CD-recensie

 

© Maarten Brandt, juli 2021

Lindberg: Aura – Marea - Related Rocks*

Emil Holmström en Joonas Ahonen (piano en keyboards)*, Jani Niinimäki en Jerry Piiponen (slagwerk)*, Finnish Radio Symphony Orchestra o.l.v. Hannu Lintu
Ondine ODE-1384-2 • 67' •
Live-opname: okt. 2019, Helsinki Music Centre (Aura, Related Rocks); nov. 2020 (Marea)

   

De in 1958 geboren Fin Magnus Lindberg behoort samen met componisten als bijvoorbeeld wijlen Witold Lutoslawski en Henri Dutilleux tot de meest opmerkelijke en grote eigentijdse genieën waar het gaat om het schrijven van muziek voor het door sommige en vooral Nederlands/ Haagse muziekvinders ooit als achterhaald bestempelde symfonieorkest. Zonder in de val van neoromantiek en nieuwe eenvoud te trappen weet Lindberg keer op keer de mogelijkheden van dit schitterende apparaat - door artistiek leider van de NTR ZaterdagMatinee Kees Vlaardingerbroek terecht als “een werelderfgoed” beschouwd, dat op “één lijn [staat] met de Franse kathedralen en de Egyptische piramiden” - optimaal uit te buiten. Dit in al zijn kleurrijke, harmonische en ritmische gelaagdheid. Luisteren naar de ‘al fresco' partituren van Lindberg is telkens opnieuw een waar feest voor het oor. En, om het even hoe pessimistisch we ook mogen zijn, en terecht, over de ongekende verschraling van het muziekleven – een proces dat al heel lang vóór de pandemie in gang is gezet – Lindberg heeft tot nu toe niet te klagen. Bij verschillende platenmaatschappijen is zijn klinkende nalatenschap goed tot voor-beeldig gedocumenteerd. Dit met het Finse Ondine-label voorop, dat met grote regelmaat registraties van zijn werk deed en doet verschijnen.

Confrontatie
Zo ook van bovenstaande release met onder meer de tweede vastlegging van tot op heden Lindbergs meest ambitieuze en omvangrijke orkestwerk, het 38 minuten durende monumentale Aura .

Een van de belangrijkste stukken waarmee Lindberg destijds zijn doorbraak op het internationale podium maakte is Kraft , gecomponeerd in het midden van de jaren tachtig. Dit beukende en kolkende werk voor ensemble, groot orkest en elektronica is te beschouwen als een unieke confrontatie van de extreemst denkbare avant-gardistische technieken van dat moment met de meest fundamentele en soms zelfs ronduit archaïsch en ongerept overkomende oerkracht van de muziek. Met andere woorden, wat de Sacre vertegenwoordigt binnen het oeuvre van Stravinsky en Arcana in dat van Varèse is Kraft in de ontwikkeling van Lindberg. Laatstgenoemde ontpopt zich hier door zijn inkervende, vol meedogenloze en provocerende harmonische klankvelden stekende en niet zelden uiterst weerbarstige betoog als een geduchte evenknie van componisten als Iannis Xenakis, Helmut Lachenmann en – om enkele voorbeelden uit ons land te noemen – Jan Vriend en Klas Torstensson.

Fresco's
Ongeveer vier jaar later voltooide Lindberg zijn orkestwerk Kinetics (1989) waarin zich de geleidelijke omslag voltrekt van het explosieve en compromisloze idioom van Kraft naar een weliswaar welluidende maar nooit zoetgevooisd overkomende stijl. Overigens gaat in de afsluiting van dit opus, dat soms zowel aan (Bernd Alois) Zimmermanns Photoptosis als Lutoslawski's Mi parti doet denken, nog behoorlijk de beuk er in. Ook letterlijk, want tot zes maal toe klinkt de slag van een enorme houten hamer op een dito kist. De op de achtergrond steeds merkbaardere consonantie is een fenomeen dat nog duidelijker aan de dag treedt in het al genoemde eendelige orkestwerk Aura . Toen Lindberg met dit stuk in de weer was – in 1994 – ontving hij het bericht van het overlijden van de door hem zozeer bewonderde Poolse grootmeester Witold Lutoslawski en besloot hij met onmiddellijk terugwerkende kracht deze partituur aan zijn nagedachtenis op te dragen. En dit ook in compositorische zin niet zonder reden. Want evenals Lindberg dat tot op de dag van vandaag doet, was ook Lutoslawski naarstig op zoek naar een herformulering van de symfonische traditie zonder daarbij in de fuik van om het even welke postmoderne stijl te lopen. Want zoveel is daarbij zeker, Aura is een van de mooiste en verheven liefdesverklaringen aan het adres van het symfonische apparaat uit de tweede helft van de vorige eeuw.

