|
CD-recensie
© Maarten Brandt, mei 2015
|
Bruckner: Symfonie nr. 1 in c (Linzer Fassung 1866 - Nowak)
Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Jaap van Zweden
Challenge Classics CC72556 • 51' • (sacd)
Opname: juni 2012 en juni 2013, Studio MCO 5, Hilversum
| |
|
'Finis coronat opus' oftewel. 'Het einde bekroont het werk', want of Jaap van Zweden alsnog de nummers Nul en Dubbelnul (de zogenaamde Studiesymfonie in f) in zijn bij achtereenvolgens Exton en Challenge gestalte verkregen hebbende Brucknercyclus gaat betrekken, is zo goed als zeker niet aan de orde en hetzelfde geldt voor de reconstructie van Benjamin-Gunnar Cohrs cum suis van de finale van de Negende. Hoe dan ook, toen ik de cd van Bruckners officiële eersteling uit het cellofaan haalde en naar de timing van het adagio - 16'10 tegen normaal tussen de ruim 12 en 13 minuten - keek, meende ik dat er wel van een zetfout sprake moest zijn. Maar dit is absoluut niet het geval. En dan gaan de gedachten, een groter compliment kan ik Van Zweden met de beste wil van de wereld niet maken, vrijwel automatisch naar de legendarische dirigentengrootheid Sergiu Celibidache uit die, evenals bijvoorbeeld zijn collegae Otto Klemperer (EMI) en Hans Knappertsbusch (diverse labels), de symfonieën 1 en 2 (en Klemperer nummer 3) links lieten liggen. Hoe onterecht dit is bleek al uit de riante uitvoeringen - ons nu tot de Linzer Fassung beperkend - door achtereenvolgens het Koninklijk Concertgebouworkest onder Bernard Haitink (Philips) en de Berliner Philharmoniker onder supervisie van Herbert van Karajan (DG), zijnde de enige concurrenten van Van Zweden. Dat wil zeggen, gesteld dat men al van concurrenten mag spreken, want laatstgenoemde kan zich niet alleen gemakkelijk in dit gezelschap handhaven, nee hij weet hun resultaten nog in ruime mate te overtreffen. Daarbij bovendien geholpen door een opname - mooi rond, warmbloedig, rijk aan dynamiek en tegelijkertijd optimaal transparant - die Haitink en in nog sterkere mate Karajan (het geluid is bits en vlak; zelfs de oudere uitvoering voor DG onder Jochum - diens eerste Bruckner-cyclus - met hetzelfde orkest klinkt beter) ver achter zich laat.
Eb- en vloedbeweging
Van Zweden vat het adagio als één immense hymne op, waarbij hij als geen ander voor en waarschijnlijk na hem (wie dit alleen al kan evenaren moet van zeer goeden huize komen!) binnen een extreem breed genomen tempo - dat toch volkomen natuurlijk en geen seconde ook maar bij benadering geforceerd overkomt - de spanningsbogen (en wat voor!) optimaal weet door te trekken. Daarbinnen manifesteert zich op voorbeeldige wijze een eb- en vloedbeweging die gestalte krijgt bij machte van een uiterst geraffineerde omgang met het principe van het 'reculer pour mieux sauter': telkens wanneer men meent dat het plafond is bereikt, is er nog in ruime mate reserve om de lyrische intensiteit van de muziek nog verder op te voeren. Ongelooflijk! En dan heb ik het nog niet eens over de schitterende strijkersklank van het Radio Filharmonisch Orkest, dat alleen al hierdoor onomstotelijk bewijst, samen met het Koninklijk Concertgebouworkest, de Berliner en de Wiener Philharmoniker, tot de beste orkesten van centraal Europa te behoren.
Geheimzinnige lading
Wat in sommige andere uitvoeringen van Bruckners Eerste symfonie nogal eens opvalt is het' drukke' karakter van de hoekdelen en meer in het bijzonder de finale. Maar niets van dat alles in deze uitvoering, waarin Van Zweden in die delen juist daarom zo weet te overtuigen omdat hij het discours soms met een geheimzinnige lading weet te bezielen en de cesuren op een dramatische manier te onderstrepen. De climaxen zijn daarbinnen dermate perfect gedoseerd dat ook hier de talrijke spanningsbogen geen enkele knik vertonen. Het scherzo, met het van een licht-melancholieke toets voorziene pastorale trio, werkt te midden van dit alles als een weldadig ontspannen episode. Meer dan onder onverschillig welke andere dirigent blijkt dankzij Van Zweden dat Bruckners Eerste symfonie een voor de volle honderd procent gerijpt en volwassen werk is En dat is geen wonder, want de componist was 42 jaar toen hij het stuk in kwestie, dus in wezen zijn derde symfonie, voltooide.
'Guinnes Book of Records'
Kortom, dit is een uitvoering die niet alleen vanwege de lange speelduur van het adagio maar bovenal omwille van het uitmuntende niveau van het gebodene in zijn geheel een ereplaats in het muzikale 'Guinness Book of Records' verdient en wat mij betreft gerust voor een Edison in aanmerking mag komen. Wel jammer alleen dat Van Zwedens fascinerende Bruckner-odyssee over twee verschillende labels is verdeeld - namelijk Challenge en het Japanse Exton (van welke reeks speciaal de vertolkingen van de Tweede en Vijfde symfonie zeer hoog scoren!) - en waarvan de door laatstgenoemde maatschappij uitgebrachte verklankingen niet gemakkelijk verkrijgbaar zijn. Hulde tenslotte voor de zeer informatieve toelichting in het booklet van de hand van collega en doorwinterde bruckneriaan Aart van der Wal.
|
|