CD-recensie

 

© Maarten Brandt, april 2015

 

Bach: Matthäus-Passion BWV 244
(arrangement Mendelssohn 1841)

Jörg Dürmüller (evangelist - tenoraria), Marcus Fink (bas - Jesus), Judith van Wanroij (sopraan), Helena Rasker (alt), Maarten Koningsberger (bas), Elske te Lindert (Ancilla 1), Chantal Nijsingh (Ancilla 2), Minou Tijp (Testis 1), Arjen van Gijssel (Testis 2), Consensus Vocalis, The Netherlands Symphony Orchestra o.l.v. Jan Willem de Vriend

Challenge Classics CC72661 1.52' (2 sacd's)

Live-opname: 4 april 2014,
Muziekcentrum Enschede

 

Hoewel het doorgaans wel zo wordt voorgesteld, is het formeel onjuist Felix Mendelssohn-Bartholdy zonder meer als de herontdekker van Bachs Matthäus-Passion te bestempelen. Carl Friedrich Zelter, een van de belangrijke leraren van de componist, had namelijk heel wat werken van de Thomascantor in huis, hetzij in met de hand geschreven kopieën dan wel in uitgaves die afkomstig waren uit de nalatenschap van Johann Friedrich Agricola en Johann Philipp Kirnberger, die op hun beurt beiden enkele jaren leerling van Bach waren. Laatstgenoemde was overigens een leermeester van Zelter, die dan ook via hem de bewondering voor Bach overnam. Zelter nu geloofde onvoorwaardelijk in Bachs vakmans- en meesterschap en gebruikte diens werk dan ook regelmatig als studiemateriaal, speciaal voor beginnende componisten. Het was ook Zelter die de jonge Mendelssohn al op het spoor zette toen deze voor zijn huisconcerten een klein maar goed koor formeerde om onbekende of vergeten muziek tot klinken te brengen. En met dat bewuste gezelschap bracht Mendelssohn ook een aantal delen uit de Matthäus-Passion ten gehore, waarvan hij vermoedelijk ter gelegenheid van zijn vijftiende verjaardag de partituur cadeau had gekregen, maar aan een openbare uitvoering dacht hij helemaal niet. Voor de volledigheid zij gemeld dat in Berlijn wel eens een kort stuk van Bach tot klinken was gebracht. Echter deze componist genoot de status van een droge academicus, wiens muziek - ja het kan verkeren! - als onmelodieus en zelfs ongrijpbaar te boek stond. Mendelssohn liet zich hierdoor niet van de wijs brengen en wierp zich met een haast maniakale ijver op een studie van zowel de muzikale als tekstuele aspecten van de Matthäus-Passion . Het was evenwel de acteur en zanger Eduard Devrient die tijdens de huisconcerten van Mendelssohn het verlangen ging koesteren zelf de Christus-partij te mogen zingen. Mendelssohn, die - net zo min trouwens als zijn ouders, Zelter (die het werk zowel voor publiek als musici te veeleisend vond) en andere vrienden - veel in een openbare uitvoering zag, liet zich allengs door Devrient ompraten. Het tweetal wist niet zonder moeite Zelter tenslotte zo ver te krijgen dat die zijn Singakademie ter beschikking stelde. Hoe dan ook, zonder de vasthoudendheid van Devrient zou de openbare heropvoering van de Matthäus-Passion, - om precies te zijn op 11 maart 1829 te Berlijn onder Mendelssohns directie - vermoedelijk helemaal niet tot stand zijn gekomen.

Coupures
Het betrof overigens een verre van integrale vertolking, want Mendelssohn wijzigde niet alleen tal van instrumentale details, maar schrapte bovendien de nodige aria's, danwel kortte hij die soms substantieel in, terwijl hij het evangelieverhaal (op enkele uitzonderingen na) intact liet. Willem Mengelberg, bijvoorbeeld, snoeide later tijdens zijn legendarische en de door hem bij het Concertgebouworkest in Amsterdam geïntroduceerde Palmzondaguitvoeringen aanzienlijk meer in het evangelie, speciaal in het tweede deel, dat onder deze dirigent daarom in verhouding korter duurde dan het eerste deel, terwijl bij Mendelssohn - alle coupures ten spijt - het tweede deel toch in verhouding het langst is, ook al is het verschil te verwaarlozen. Voor de volledigheid hieronder een lijst met die onderdelen welke Mendelssohn in zijn versie van de Matthäus-Passion liet vervallen:

