Bruckner: Symfonie nr. 8 in c
(Editie 1890 – Leopold Nowak)
Radio Filharmonish Orkest o.l.v. Jaap van Zweden
Challenge Classics CC72549 • 79' • (2 sacd's)
Opname: augustus 2011, MCO, Studio 5, Hilversum
Gesteld dat een dirigent de kans krijgt een complete symfonische cyclus van deze of gene componist op te nemen, tien tegen een dat deze dan voor Mahler zal opteren en in tweede instantie voor Beethoven. Daarom mag het aan de balk dat Jaap van Zweden zijn keus op Bruckner heeft laten vallen van wie hij inmiddels met het Radio Filharmonisch Orkest, waarover hij tot voort kort de scepter zwaaide, de Tweede, Vierde, Vijfde, Zevende en Negende symfonie opnam voor het Japanse Exton-label en die elders op deze site zijn besproken. En nu is er dus heet van de naald de Achtste voor Challenge. Te hopen valt dat de moeilijk verkrijgbare Exton-uitgaves tevens door Challenge zullen worden uitgebracht, zodat binnen afzienbare tijd de integrale cyclus bij laatstgenoemde maatschappij zal zijn vertegenwoordigd. Of Van Zweden tevens de Studiesymfonie in f en de Nulde in de reeks zal betrekken, is afwachten. Stiekem hoop ik in ieder geval wel dat de Nederlandse maestro alsnog de voltooide versie van de finale van de Negende door het viertal Samale/Mazzuca/Phillips/Cohrs als ‘bonus’ in deze klinkende symfonische ‘Gesamtausgabe’ zal betrekken (eventueel gecombineerd op 1 cd met de Nulde; beide symfonieën hebben immers dezelfde toonsoort, namelijk d-klein!). Mede ook gezien het constant hoge tot zeer hoge niveau van Van Zwedens Bruckner-registraties tot nu toe.
Spanningsbogen
Deze kwalificatie is zonder reserve van toepassing op Van Zwedens gloednieuwe vastlegging van de Achtste, een uitvoering waaruit de diepgewortelde verknochtheid met de Nederlandse uitvoeringspraktijk van Bruckners muziek uit iedere noot blijkt. Evenals Jochum (DG, EMI en Tahra), Celibidache (DG en EMI), Chailly (Decca) en tegenwoordig ook Haitink gaat Van Zweden voor de Nowak-uitgave van de 1890-editie en schitteren de indertijd door Robert Haas via de achterdeur naar binnen gesmokkelde elementen uit de oerversie van 1887 door afwezigheid. Zoals bij voorbeeld de passage bij letter Q in het Adagio. Anders dan bijvoorbeeld Jochum en vooral Celibidache horen we hier geen sacrale of metafysische maar een volop aardse Bruckner van vlees en bloed. De tempi zijn noch traag noch snel maar volkomen natuurlijk en evenwichtig, met als resultaat een zowel perfect uitgebalanceerd als geproportioneerd geheel, waarbinnen de talrijke spanningsbogen voorbeeldig worden doorgetrokken. Een continuïteit en flexibiliteit die de nadagen van Van Beinum in herinnering roepen en een perfect gevoel voor frasering tijdens de vele ingenieuze overgangen à la Haitink gaan in deze hoogst imposante vertolking hand in hand.
Klankcultuur
Het aandeel van het Radio Filharmonisch Orkest vormt een verhaal apart. Wie niet beter weet, meent hier het Koninklijk Concertgebouworkest op het toppunt van zijn kunnen aan het werk te horen. Wat een ongelooflijke klankcultuur klinkt ons hier tegemoet! Een klankcultuur die overigens geen moment ook maar iets gelikts heeft. Zoveel is duidelijk, Nederland heeft meerdere voortreffelijke Brucknerorkesten, en het Radio Filharmonisch Orkest deelt deze status ex equo met het KCO. Een uitstekende derde is Het Gelders Orkest onder leiding van zijn voormalige chef-dirigent Martin Sieghart, maar van deze combinatie bestaan geen commercieel verkrijgbare opnames. Tenslotte nog een woord over de weergavekwaliteit van deze – van een uiterst leesbaar essay van Aart van der Wal voorziene – uitgave. Opnieuw deed Studio-5 van het Muziekcentrum van de Omroep in Hilversum dienst als opnamelokaliteit en wederom is het resultaat verbluffend. Zodanig dat men zich op een top avond in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw aanwezig waant. Een diep peilende en hoogst sonoor werkende klank van het koper, zinderende strijkers, een schitterende ruimtelijke definiëring en een schier onbegrensde dynamiek maken deze vertolking, waarmee Van Zweden nog eens ten overvloede bewijst tot de waarlijk grote Bruckner-interpreten te behoren, tot een hoogst begerenswaardig geheel. Alleen is het opvallend dat deze Achtste met een speelduur van net onder de 80 minuten op twee cd’s staat, maar dat zal ongetwijfeld met het superaudio-'format' van doen hebben.