CD-recensie

 

© Maarten Brandt, november 2014

 

Bach: Köthener Trauermusik BWV 244a
(reconstructie : Morgan Jourdain)

Sabine Devieilhe (sopraan), Damien Guillon (altus), Thomas Hobbs (tenor), Christian Immler (bas), Ensemble Pygmalion o.l.v. Raphaël Pichon

Harmonia Mundi HMC 902211 74'

Opname: mei 2014, Versailles, Chapelle Royale

   

Tot de meest gelukkige en inspirerende periodes uit het leven van Johann Sebastian Bach moet zonder twijfel die worden gerekend waarin hij in dienst stond van het hof van de vorst Leopold von Anhalt-Köthen (1694-1728). Leopold was de zoon van Emanuel Lebrecht von Anhalt Köthen die op zijn beurt was gehuwd met de niet van adellijke komaf zijnde Gisela Agnes von Rath. Niettemin werd eerstgenoemde toch als diens opvolger aanvaard. Leopold bekleedde zijn ambt van 1704 tot zijn dood in 1728. Althans formeel, want wegens zijn jonge leeftijd fungeerde zijn moeder van 1704 tot 1715 als regentes. Als we de annalen mogen geloven, was Leopold nu niet bepaald een enorm imposante politieke persoonlijkheid, maar wel - en dat verklaart de vriendschap die gaandeweg met Bach ontstond - iemand met niet alleen een opvallende belangstelling voor en kennis van muziek maar die tevens over de nodige muzikale vaardigheden beschikte. Niet alleen speelde Leopold viool, gamba en klavecimbel, ook als zanger was hij actief. Bovendien bracht zijn liefde voor de muziek hem in diverse landen als Engeland, Italië en ook Nederland, dat hij in de winter van 1710/11 bezocht en waarbij hij maar liefst twaalf maal de Opera in Den Haag aandeed. Trouwens, niet alleen dat. Hij schafte bij die gelegenheden ook zeldzame edities van Franse en Italiaanse muziek aan om daar het repertoire van zijn hofkapel mee uit te breiden. En Bach componeerde in die fase van zijn leven - hij was, om precies te zijn, van 1717 tot 1723 vast als 'Kapellmeister' aan het Hof verbonden - onder meer de befaamde en glansrijke Brandenburgse concerten. Daarnaast startte hij in 1723 met de eerste versie van zijn Johannes Passion waarmee hij zijn entree in Leipzig zou maken.

De reden waarom Bach in 1723 Köthen inruilde voor Leipzig is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan financiële omstandigheden te wijten, aangezien Leopold buitengewoon veel geld in culturele evenementen stak en het hem gaandeweg door de steeds penibeler wordende economische omstandigheden onmogelijk werd zijn 'Kapellmeister' adequaat te honoreren. Echter het respect voor Bach bleef, wat ook verklaart waarom deze, ook na zijn vertrek naar Leipzig (waar hij, zoals bekend, de post van Thomascantor had gekregen) aanspraak mocht blijven maken op zijn 'Kapellmeistertitel' en, sterker nog, tevens regelmatig werd teruggevraagd voor gastoptredens en stukken voor Köthen bleef componeren.

Opdracht
Het bericht van de dood van Leopold von Anhalt-Köthen op 19 november 1728 moet Bach dan ook tot in het diepst van zijn ziel hebben getroffen. En, gezien zijn hoge reputatie aan het Köthense hof, lag het daarom voor de hand dat hij met de opdracht van een voor die gelegenheid te schrijven rouwmuziek werd vereerd. Het is een reusachtige cantate geworden van een omvang die met een speelduur van ongeveer vijf kwartier de lengte van al zijn overige cantates verre overtreft en de allure van een oratorium bezit. Alleen is de partituur van deze unieke 'Trauermusik' verloren gegaan, terwijl ook niet alle omstandigheden van zowel de totstandkoming als de vuurdoop even duidelijk zijn. Wel is bekend dat het protocol van de hofkapel vereiste dat de eigenlijke rouwplechtigheid en bijzetting in de Jacobikirche te Köthen pas vier maanden later, namelijk op 23 en 24 maart 1729, mocht geschieden. Verder weten we dat niet alleen Bach voor het vervaardigen van deze 'Trauermusik' werd ingeschakeld, maar ook de Leipziger dichter Christian Friedrich Henrici alias Picander, die we natuurlijk kennen als de leverancier van teksten voor de Matthäus Passion, van welk opus Bach juist de eerste versie had voltooid toen hij aan de 'Trauermusik' begon te werken.

Vierluik
Picander ontwierp een over vier secties uitgesplitst en uit 24 onderdelen bestaand tekstueel geheel dat als geraamte diende voor Bach's rouwcantate. De historie heeft inmiddels uitgewezen dat Bach zowel het bijzettingsceremonieel in de Jacobikirche op 23 maart als de rouwplechtigheid op 24 maart met door hem speciaal daarvoor geschreven werk opluisterde. Uit de berichtgeving valt bovendien af te leiden dat tijdens de bijzetting en na de aankomst van de rouwstoet geruime tijd muziek hoorbaar was. Niet duidelijk is of dit puur instrumentale muziek was, of een gebeuren waarbij ook de zang van de kerkgemeente was betrokken. Volgens weer andere, maar niet voor de volle honderd procent te staven theorieën - waaronder die van Andrew Parrott, die ook een realisatie maakte van de 'Trauermusik' en die op belangrijke punten van die van Morgan Jourdain afwijkt, die op bovenstaande cd is vastgelegd - zou gedurende de bijzetting een van de onderdelen van het hiervoor genoemde vierluik van de 'Trauermusik' zijn gespeeld. Veel waarschijnlijker is dat op 24 maart de vuurdoop van de eigenlijke en complete (en dus alle vier secties omvattende) 'Trauermusik' heeft plaatsgevonden en wel in het kader van de rouwdienst, met daarbij inbegrepen een uitvoerige preek . Dat moet een hoogst bijzonder evenement zijn geweest. Want niet alleen Bach's echtgenote, Anna Mag-dalena, werkte aan het gebeuren mee, ook zijn zoon Wilhelm Friedemann en een reeks uitgelezen musici uit onder meer Leipzig, Halle en Dessau waren van de partij.