Recitatief Wiewohl mein Herz in Tränen schwimmt
Aria Ich will dir mein Herze schenken
Koraal Ich will hier bei dir stehen
Recitatief Der Heiland fällt vor seinem Vater nieder
Aria Gerne will ich mich bequemen
Koraal Mir hat die Welt trüglich gericht
Recitatief Mein Jesu schweigt zur falschen Lüge stille
Aria Geduld, Geduld
Koraal Bin ich gleich von dir gewichen
Koraal Befiehl du deine Wege
Koraal Wie wunderbarlich ist doch diese Strafe
Aria Können Tränen meiner Wangen
Koraal Du edles Angesichte (2e strofe van O Haupt voll Blut und Wunden)
Recitatief Ja, freilich will in uns
Aria Komm, süßes Kreuz
Aria Sehet, Jesus hat die Hand

Na de succesvolle uitvoering in Berlijn werden tevens in een aantal andere Duitse steden verklankingen van Mendelssohns adaptatie van Bachs Matthäus op touw gezet. Voorts nam de bewerker, met het oog op een uitvoering in 1841 in de Thomaskirche te Leipzig, de partituur opnieuw onder handen, waarbij het bij die gelegenheid tot minder drastische ingrepen kwam dan de eerste keer. Het is in de laatstgenoemde editie dat de Mendelssohn-transcriptie van Bachs meest bekende passie verbreid is geraakt, mede dankzij de cd-registratie door Das Neue Orchester en Chorus Musicus onder leiding van Christoph Spering (op het label Opus 111), de dirigent die deze versie de nodige jaren geleden ook met zijn keurtroepen in het Amsterdamse Concertgebouw verklankte. Ook Jan Willem de Vriend cum suis ontfermen zich in de boven genoemde live-registratie in Enschede over de 1841-uitgave.

Klarinetten
Voor de volledigheid zij nog vermeld dat het niet bij deze ene bewerking van Mendelssohn is gebleven. Zo vervaardigde lied-componist Robert Franz in 1840 zijn editie van Bachs Opus Magnum, die eenmaal in ons land heeft geklonken, en wel in 1985 in Utrecht tijdens het Festival Bach Controversieel, door Toonkunst Utrecht en het Nederlands Philharmonisch Orkest onder supervisie van wijlen hun dirigent Jaap Hillen. Anders dan Mendelssohn tekende Franz voor een qua notentekst integrale, en (maar dat valt buiten het bestek van deze bespreking) uiterst spraakmakende herinstrumentatie van Bachs Matthäus met zelfs koperblazers en pauken! Mendelssohn ging zover niet, maar schakelde wel klarinetten in die niet alleen sommige aria's van een aparte kleuring voorzien, maar tevens de cantus firmus - gezongen door de solisten, die als zodanig dan fraai contrasteren met het koor - van het openingskoor van het eerste deel verdubbelen. Verder worden de secco-recitatieven niet begeleid door orgel of klavecimbel maar door twee celli en een contrabas, met uitzondering van de scene waarin het scheuren van de voorhang des tempels wordt geschilderd en het tutti-strijkorkest volop in actie komt. Een effect dat overigens nadien door Mengelberg en Piet van Egmond in hun excessief romantische vertolkingen is overgenomen. Ook de in de notentekst heeft Mendelssohn zo nu en dan ingegrepen door sommige cadensafsluitingen van majeur naar mineur en omgekeerd te laten verlopen, dan-wel bepaalde episodes hetzij op- dan wel neerwaarts te octaveren, zoals bij vlagen in de partij van de evangelist en - heel imposant - in de befaamde Erbarme dich-aria, die bij Mendelssohn trouwens voor rekening van een sopraan in plaats van een alt komt.

