CD-recensie

 

© Maarten Brandt, oktober 2020

Hans Kox - Chamber Music at Orlando

Kamermuziek van Hans Kox
Et'cetera KTC 1687 • 2.21' • (2 cd's)

Klik hier voor een volledig overzicht

 

Beweren dat onze landgenoot en de in mijn geboortestad Arnhem ter wereld gekomen Hans Kox (1930-2019) tot de meest veelzijdige componisten van niet alleen Nederland maar ook elders behoort heeft op het eerste gezicht verdacht veel weg van het intrappen van een open deur. Dat laatste zou ook ondubbelzinnig het geval zijn geweest indien Kox bijvoorbeeld in Amerika, Duitsland of Engeland zou hebben geleefd. Dan zou zijn loopbaan zich, de Tweede Wereldoorlog uitgezonderd, tot aan het eind van zijn leven ongehinderd hebben kunnen ontvouwen en zouden er onafgebroken tientallen en nog eens tientallen lp's, respectievelijk cd's met zijn werk zijn verschenen. En dit zonder ook maar de geringste twijfel in meerdere uitvoeringen. Maar Kox' pech was dat de ontwikkeling van zijn loopbaan niet alleen was getekend door die oorlog, net als het lot van zo onnoembaar velen, maar dat hij ook nog eens in Nederland woonde en ongewild een belangrijk doelwit werd van wat men gerust een 'muziekoorlog' zou kunnen noemen. Een muzikaal-politiek conflict waarvan de reikwijdte tot op de dag van vandaag nog voelbaar is en werd veroorzaakt door een gezelschap van 'angry young men' van wie de leden inmiddels - zij het op één na - deze planeet hebben verlaten. Een groep bestaande uit, zij het getalenteerde (maar dat is weer een ander verhaal), oproerkraaiers die een aanzienlijk deel van de - vooral meest invloedrijke pers - in hun greep had en voor een lange tijd een soort 'status quo' vestigde die niet voor andere interpretaties dan de hunne vatbaar was.

Objectieve recensie
We hebben het natuurlijk over De Notenkrakers die met hun actie niet alleen op 17 november 1969 in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw een concert van het Concertgebouworkest onder hun chefdirigent Bernard Haitink verstoorden, maar ook allerlei componisten die hen niet zinden, om het even of ze nu Henkemans, Van Delden, Flothuis, Van Hemel, Heppener of Kox heetten, meedogenloos over een kam scheerden. Alleen de vernieuwers - en wat men onder die term precies dient te verstaan stond toen en staat overigens nog steeds allerminst ondubbelzinnig vast, maar ook dat is weer een ander verhaal - en hen die sympatiseerden met de toen 'en vogue' zijnde politieke opvattingen van de revolutionaire garde, waarbij met name het regime in Cuba als model diende, telden mee. Anderen waren al snel verdacht en moesten niet 'au serieux' worden genomen en werden vrijwel automatisch bij het kapitalistische, lees: rechtse 'establishment' ingedeeld. Daaronder tevens Marius Flothuis, de toenmalige artistiek leider van het Concertgebouworkest die men met de beste wil ter wereld niet van rechtse sympathieën kan verdenken, want als er een sociaaldemocraat van het zuiverste water was, dan was hij het wel. Flothuis die in 1974 bij het orkest vertrok en plaatsmaakte voor zijn opvolger Hein van Royen. 1974 valt hier niet voor niets, want op de 30ste maart van dat jaar beleefde bij de Nederlandse Opera het muziekdrama 'Dorian Gray' van Kox in het Circustheater te Scheveningen zijn vuurdoop. Een van de weinigen die een objectieve recensie heeft geschreven (misschien was hij wel de enige, maar dat kan ik nu niet meer achterhalen) was mijn collega Paul Korenhof. Ik citeer uit zijn recensie van de cd-release (van een uitvoering opgenomen in 1982) op onze site (klik hier):

"De dramatische spanning vond ik niet altijd optimaal, maar dat lag min of meer in de lijn van de roman van Wilde. Wel was ik positief over de voor dit 'decadente' gegeven zo essentiële sfeertekening en over de muziekdramatische homogeniteit. Het belangrijkste was echter het weldadige ontbreken van iedere demonstratie van muzikaal intellectualisme (zo u wilt: snobisme) en would-be symboliek die Nederlandse opera's sinds jaar en dag al bij voorbaat beroofden van iedere zeggingskracht."

