![]() CD-recensie
© Maarten Brandt, december 2007 |
Werken van Alexander GlazoenovSymfonieën nrs. 1-6 en 8 - Vioolconcert opus 82 - Coronation Cantata opus 56 - Concertwalsen nrs. 1 en 2 - Characteristique Suite opus 9 - Commemorative Cantata, Poème Lyrique, opus 12. Julia Krasko (viool), Olga Lutsiv-Tsernovskaja (sopraan), Ludmilla Kuznetsova (mezzosopraan), Vsevolod Grivnov (tenor), Dmitri Stepanovitsj (bas), Russian State Symphony Capella & Symphony Orchestra o.l.v. Valery Polyansky. Raymonda, balletsuite, opus 57. London Symphony Orchestra o.l.v. Yondani Butt. Symfonie nr. 7. BBC Symphony Orchestra of Wales o.l.v. Tadaaki Otaka. Brilliant Classics 93565 (7 cd’s) Alexander Glazoenov behoorde tot de grote muzikale autoriteiten van Rusland. Alleen al zijn muzikale geheugen was legendarisch. Zo bleek hij in staat een aantal werken van Borodin na diens dood uitvoeringsgereed te maken, getuige bijvoorbeeld de ouverture tot de opera Vorst Igor, die hij uit het hoofd heeft opgeschreven. Daarnaast genoot Glazoenov grote faam als professor contrapunt en instrumentatie van het Conservatorium te Sint Petersburg. Tot zijn belangrijkste leerlingen behoorde Anatoli Ljadov, terwijl het ook Glazoenov was op wiens aanbeveling Dmitri Sjostakovitsj als leerling tot het conservatorium van het inmiddels tot Leningrad omgedoopte Sint Petersburg werd toegelaten. Glazoenov heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten waarin, op opera na, alle denkbare genres zijn vertegenwoordigd. Zijn stijl kan kort door de bocht geredeneerd worden omschreven als een samengaan van elementen uit de stijl van het zogenaamde ‘Machtige hoopje’(bestaande uit de componisten Modest Moesorgski, Nikolaj Rimski-Korsakov, Cesar Qui, Aleksandr Borodin en Mili Balakirev) enerzijds en invloeden van Peter Iljitsj Tsjaikovski en Richard Wagner anderszijds. Een heroïsch temperament, een uitgebalanceerde lyriek alsmede folkloristische elementen strijden in zijn werk om het voorste gelid, waarbij het geheel in overzichtelijk gestructureerde vormen is ingebed. Vooral wat dat laatste betreft bestaat er een ondubbelzinnige affiniteit met de muziek van Mendelssohn en Brahms. Iets waarin Glazoenov zich trouwens onderscheidde van de overige vertegenwoordigers van het ‘Machtige hoopje’. Bovengenoemde verzameling met Glazoenovs acht symfonieën, het Vioolconcert, enkele losse orkestwerken en andere composities geeft een adequate indruk van zijn klanktaal. Een klanktaal die op haar best uiterst smaakvol is en vooral in de langzame delen van de symfonieën de aandacht beslist gevangen weet te houden, ook al toont Glazoenov zich ook daar bepaald niet als een uitvinder van het muzikale buskruit. In de snelle delen is het allemaal veel inwisselbaarder wat de klok slaat en werken de climaxen – vol hoempa-effecten – op de langere termijn toch erg clichématig. Zeker in vergelijking met een van zijn grote voorbeelden, Tsjaikovski, die een meester was in het opbouwen van hoogtepunten, juist ook in de snelle passages (men denken aan het derde deel van de ‘Pathétique’). Aan de andere kant betekent gebrek aan originaliteit niet altijd dat de muziek niet weet te boeien, wat onder meer blijkt uit het Vioolconcert, opus 82 dat als een soort Russische pendant van Mendelssohns opus 64 kan worden beschouwd, zeker waar het gaat om de aanhef en de overgang van het eerste naar het uitvoerige langzame deel. De in deze verzameling opgenomen uitvoering is buitengewoon langzaam (mij soms te) en doet – ondanks de fraaie en sonore toon van de soliste – toch verlangen naar de vertolkingen van David Oistrach (Classica d’Oro) en Maxim Vengerov (Warner). Heel apart is de Kroningscantate, opus 56 waarin Glazoenov een onverhuld Russische stijl schaamteloos weet te verbinden met een Italiaans bel canto, met een heidens moeilijke rol voor met name de sopraan. Jammer genoeg ontbreken de gezongen teksten en hun vertalingen in deze set, terwijl er meer over het leven van Glazoenov wordt uitgewijd dan over de inhoud van en de aanleiding tot het ontstaan van de werken. Nu weet ik dat men een gegeven paard niet in de bek moet kijken, want het betreft hier een low budget uitgave, maar zo lang een label als Naxos dat wel doet en dat ook nog doorgaans op uiterst doorwrochte wijze, toch wel iets om over na te denken. Het leeuwendeel van de uitvoeringen komt op conto van het Russisch Staatsorkest onder leiding van Valery Polyansky en is afkomstig van Chandos. Qua niveau zijn ze middle- of- the- road met, speciaal in de delen die het van een puntige en schwungvolle ritmiek moeten hebben, vaak een teveel aan zwaarte. Verder gaan de opnamen gebukt onder een zekere zwembadakoestiek, wat de duidelijkheid niet overal ten goede is gekomen. Daarom valt het te betreuren dat men slechts voor de Zevende symfonie gebruik heeft gemaakt van het BBC Symphony Orchestra of Wales onder Tadaaki Otaka, het ensemble immers dat voor het Zweedse kwaliteitslabel BIS alle acht symfonieën van Glazoenov heeft vastgelegd en dat in zowel termen van geluidsweergave als interpretatie bepaald overtuigender dan Polyansky. Want uit het voorgaande moge dit duidelijk zijn, de muziek van Glazoenov blijft pas in het geheugen hangen als zij over de gehele linie met huid en haar wordt verdedigd. index |