CD-recensie
© Maarten Brandt, juni 2019 |
Deze cd mag zonder enige terughoudendheid als een mijlpaal in de Henze-discografie worden beschouwd, aangezien het geheel maar liefst drie fonografische primeurs telt. Maar dat niet alleen, ook mag deze uitgave als een waardige hommage worden beschouwd aan het adres van een van de meest vooraanstaande en helaas veel te jong heengegane pleitbezorgers voor de eigentijdse muziek, de Engelse componist/dirigent Oliver Knussen (1952-2018). Knussen die ook in ons land bepaald geen onbekende was en menigmaal bijvoorbeeld voor het ASKO|Schönberg Ensemble heeft gestaan en ook voor het Residentie Orkest van welk laatste ensemble hij eerste gastdirigent is geweest. Knussen was, anders dan soms zijn kompaan Reinbert de Leeuw, allesbehalve modieus ingesteld en brak vol overtuiging een lans voor om het even welke contemporaine muziek, of die nu in was of niet. Maar als hij dat deed kon je er voor de volle honderd procent zeker van zijn dat die muziek het op en top verdiende om nadrukkelijk onder de aandacht te worden gebracht. In zijn - zeker de huidige maatstaven in aanmerking genomen - korte leven (Knussen werd slechts 66 jaar) heeft hij onnoemlijk veel gedirigeerd, waarvan tot op heden 60 cd's zijn verschenen. En wie weet wat er binnen korte of lange tijd nog uit de archieven komt. Eclatant succes Een van de meest bijzondere werken op deze nieuwe Wergo-cd zijn de 'Englische Liebeslieder', een zes-delig cello-concert als het ware, dat zijn bestaan tussen 1984 en 1985 is begonnen in de gedaante van 'Sieben Liebeslieder'. In die vorm werd het werk op 12 december 1986 door cellist Heinrich Schiff met het Kölner Rundfunk-Sinfonie-Orchester onder leiding van David Shallon te doop gehouden. Bij dat evenement was tevens de toenmalige algemeen directeur Hans Hierck en een delegatie van de artistieke commissie van Het Gelders Orkest aanwezig. Dit ter voorbereiding van een luisterrijk Henze-festival dat in februari 1988 heeft plaatsgevonden en bij welke gelegenheid zowel Henze's 'Tristan', diens Vijfde symfonie en de Fandago hun Nederlandse premières beleefden onder supervisie van de toenmalige vaste gastdirigent Jac van Steen en met als solist in de 'Sieben Liebeslieder' de celliste Karine Georgian. Dat waren nog eens tijden! Want zoiets is anno nu - en zeker bij een regionaal orkest - volstrekt maar dan ook volstrekt ondenkbaar. En alsof dit nog niet genoeg was gasteerde in het kader van dit festival ook nog het Schönberg Ensemble onder Reinbert de Leeuw met Henze's sterk politiek geëngageerde en provocerende liederencyclus 'Voices'. Van 'Sieben' naar 'Englische Liebeslieder' Hieronder de teksten van de gedichten waarop de 'Englische Liebeslieder' zijn gestoeld, want ze zijn - merkwaardig genoeg - niet in het begeleidende booklet van de cd opgenomen. Met dien verstande dat Henze zich niet meer wist te herinneren om welk gedicht het bij de Tango ging, een van de meest speelse onderdelen van dit zesluik: I. Ruhig, verhalten She tells her love while half asleep II. Kwartnoot = 72 Love and Life - A song The time that is to come is not; Than talk not of inconstancy, IIII. Bewegt, heftig, stürmisch Blow, blow, thou winter wind (As you like it) Freeze, freeze thou bitter sky, IV. Ernst, getragen Sleep now, o sleep now The voice of the winter My kiss will give peace now V. Tango (gedicht onbekend) VI. Sonett Sonnet 128 Hoe boeiend het ook moge zijn voorkennis van de gedichten in kwestie te hebben, een ding is zo duidelijk als wat en dat is dat het hier allerminst om programmamuziek gaat en laat staan: een instrumentale zetting die tot de op vierkante millimeter precies de structuur van de teksten volgt, want niets is minder waar. Vandaar waarschijnlijk ook Henze's reserves ten aanzien van de bekendmaking van zijn inspiratiebronnen. De gedichten vormen dus een aanleiding, terwijl het bij de muziek om een sfeerduiding gaat waarbij het de luisteraar volstrekt vrijstaat er van alles bij te denken (of helemaal niets te denken, een even goed idee). Veel interessanter is de constatering dat deze tot puur instrumentale dimensies getransformeerde liefdesliederen, geschreven niet lang na de voor de Berliner Philharmoniker geschreven exuberante en donkere Zevende symfonie, ondanks de behoorlijk grote orkestbezetting, niettemin vooral intimiteit uitstralen. Een intimiteit die het uitzicht verhult op de ook hier onmiskenbaar duidelijk gelaagdheid als gevolg waarvan het voor de solist een hele toer is om in de juiste balans met het orkest te verkeren. Want celloconcert of niet, solist en ensemble vormen in dit werk zonder meer gelijkwaardige partners. Gesprek met het verleden Een verhaal apart is Sonett, dat een