|
CD-recensie
© Maarten Brandt, april 2021
|
Berg: Vioolconcert - Sieben frühe Lieder - Drei Orchesterstücke op. 6
Gil Shaham (viool), Susanna Phillips (sopraan), San Francisco Symphony o.l.v. Michael Tilson Thomas
SFSmedia SFS 0080 821936-0090-2 • 67' • (sacd)
Live-opname: maart 2018 (Vioolconcert); nov. 2018 (Sieben frühe Lieder); jan. 2015 (Drei Orchesterstücke); Davies Symphony Hall, San Francisco
www.sfsymphony.org
|
|
|
Op donderdag 19 november 1998 bevond ik mij in de Grote Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam waar op die avond een optreden werd verzorgd door het Concertgebouworkest onder leiding van Michael Tilson Thomas. Op de lessenaars een monsterlijk programma, niet zozeer vanwege de composities op zich (over smaak valt altijd te twisten!), maar door de volgorde waarin deze waren geplaatst: Bergs Drei Orchesterstücke, Mahlers Fünf Rückertlieder en na de pauze de bewerking door Schönberg van Brahms' Pianokwartet in g, op. 25. Wie haalt het in zijn hoofd om een concert met Bergs Orchesterstücke te openen? Het orkestrale manifest van het expressionisme bij uitnemendheid dat altijd een verpletterende indruk achterlaat en waarna slechts een intens zwijgen past? Laat staan dat de oren vervolgens ook maar bij benadering in staat zouden zijn om de subtiliteiten van Mahlers vocale kleinoden op een soelaas biedende wijze in zich op te nemen! Dan die Brahms-adaptatie die als een soort grauwsluier werkt in vergelijking met Bergs uitgekiende orkestrale timbres en Mahlers exquise liedkunst. Dit concert was dan ook de enige uitzondering waarbij ik het na de eerste helft voor gezien, of beter: gehoord hield. Ik bleek niet de enige: ook Marius Flothuis, de oud-artistiek leider van het Concertgebouworkest, vond het mooi geweest en koos het hazenpad.
Dynamiek in termen van decibels
Toch was het een gedenkwaardig gebeuren, want Tilson Thomas etaleerde een heel persoonlijke kijk op Bergs deels zeer explosieve orkestrale drieluik. Met een Präludium bijvoorbeeld dat me, op de vertolkingen van Boulez na, nimmer debussiaanser voorkwam als bij die gelegenheid, getuige de ongelooflijke timbres en kleurwerkingen die de dirigent uit het orkest wist te toveren en dit laatste niet minder ook in Reigen. De tempi in beide stukken waren breder dan gewoonlijk, een omstandigheid die extra opviel vanwege de daarna relatief vlotter genomen Marsch, waarvan juist de 'wuchtige' aan Mahlers Zesde symfonie herinnerende ondertonen het volle pond kregen. Geen wonder dat mijn hoop meteen werd gevestigd op een opname door 'zijn' San Francisco Symphony, het orkest dat niet lang daarna een themaserie in het leven riep met Berg en Schumann als centrale componisten. Ook de Drei Orchesterstücke werden in die periode een aantal malen gespeeld, maar een opname bleef vooralsnog uit. Tot in 2015, toen ze live werden vastgelegd, een aantal jaren nadien gevolgd door respectievelijk het Vioolconcert en de uit 1928 daterende orkestratie van de Sieben frühe Lieder (de oorspronkelijke versie voor zangstem en piano voltooide Berg in 1908).
Met dit alles in het achterhoofd begon ik naar bovenstaande cd-productie te luisteren en het resultaat viel me niet echt mee. Daar is zeker ook de opname in combinatie met de locatie debet aan. Er is een enorme dynamiek, dat wel, maar eerder in termen van decibels dan in de zin van aangescherpte profilering, een absolute vereiste bij een partituur als die van de Drei Orchesterstücke. Het klankgemiddelde ontbeert in hoge mate de fascinerende sonoriteit van die Amsterdamse vertolking. Daarbij is er een teveel aan resonantie als gevolg waarvan het verschil tussen, om slechts een klein maar niet onbelangrijk detail te noemen, de grote en de kleine tamtam ver te zoeken is. En mede doordat het laag van de weergave nogal wollig is uitgevallen, ontstaat er een totaalbeeld waarin vele details ondersneeuwen.