Barokvirus
Maar goed, nu terug naar de heet van de naald verschenen vertolking van Mendelssohns Bach-avontuur onder Jan Willem de Vriend met HET Nederlands Symfonie Orkest. Voor zowel De Vriend als Spering geldt dat zij zich geen van beiden hebben kunnen ontworstelen aan het barokvirus, in die zin dat zij alle twee historiserend te werk zijn gegaan. Dat is bij oppervlakkige beschouwing niet zo merkwaardig, aangezien de uitvoeringspraktijk van de romantische muziek in de loop der decennia vanzelfsprekend in ruime mate heeft geprofiteerd van de inzichten op het gebied van de Oudere Muziekpraktijk. Wat weer niet wil zeggen dat dit per definitie altijd tot spannende resultaten leidt. Zeker niet bij De Vriend, van wiens vertolking ik toch belangrijk meer had verwacht dan hier is te horen. Te meer ook daar zijn lezingen van de Mendelssohn-symfonieën met hetzelfde orkest een onvergelijkbaar overtuigendere indruk achterlaten. Men leze er wat dat betreft de besprekingen van collega Van der Wal maar op na, en ik deel zijn mening volledig. Die interpretaties zijn scherp geslepen, stuwend en steken barstens-vol dramatiek, iets wat mutatis mutandis ook geldt voor de Beethoven-cyclus van De Vriend en de zijnen. Zelfs zo'n, althans naar mijn mening, onmogelijk stuk als Mendelssohns Lobgesang-symfonie is onder De Vriend nog een magistrale belevenis en dat alleen al is een prestatie die er niet om liegt.

Spanningsloze affaire
Maar de vergelijking van het beginkoor van de Matthäus in de Mendelssohn-versie tussen Spering en De Vriend maakt het eigenlijk al meteen duidelijk. En dat zit 'm niet alleen in het tempo (De Vriend is met 6'49 een kleine minuut sneller dan zijn collega) maar vooral in de ritmische articulatie die in het geval van De Vriend vrijwel afwezig is, met als gevolg een spanningsloze affaire. En dat een super audio-opname op zich niets zegt, blijkt eveneens uit deze nieuwe Challenge-uitgave. Is de cantus-firmus (solisten plus klarinetten - zie hiervoor) onder Spering in zijn inmiddels alweer 23 jaar oude opname moeiteloos hoorbaar, via de nieuwe registratie horen we een brei. En dat ligt beslist niet alleen aan de weergave-techniek en het feit dat het om een live-gebeuren gaat, maar gewoon aan De Vriend zelf, die - en dit is niet de eerste keer; zijn 'gewone' uitvoering van Bachs Matthäus begin deze maand met het Rotterdams Philharmonisch Orkest vertoonde exact hetzelfde beeld - geen noemenswaardige affiniteit met deze muziek heeft. Ze klinkt onder hem op haar best geolied en gelikt, maar verder verstoken van voldoende raffinement en vooral: spiritualiteit.
Natuurlijk is het bepaald niet allemaal ondermaats wat er uit de luidsprekers komt. Het is bijvoorbeeld een genot om naar Jörg Dürmüller te luisteren, die op een zeer overtuigende wijze een lans breekt voor zijn rol als evangelist en ook het Erbarme dich van sopraan Judith van Wanroij is er een om te koesteren, juist ook vanwege de verrassende verschillen tussen Bachs origineel en wat Mendelssohn er van maakte. Last but not least is het jammer dat Mendelssohn de nodige basaria's heeft laten sneuvelen, want ook het aandeel van Maarten Koningsberger is buitengewoon goed.

Vurige wens
Maar wie het om een fijnzinnigere benadering van Mendelssohns Bach-bedoelingen gaat, is met Spering toch beter uit, ook al omdat hij juist voor net iets bedaagdere - wat iets anders is dan langzaam, want dat is het zeker niet - tempi kiest en, nog belangrijker: daarbinnen veel meer ritmische levendigheid weet aan te brengen. Nog los van het feit dat de 'no nonsense' stereo-opname verre te prefereren valt boven het soms wollig overkomende klankgemiddelde van de nieuwe opname. Maar nog mooier zou het uiteraard zijn, en dat is mijn vurige wens, als er nog eens een dirigent uit het niet-historiserende kamp zich als pleitbezorger voor deze editie zou opwerpen. Een interpreet van het type Karajan of Klemperer, kortom. Dus iemand die het in de goede zin des woords aandurft lekker en schaamteloos te zwelgen in een op en top hoogromantische vertaalslag van deze adaptatie. En dat dan bij voorkeur met de Berliner Philharmoniker of 'ons' Koninklijk Concertgebouworkest'.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links