die ook deze studio-opname van dezelfde symfonie tot zo een formidabele sensatie maken. Wat Zinman doet zit hem niet zozeer in extreem snelle of langzame tempi, want die zijn behoorlijk gangbaar, met uitzondering van het scherzo (hier – conform de nieuwste inzichten op Mahlerologisch gebied - volgend na het andante) dat onder deze maestro ‘wuchtiger’ en duisterder klinkt dan onder de meeste van zijn collegae, en terecht. En, ook al wordt het andante vrij vlot genomen (ruim 14’) de zaak ademt volkomen natuurlijk en krijgt dankzij de onopgesmukte weergave door Zinman en de zijnen haast de allure van een groots symfonisch ‘Lied ohne Worte’. De finale is en blijft natuurlijk altijd een uitdaging op zich, maar het is een puur genot deze met Zinman als gids te ondergaan. Vooral ook omdat de climaxen perfect zijn gedoseerd en Zinman bovendien – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de grauw uitpakkende Gergiev – begrepen heeft dat drama neerkomt op een zorgvuldig balanceren halverwege tragiek en extase alsmede duisternis en licht. Juist ook omdat hij zich uitstekend hoedt voor het teveel krijgen de hoogtepunten waar het wezenlijk om gaat precies de vereiste lading. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de enorme crescendi die tot de befaamde mokerslagen (twee in getal, overeenkomstig Mahlers laatste inzichten op dit punt) leiden, die op hun beurt werkelijk bloedstollend mooi uit de luidsprekers komen (oppassen voor de buren dus). En dat brengt bij tenslotte op de kwaliteit van de geluidsweergave die echt om door een ringetje te halen is. Als het om de technische kant van de opname gaat, is en blijft de registratie van Inbal (Denon) nog steeds een referentie-uitgave. Aan die soort klank moest ik tijdens het beluisteren van deze Zesde uit Zürich meer dan eens denken, gehoord een fraai opengewerkte en scherp geëtste sonoriteit die vol reliëf steekt en bovendien wordt geschraagd door een schier onbegrensde dynamiek, waarbinnen de uitersten in hard- en zachtheid prima tot hun recht komen. Misschien dat de présence van het laag bij Inbal nog net een fractie groter was, maar dat is muggenziften over een resultaat dat op en top het predicaat hoogst imponerend verdient. Kortom, Zinman en de zijnen hebben hier een Zesde Mahler neergezet die zich te midden van de favoriete vertolkingen onder Abbado (DVD Luzern), Barbirolli (EMI), Boulez (DG), Haitink (1e Philipsopname en Mahlerfeest), Karajan (DG) en Inbal moeiteloos kan handhaven. index | ||