Een ander punt van overeenkomst schuilt in de ontwikkeling die beiden hebben doorgemaakt. Te weten die van een sterk chromatisch en dissonerend idioom naar een meer harmonisch en consonante klanktaal. Last but not least zijn zowel Lindberg als Lutoslawski in weerwil van hun voortreffelijke kamermuziek en andere kleinschalig opgezette composities, dus ‘verslaafd' aan het symfonieorkest, een medium dat zij zodanig hanteren dat daarbinnen overrompelende fresco's en episodes van een haast kamermuzikale verfijning naadloos in elkaars verlengde liggen. Wie bijvoorbeeld Lutoslawski's uit 1983 daterende Derde symfonie met Lindbergs Aura - en ook met zijn nadien geschreven orkestwerken - vergelijkt zal menig raakvlak kunnen bespeuren, ook al is van letterlijke citaten geenszins sprake.

Sibelius
Hoe dan ook duidelijk is dat de wijze waarop de harmonie zowel aan de basis van het verticale (statische samenklank) als horizontale (de harmonische elementen in hun zowel melodische als retorische presentatie) verloop ten grondslag ligt in hoge mate schatplichtig is aan de eerbiedwaardige nestor van de Poolse avant-garde. Met andere woorden, als hier iets niet aan de orde is, dan is het wel een thematisch symfonisch parcours, wat niet wegneemt dat binnen een telkens veranderende omgeving bepaalde min of meer herkenbare melodisch, c.q. harmonische brokstukken terugkeren die ten slotte, na de grote climax pal voor de afsluiting, culmineren (strijkers) in de suggestie van een koraal. Uitgerekend deze slotpassage bevat wél een letterlijke verwijzing, zelfs een onmiskenbaar duidelijke. Niet naar, wat voor de hand zou hebben gelegen, Lutoslawski, maar Lindergs aloude en door hem eveneens zeer gerespecteerde vakbroeder Jean Sibelius . Om precies te zijn diens – eveneens eendelige – Zevende symfonie . Over die eendeligheid gesproken, net als in laatstgenoemd werk kent ook Aura binnen een dergelijke overkoepelende vorm de opeenvolging van vier contrasterende geledingen. De eerste twee daarvan zijn substantieel langer dan de beide volgende, terwijl aan de voorlaatste (dus derde) episode in het geval van zowel Lindberg als Sibelius het karakter van een soort scherzo kan worden toegedicht. Vermeldenswaard is voorts dat Aura weliswaar geen symfonie heet, maar daar via de achterdeur toch aan refereert. Bij Sibelius is iets vergelijkbaars aan de orde. Zijn Zevende mag dan van de benaming symfonie zijn voorzien, maar in wezen laat het geheel zich als een – zij het puur abstract – symfonisch gedicht beluisteren.

Kolossale spanningsbogen
Dat Aura een echt in memoriam is blijkt in het bijzonder uit de tweede episode waarin op een cruciaal ogenblik bij machte van gestolde akkoorden voor de koperblazers een onmiskenbare rouwmuziek van een beklemmende intensiteit in het leven wordt geroepen . De overgang van deze reeks passages naar een sectie voor het strijkorkest is hoogst aangrijpend en slaat vriend en vijand van de moderne muziek onwillekeurig in de ban. De eisen die deze partituur stelt zijn niet gering. Alleen al de partijen van de houtblazers vergen het uiterste van de musici en zijn bij vlagen zelfs van een concertante allure, ja van een oorgverblindende brille en virtuositeit, ook al zijn deze nooit een doel op zich. Want het oogmerk is een op en top dramatische vervoering in een reusachtig traject waarin geen noot teveel staat. En dit alles geschraagd door kolossale spanningsbogen die geen seconde ook maar één knik vertonen. De fonografische primeur van Aura kwam voor rekening van het BBC Symphony Orchestra onder supervisie van de veel te vroeg heengegane Oliver Knussen en werd uitgebracht op Deutsche Grammophon . Een pracht van een uitvoering, daarover niet het geringste misverstand en zonder meer fraai opgetekend door de technici van het gele label.