Hans Kox (foto Marieke Duijsters)

Karaktermoord
De landelijke dagbladen doopten hun pen in bloed en maakten 'Dorian Gray' totaal met de grond gelijk. Hier aangekomen moet worden opgemerkt dat Van Royen niet de gedoodverfde man was om Flothuis als artistiek leider van het Concertgebouworkest op te volgen , want het was Hans Kox die uitgerekend in datzelfde jaar in die functie was benoemd. Hij beschouwde de vernietigende recensies dan ook als een persoonlijke aanval, een karaktermoord, georkestreerd door de Notenkrakers en hun adepten. Dus trok hij zich terug om zich voortaan geheel in het muziekonderwijs en het componeren te storten. De ironie van het lot wil echter dat zijn muziek tot op dat moment hoog in het vaandel werd gedragen en door alle landelijke orkesten en andere ensembles regelmatig werd uitgevoerd. Niet in de laatste plaats door het Concertgebouworkest, waar onder anderen Eduard van Beinum, Bernard Haitink en Eugen Jochum - die met een onvergetelijke uitvoering van Kox' Tweede symfonie (met de Zevende van Bruckner na de pauze) voor mijn eerste kennismaking met de expressieve en bewogen muziek van deze componist zorgde - zich over zijn werk ontfermden. En over andere ensembles gesproken, Het Gelders Orkest verleende aan Kox een opdracht om de viering van zijn 75-jarig bestaan mee op te luisteren, namelijk in de vorm van het orkeststuk 'Paraklesis', een voorstudie van de eerder gesignaleerde Tweede symfonie.

Tendens
Maar na 1974 heeft de muziek van Kox het bij de toonaangevende critici moeten ontgelden en liet men geen gelegenheid onbenut om diens composities als 'ouderwets' en als zijnde doordesemd van vals sentiment af te serveren. Dat deze tendens zich nog lang zou voortzetten moge blijken uit een op 7 mei 1985 in De Volkskrant verschenen recensie van de 'Anne Frank Cantate', mijns inziens nog steeds het meest imposante onderdeel van Kox' imposante oorlogsdrieluik dat verder bestaat uit 'In those days' en 'Requiem for Europe' en waarin hij zich een waardige evenknie toont van Britten en zijn 'War Requiem' alsmede de Eerste symfonie 'Versuch eines Requiems' van de door Kox intens bewonderde Karl Amadeus Hartmann:

"De ongetwijfeld achtenswaardige intenties van de componist ten spijt is het een smakeloos samenraapsel van Duits, Latijn, Engels en Jiddisch geworden (.) Anne Frank zelf kon niet in het stuk voorkomen. Dat het nu haar naam draagt is op zijn minst twijfelachtig. Ze is er met de haren bijgesleurd. (.) De naam Anne Frank wordt in deze cantate geen symbool, maar een willekeurig opgeplakt etiket. De nazi-teksten zijn ontkracht en ongevaarlijk gemaakt door ze op muziek te zetten."

Inmiddels is het tij voor Kox gelukkig - en dit al de nodige jaren lang - in gunstige zin gekeerd. Mede ook dankzij de NTR ZaterdagMatinee en niet in de laatste plaats, deze schitterende dubbel-cd getuigt er ondubbelzinnig van, het fameuze Orlando-Festival dat Kox in zijn meest recente editie (in 2019) tot leidende componist verklaarde in een bonte en, als altijd uitdagende, programmering. En zelfs dan schroomt een van onze landelijke kranten niet de muziek van Kox als weliswaar doorwrocht maar toch oubollig weg te zetten, wat nog eens ten overvloede bewijst hoe diep het vooroordeel ten aanzien van deze sublieme klinkende nalatenschap in het DNA van onze muziekpers, of wat daar nog van over is, ligt opgeslagen.

Ernst en luim
Het is een wat lange opmaat geworden tot het komen van een waardebepaling van Kox' componeren (zijn oeuvre omvat 261 werken en daarmee behoort hij zonder meer tot de meest productieve componisten van het eigentijdse Europa), zoals deze voorbeeldig op deze rijkelijk gevulde twee cd's staat gedocumenteerd. En, het komt wellicht wat paradoxaal over (en het fascinerende van alle grote kunst schuilt nu juist in dat paradoxale), maar het beste wat u kunt doen is die inleiding van mij laten voor wat die is en in een staat van 'tabula rasa' gaan luisteren naar de muziek 'pur sang'. Want dat is het wat hier klinkt, en dan ook nog eens ten gehore gebracht door musici van absoluut topniveau. Via deze luisterrijke productie passeert een brede waaier van Kox' kamermuziek in sterk uiteenlopende bezettingen de revue en wel in een veelkleurig palet. Met daarbij inbegrepen - afgezien van de 'Tombeau for Hans Kox' van Eduard de Boer - maar liefst acht fonografische primeurs! Natuurlijk is Kox vooral vermaard als een van 's-lands meest in het oog springende 'Bekentnissmusiker' (niet voor niets viel net de naam van Hartmann!), maar aan de hand van deze dubbelaar krijgt men een aanzienlijk veelzijdiger beeld van deze componist. De partituren die in klinkende munt zijn omgesmeed vertonen zowel diepe ernst als ongeveinsde luim, zonder dat er in het laatste geval ook maar bij benadering van oppervlakkigheid sprake is, integendeel.