Vroomste wens
Ik ben mij terdege bewust van de veeleisendheid van dit werk, daarover niet het geringste misverstand, maar de vergelijking met enkele 'gouden ouden' leert dat het ook anders kan. Neem de eerste registratie met het BBC Symphony Orchestra onder supervisie van Pierre Boulez (Sony, 1968). Zeker, een klank die is gevrijwaard van om het even welke opsmuk, maar wat komt dat onderhuidse begin van het Präludium daar schitterend tot zijn recht, of neem de eerste vastlegging van Claudio Abbado van enkele jaren later voor DG met het London Symphony Orchestra. Ultieme transparantie en doorhoorbaarheid, zelfs gedurende de meest complexe passages van de Marsch, zijn daar de ondubbelzinnige trefwoorden, bewust als de Italiaanse maestro zich was van de noodzaak van het balanceren tussen Haupt- en Nebenstimme. En dan is er natuurlijk nog de prachtige Karajan-opname in het kader van een platenproject met de grote orkestwerken van Schönberg, Berg en Webern met de Berliner, eveneens voor het gele label. Zeker, men hoort er aan af dat de jaren tellen, maar wat een grandeur klinkt ons in Bergs door het lint gaande stukken tegemoet en ook Karajan slaagt er voorbeeldig in enorm veel reliëf in het geheel aan te brengen, daarbij geholpen door de uitstekende toenmalige opnametechnische mogelijkheden (zeker in die tijd: we hebben het over het begin van de jaren 70). Verder is er ook nog de superieure live-opname uit 1967 - misschien wel, zeker in de geest van deze precedentloze muziek, de beste ooit! - van het Concertgebouworkest onder Bernard Haitink, op cd uitgebracht als bonus bij het onder redactie van onze collega Paul Korenhof samengestelde Liber Amicorum voor deze dirigent (uitgegeven door Anthos en helaas niet meer verkrijgbaar). Het betreft een 'gewone' radio-opname - toen nog zonder om het even welke compressie - van een interpretatie waar Haitink evenals Hans Rosbaud in 1961 (die in dat jaar de Nederlandse vuurdoop bij het Concertgebouworkest dirigeerde en die gelukkig op cd is uitgebracht in de reeks The Radio Recordings van het orkest) helemaal losgaat. Onder zowel Rosbaud als Haitink komt de portee van deze muziek ongenaakbaarder uit de verf dan onder wie verder ook. Daarbij is bij Haitink - ondanks de schier onbeperkte, maar gaaf doortekende dynamiek - alles hoorbaar. Dat die meesterlijk gerealiseerde registratie nog eens commercieel moge verschijnen is mijn vroomste wens!
Ritardando
Maar nu terug naar San Francisco. Hoezeer ook duidelijk is dat Tilson Thomas een expansieve romantische benadering voorstaat (en daar valt op zich alles voor te zeggen, de opbouw tijdens het stretto - met een formidabel ritardando! - dat naar het hoogtepunt van de Marsch leidt, is schitterend gerealiseerd), vele goede bedoelingen worden ondergraven door de eerder gesignaleerde problemen met de weergave. Ook het Vioolconcert lijdt onder bepaalde problemen, want als Bergs instrumentale requiem iets niet is dan is het wel een werk voor solist met orkestbegeleiding aangezien beide protagonisten door de componist gelijkwaardig zijn behandeld. Mijn grootste bezwaar is dat het solo-instrument soms te nadrukkelijk in de schijnwerpers is geplaatst, terwijl op andere momenten bepaalde instrumentengroepen te overdreven zijn uitgelicht met, overdrachtelijk geformuleerd, als uitkomst een soort 'muzikaal fotoshoppen'. Kortom, een en ander maakt een behoorlijk gemanipuleerde indruk. Vergeleken met de Drei Orchesterstücke is het Vioolconcert een 'eenvoudig' werk, maar ook hier zou men zowel een betere balans als meer reliëf wensen. Wat niet wegneemt dat Shaham een fraai pleidooi voor Dem Andenken eines Engels houdt, maar zijn eerder - met de Dresdner Staatskapelle onder David Roberston - en op Canary Classics verschenen (hier besproken door collega Siebe Riedstra) vertolking* overtuigt mij aanzienlijk meer, mede dankzij de evenwichtigere opname. Niettemin, wie de spiritualiteit van Bergs Vioolconcert in optima forma wil beleven, blijft aangewezen op de combinatie Gidon Kremer/Colin Davis (Philips), Anne-Sophie Mutter/James Levine (DG), Isaac Stern/Leonard Bernstein (Sony) en natuurlijk degene voor wie het stuk werd geschreven: Louis Krasner/Anton Webern (Continuüm, een historisch document zonder weerga!)
Verreweg het beste slaagden de Sieben Frühe Lieder, die door Susanna Phillips zeer idiomatisch worden gezongen, ook al zou iets meer rubato in het openingslied niet hebben misstaan. Hoe het ook zij, de balans tussen zangstem en orkest is puik in orde, wat weer niet wegneemt dat, als het om mijn favorieten gaat, mijn voorliefde uitgaat naar Anne Sofie von Otter met de Wiener Philharmoniker onder Claudio Abbado (DG). Daar hoor je net dat extra snufje magie en 'suspense' dat hier ontbreekt.
___________________
*) De dubbel-cd 1930s Violin Concerto's, volume 1
|
|