Dieptewerking
Maar, geloof het of niet, Lintu en zijn keurtroepen uit Helsinki hebben dit resultaat nog in ruimte mate weten te overtreffen. Nog duidelijker wordt aan de hand van deze lezing dat Aura behalve een in memoriam ook een fenomenaal concert voor orkest is. Over de koper- en houtblazers hadden we het al, maar ook is een gigantische batterij slagwerk van de partij. Sommige cd-luisteraars vragen zich terecht af of de huiselijke accommodatie wel geschikt is om het dynamisch perspectief van een immens symfonieorkest – en laat staan in een dergelijk stuk! - volledig recht te doen en dat zoiets natuurlijk uiteindelijk slechts haalbaar is in de concertzaal. Het spreekt ook voor mij vanzelf dat het echt er ‘live' bij zijn een ervaring is waar niets tegenop kan, maar toch heeft deze superieur vastgelegde productie mij aan het twijfelen gebracht. Let wel, een cd die zonder om het even welke ‘surround'-toeters en bellen tot stand is gekomen en in een ‘gewoon' stereo-format is uitgegeven! Maar wat heet ‘gewoon'? Zo heb ik nog nooit – ik zweer het! – een dermate grandioos gerealiseerde dieptewerking gehoord. Getuige onder meer de aanhef waarin contrabassen, grote trom en basklarinet de toon zetten . Sluit daarbij de ogen en je bent eenvoudigweg in de zaal. Letterlijk. Als dat geen demonstratiekwaliteit is, dan weet ik het niet meer. En dan de dynamiek, die werkelijk onbegrensd is, met als resultaat climaxen die niet minder dan overdonderend zijn en een bijkans lijfelijke sensatie veroorzaken, ook dat laatste allerminst louter spreekwoordelijk. Het live-element zal ongetwijfeld enorm veel hebben bijgedragen aan die spanning die onafgebroken om te snijden is. Maar linksom of rechtsom, dan moet er wel een technisch team bij betrokken zijn dat enorm van wanten weet. En dat is hier onomstotelijk het geval. Ik aarzel daarom niet deze fabuleus opgenomen cd alleen al omwille van Aura zonder reserve als DE uitgave op eigentijds orkestraal gebied van 2021 te nomineren.

Beweging en stasis
Haast zou je daarom de twee andere stukken vergeten, Related Rocks (1997) en Marea (1990), waarin de hiervoor genoemde stijlkenmerken eveneens aanwezig zijn en waarbij Lindberg zich in eerstgenoemd werk mede heeft gespiegeld aan de Sonate voor twee piano's en slagwerk van Bartók. Maar dit heeft eerder betrekking op de soort interactie tussen de instrumentengroepen alsmede de ritmische vitaliteit dan een stilistische verwantschap. Daarbij heeft de elektronica vooral een coloristische functie en speelt in de muzikale context een allerminst overheersende rol. Opvallend is de swingende en haast jazzy overkomende laatste episode van het stuk, dat ook in zijn totaal een uiterst meeslepende indruk achterlaat. Hetgeen onverkort opgaat voor Marea , waarin chaos en orde om het voorste gelid strijden en een dwingende, elektriserende puls het betoog tot extatische hoogten doet oplaaien. Vooral de beweging in de lage en de stasis in de hogere regionen van het ensemble resulteren in een buitengewoon intrigerend spanningsveld. Dit correspondeert overigens ook met de titel, want het Italiaanse woord ‘marea' betekent ‘getij' zodat gesteld kan worden dat een beeld uit de natuur is geabstraheerd tot een puur muzikaal fenomeen. In harmonisch opzicht ontvouwt de structuur zich door middel van twaalftoonsakkoorden, dit alles gevat in een chaconneachtige opzet die in meer werken van Lindberg tot vertrekpunt dient. Opnieuw zijn de vertolkingen - met een schitterend en flitsend aandeel van de vier solisten in Related Rocks – en opnames van een hyperrealistische en daarmee uitmuntende kwaliteit. Niet minder dan een ongekende sensatie deze cd, een omstandigheid die nog eens extra onderstreept hoe betreurenswaardig het is dat een dergelijke productie in ons land niet voor een onderscheiding in aanmerking kan komen! Het wordt dan ook hoog tijd voor een alternatieve klassieke platenprijs waar bij de totstandkoming van het oordeel een absolute onafhankelijkheid de alfa en omega vormt.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links