Hans Kox (foto Marieke Duijsters)

Dynamiet
Om het even hoe dramatisch zijn werken soms ook kunnen overkomen, wat deze uitgave nadrukkelijk onderstreept is het adagium van Verlaine 'La musique avant toute chose'. Het ambacht, de techniek, de keukengeheimen kortom; hoe belangrijk deze ook voor de componist zijn, Kox was er de man niet naar daar veel over te zeggen. Muziek is om naar te luisteren, niet om over te praten. Toegegeven, en ik spreek hier uit enige eigen ervaring, dit kon een live interview wel eens tot een beproeving maken. Zeker als je vroeg wat nou de pointe van deze of gene compositie was. "Dat mag de luisteraar helemaal zelf uitmaken! Volgende vraag!" Slechts onder vier ogen bleek de meester bereid wat meer van zijn doopceel te lichten, niet 'en plein publique', zoals schrijver dezes heeft mogen ervaren toen Kox alweer de nodige jaren terug 'composer in residence' was bij Het Gelders Orkest en de toenmalige chef-dirigent Martin Sieghart tot mijn onuitsprekelijke vreugde maar al te graag bereid bleek om onder meer de Tweede symfonie uit te voeren.

Deze gedachten speelden mij door het hoofd tijdens het beluisteren van een van de meest intrigerende onderdelen van deze cd, het gigantische pianostuk 'Variations on a Theme of Ludwig van Beethoven' dat uit 1991 dateert en tot de meest imposante pianowerken uit de 20 e eeuw uit ons land behoort. Het kan wat dat betreft op één lijn worden geplaatst met Heppeners 'Spinsel', Schats 'Anathema', Eschers 'Arcana' of (Louis) Andriessens 'Trepidus'. Graag had ik van Kox willen weten om welk thema het gaat. Hij zou daar met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet op hebben geantwoord. Vast staat wel dat het om een gegeven - een toonladderfiguur en/of een akkoordverbinding - uit de Eroïca-variaties van de meester gaat, maar daar moeten we het mee doen. Hoe dan ook, wat maakt het uit? Want zoveel is zeker: men raakt meteen in de ban geslagen van deze compromisloos hevig expressieve muziek, waarin alle zoetgevooisdheid ver is te zoeken en men de indruk krijgt dat het Beethoven-ingrediënt als een stuk dynamiet fungeert voor een betoog dat door roeien en ruiten gaat. Een betoog dat soms de vervoering van de slotfuga's uit de Hiller- en Mozartvariaties van Reger in herinnering roept om dan weer associaties te wekken met de halsbrekend explosieve Hartmann-finales uit diens late symfonieën, zonder dat Kox ook maar bij benadering zijn onvervreemdbaar eigen idioom verloochent. Fascinerend en dat eens te meer door de uitmuntende vertolking - houdt die naam in de gaten - door Katherine Dowling, die deze 'tour de force' uit het hoofd klaarspeelde. Wie dit oubolllig vindt moet zich echt eens door een uitstekende neuroloog laten nakijken. Alleen dit al is een reden te over deze cd's onverwijld aan te schaffen.

Veelzijdigheid
Over 'oubollig' gesproken, dat laatste gaat al evenmin (en au fond voor geen enkel werk van productie, tenzij men schoonheid onder deze noemer zou willen schuiven) op voor 'Cyclofonie XIII' voor twee piano's en al op even eminente wijze tot leven gewekt door Ellen Corver en, opnieuw, Katherine Dowling. Kox ouderwets? Die stelling valt aan de hand van dit stuk met geen mogelijkheid vol te houden, gezien de wijze waarop hij volkomen soeverein invloeden van zowel Ligeti als Stockhausen naar zijn eigen hand zet. Kox kende het 'Handboek Jan Soldaat' van de avant-garde evengoed als de confraters die het om opportunistische en buitenmuzikale redenen op hem gemunt hadden.