extatisch hoogtepunt kent, maar uiteindelijk culmineert in een verstilde apotheose; het laatste woord is aan de cello en een strijkkwartet. Voor mij persoonlijk echter is het openingsdeel (Ruhig, verhalten) met zijn donkere melancholisch ondertonen van de meest ontroerende schoonheid. Maar dat prachtige en korte gedicht van Robert Graves liegt er dan ook niet om. Knussen en Karttunen verrichten over de gehele linie ware wonderen en dan te bedenken dat dit een live-opname is. Dat zegt ook iets over de oren van alle musici, waarbij het vermeldenswaard is dat Knussen (blijkens een radio-interview, klik hier): tijdens de repetities met elke groep uit het orkest afzonderlijk heeft gerepeteerd alvorens de puzzelstukken in elkaar te schuiven. Een vergelijkbare aanpak huldigde Von Karajan tijdens de registratie voor DG van Schönbergs Orkestvariaties, opus 31 en wat Knussen en niet te vergeten de hemels mooi spelen Karttunen hier hebben bereikt is van een vergelijkbaar en al even onomstotelijk hoog niveau. Er is namelijk geen seconde dat de solist in het orkest kopje ondergaat. Hedonistische genotzucht De titel heeft betrekking op Romeinse Keizer Marcus Aurelius Antoninus, die na zijn dood als Heliogabal of Elagabal bekend is geworden vanwege zijn aanbidding van de God Baal. De reputatie van deze vorst was op z'n zachtst gezegd twijfelachtig. Hij stond vooral bekend om zijn hedonistische genotzucht, maar ook om een onmiskenbare rebellerende instelling. Volgens Henze moet de keizer ook in breder verband als een sterk tot de verbeelding sprekend symbool worden gezien van wat de componist zelf ook in de Romeinse cultuur bewonderde: het dierlijke, ruwe, maar ook sensuele en erotische in de ruimste zin van het woord; eigenschappen die niet naast elkaar bestonden, maar elkaar tot in het merg doordrongen. En dan hebben we het over een cultuur waarin en zinnelijke en spirituele geen tegenstellingen waren, maar in diepste wezen naadloos in elkaars verlengde lagen. De vorst kon echter niet tot in lengte van jaren op bewondering van zijn volk in het algemeen en de soldatenstand in het bijzonder rekenen. Niet voor niets werd hij door de Pretoriaanse garde - lees: de militaire elite - op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Bonte pracht - hoe kan het ook anders gezien het onderwerp! - en passages van een sublieme en niet zelden subtiele vervoering wisselen elkaar in dit ongeveer een half uur durende opus af. Met name een strijkerscantilene van een intense en soms zelfs ronduit verschroeiende lyriek blijven lang in het geheugen nazinderen. En Knussen is precies de juiste man om niet alleen die episode maar ook de vehemente passages het volle pond te geven, daarbij door de leden van het BBC Symphony Orchestra zo voorbeeldig bediend dat men haast meent dat het om een repertoirestuk gaat, terwijl 'Heliogabalus Imperator' tot de minst uitgevoerde werken van Henze behoort. Landschappelijkheid Net zoals in de 'Englische Liebeslieder' geen sprake is van een letterlijke verbeelding van de gedichten is dit het geval in 'Los Capricos' met de etsen van Goya. Ook hier gaat het namelijk om sfeerbepalingen. Het palet is weliswaar rijk, maar net als in eerstgenoemd werk ligt het accent - op een enkele uitzondering na - op het intieme en introverte. Als er aan 'Los Capricios' een karakter zou moeten worden gegeven, dan is het eerste dat mij voor de geest komt: landschappelijkheid. Henze's ultieme liefde voor het mediterrane en speciaal Italie is to alle poriën van deze verfijnde en ten onrechte nooit ten gehore gebracht partituur doorgedrongen. Zonder dat de muziek ook maar bij benadering illustratief wordt, bespeurt men onwillekeurig de 'geur' van de meer zuidelijke breedtegraden. Opnieuw tekenen het BBC Symphony Orchestra onder Knussen voor een uitvoering die de muziekliefhebber op de punt van zijn of haar stoel brengt, een verklanking die niets noordelijks heeft en volop ademt. Deze voorbeeldige productie wordt afgesloten met de enige niet fonografische primeur: de 'Ouverture zu einem Theater' uit 2012 (het laatst voltooide werk van Henze), die verder alleen door Markus Stenz, een van Henze's andere grote pleitbezorgers, werd opgenomen (Oehms Classics). Het verschil tussen hem en de benadering van Knussen betreft niet alleen die ene minuut minder die de Engelsman voor dit stuk nodig heeft, maar de ongekende vitaliteit en 'Schwung' van deze vertolking. Een bewijs te meer dat Henze's geestkracht tot op het laatste moment ongebroken is gebleven. Hoe dan ook, een onwijs mooie productie deze Wergo-cd, die ons beeld van een van de meest veelzijdige componisten van de 20 e en 21 e eeuw weer wat completer maakt. _____________________ index |
|