De veelzijdigheid van Kox' oriëntatie is iets wat dankzij dit uiterst smaakvol door de artistiek leider van het Orlando Festival Henk Guittart samengestelde programma haarscherp aan de dag treedt. Neem het Vijfde en 'Archilles' bijgenaamde sextet, waarin de meer latijnse kant van de componist naar voren komt en er zelfs momenten voorbijschieten tijdens welke de naam van Poulenc in gedachten komt. Het nogal eens gehoorde verwijt bovendien dat Kox zich schuldig zou hebben gemaakt aan het 'teveel' is een blaam die hem - afgaande op hetgeen deze cd's aan materiaal bevatten - absoluut niet treft. Eerder het tegendeel is waar, zoals onder meer de beide, hier voor de eerste maal te horen, versies van 'Le Chant du Merle' voor respectievelijk hobo en fluit onmiskenbaar onderstrepen. Een muziek van een grote intensiteit die juist aan de stilte en geconcentreerdheid waarin zij opklinkt een ongekend scherp reliëf verleent. Iets waaraan het geconcentreerde spel van hoboïst James Austin Smith en fluitiste Ingrid Geerlings enorm veel bijdraagt.

Hans Kox (foto Marieke Duijsters)

'Januskop'
Natuurlijk valt er nog onnoemlijk veel meer over het hier gebodene te zeggen, zoals over het langzame deel uit 'The Silent Cry', de grandioze en sfeervolle 'Stray Birds' voor trompet en orgel, waarin niet alleen de melodische, maar ook de kolossale harmonische vindingrijkheid van Kox nog eens prachtig voor het voetlicht wordt gebracht. Of de 'Four studies' voor contrabas', waarbij mag worden opgemerkt dat Kox een van de weinige 20ste eeuwse componisten was die zo schitterend voor dit veelal stiefmoederlijk bedeelde instrument kon schrijven. Of neem de 'Nocturne' uit de Sonate voor cello en piano, die een en al betovering uitstraalt. Uit dit alles en meer blijkt dat Kox een 'januskop' was: hij keek zowel om als vooruit. Net zoals zijn Duitse bondgenoot Hans Werner Henze, die net als Kox een enorme pluriformiteit aan de dag legde, hebben we hier te maken met een componist die voortdurend 'in gesprek' was met de traditie. Of, om het anders te formuleren en zijn collega Robert Heppener te parafraseren, Kox was niet zozeer een ontginner van het landschap, alswel een dankbaar gebruiker ervan. En, zo zou ik er aan willen toevoegen, dit op het hoogst denkbare niveau. Dit brengt ons dan nog eenmaal terug bij Dorian Gray, want wat wil het geval? Eduard de Boers in klank gevatte 'Tombeau' begint met een citaat uit deze opera (om precies te zijn de beginmaten) om dit vervolgens te verbinden met motieven uit twee liederen van de middeleeuwse Carmina Burana-codex. Over het overbruggen van de traditie gesproken!

Mondiale uitstraling
De opnames zijn weliswaar in verschillende lokaliteiten gemaakt, dit feit heeft nergens een transparant klankbeeld en een sfeervolle ambiance in de weg gestaan. Soms zijn enkele bijgeluiden hoorbaar, wat inherent is aan live-opnamen. Ik heb dit geenszins als storend ervaren, maar eerder positief, omdat dit aan het gebeuren een extra levendig karakter verleent.

Het boekje ziet er qua toelichtingen (geschreven door Henk Guittart en Eduard de Boer), geheel in Kox' geest, sober uit maar is verlucht met tal van - deels onbekende - foto's van de geëerde toondichter uit diverse periodes van zijn leven. Een omstandigheid die ook voor de volle 100 procent strookt met het op de cd's gebodene en dat een tijdspanne omvat van maar liefst 56 jaar scheppende arbeid! Een van de kenmerken van het Orlando Festival is - en deze cd-uitgave is er het zoveelste klinkende bewijs van! - de volkomen onmodieuze wijze van programmeren, waarbij het om het even is of het om Kox, (Louis) Andriessen, Van Hemel of Ketting gaat, om slechts enkele voorbeelden te noemen. Last but not least, laat ons dan ook vurig hopen dat Orlando, zo gauw de omstandigheden het weer toelaten, de draad weer optimaal kan oppakken. En wel, om met het intrappen van die open deur te eindigen (hoewel dit kennelijk door een aantal politici merkwaardig genoeg niet zo wordt gezien), dit Festival, samen met de NTR ZaterdagMatinee tot de meest belangrijke muzikale instellingen ter wereld behoort die men niet genoeg kan koesteren en derhalve met de grootste zorg moet omgeven. In het bijzonder waar het zowel de inhoudelijk-programmatische kant, de mondiale uitstraling als de educatieve kant betreft. Om met Schönberg te eindigen - en Kox zou het er van harte mee eens zijn - "Kunst kommt nicht von Können sondern von Müssen."


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links