Maar, zoals al gesignaleerd, de muziek van deze grootse compositie is verloren gegaan, in tegenstelling tot de integrale tekst. Onderzoek heeft ondubbelzinnig aan het licht gebracht dat Bach voor het 1 e en 7 e deel van de 'Trauermusik' heeft teruggegrepen op het begin- en slotkoor van de in 1727 gereedgekomen 'Trauer-ode' (BWV 198), geschreven voor de rouwplechtigheid van de Saksische keurvorstin Christiane Eberhardine, terwijl hij voor de aria's en ook grotendeels de recitatieven zijn toevlucht zocht tot materiaal van de oerversie van de Matthäus Passion.

'Lied naast een lied'
Met andere woorden, Bach's 'Trauermusik' is een van de meest imposante staaltjes van 'parodie' (een oorspronkelijk Grieks woord, waaronder letterlijk 'lied naast een lied' dient te worden verstaan, wat met betrekking tot ons onderwerp zeer betekenisvol is) uit zijn gehele oeuvre, waarbij dus bestaande muziek niet alleen voor andere teksten wordt gebruikt, maar die muziek zelf - hoewel in grote lijnen duidelijk herkenbaar blijvend - in al dan niet verregaande zin wordt geparafraseerd, zowel ritmisch, harmonisch en soms zelfs melodisch. De basis voor de reconstructie van de 'Trauermusik' - en, zoals uit het voorgaande al is gebleken, bestaan er meerdere realisaties - gaat terug tot het eind van de 19 e eeuw toen Wilhelm Rust, belast met de eerste tekstkritische 'Gesamtausgabe' van Bach's werk, aantoonde dat van de 12 aria's (het enige wat toen bekend was van de 'Trauermusik') van het geheel de versmatige structuur en het karakter van de prosodie van tien daarvan als een handschoen passen om belangrijke delen uit de Matthäus Passion. Daaronder bijvoorbeeld "Erbarme dich", "Aus Liebe will mein Heiland sterben" en het slotkoor "Wir setzen uns mit Tränen nieder", die in de reconstructie van Jourdain terugkomen in de gedaante van achtereenvolgens "Erhalte mich", "Mit freuden sei die Welt verlassen" en (als sluitstuk van de 'Trauermusik') "Die Augen sehn nach deiner Leiche." Andere tot de verbeelding sprekende voorbeelden zijn "Blute nur, du liebes Herz" respectievelijk "Zage nur du treues Land" en niet te vergeten "Komm, süsses Kreuz" die in de 'Trauermusik' voortleeft als "Lass, Leopold, dich nicht begraben" (net als in de eerste versie van de Matthäus Passion dus met luit en theorbe als instrumentale begeleiding).

Sensatie
Het ondergaan van deze compositie is een heel aparte sensatie. Dit niet alleen vanwege het feit dat op zich voor ons alom om niet te zeggen overbekend materiaal (wel te verstaan dat van de Matthäus Passion) de revue passeert, maar meer in het bijzonder dat de onderdelen van dat materiaal in een totaal ander zowel muzikaal als tekstueel verband aan de orde zijn gesteld. Neem bijvoorbeeld beide eerdergenoemde en in de tweede sectie van de 'Trauermusik' vervatte aria's voor respectievelijk altus ("Erhalte mich") en sopraan ("Mit Freuden sei die Welt verlassen") die in het tweede deel van Bach's geliefde passiemuziek door een behoorlijk grote afstand van elkaar zijn gescheiden, maar hier slechts zijn onderbroken door het korte recitatief voor sopraan "Jedoch der schwache Mensch erzittert nur" dat op zijn beurt een parodie is van het aan de "Aus Liebe"-aria voorafgaande recitatief "Er hat uns allen wohlgetan."

Kern
Over die tweede sectie gesproken; er is nog een hoogst fascinerend fenomeen en dat is het raamwerk ervan. Het wordt bepaald door een 'Dictum' (Latijn voor 'slotwoord' in de betekenis van de verwoording van de kern van een - rechterlijk - vonnis) voor koor en waarvan de tekst als volgt luidt: "Wir haben einen Gott, der da hilft, und einen Herrn, der vom Tod errettet." Hierin ligt de onderliggende spirituele kern van de 'Trauermusik' besloten, namelijk dat de mens voor zijn zieleheil is aangewezen op God de Vader en voor de Verlossing uit het aardse tranendal zijn Zoon Christus. Ook deze muziek is de Bachliefhebber uiteraard niet onbekend, want het zijn dezelfde noten die het tweede Kyrie van de Hohe Messe schragen. Met dien verstande dat er in het eerste geval (dus de 'Trauermusik') geen sprake is van een parodie, maar in het tweede wel. Dus hier liggen de zaken precies omgekeerd. Het Kyrie in kwestie is een strenge en monumentale fuga in fis-kleine terts, geconcipieerd in de horizontaal gedachte en renaissancistisch georiënteerde 'stile antico' ('oude stijl'). Pichon, die zich intensief met de manuscripten van Bach's miscomposities in het algemeen en de Hohe Messe in het bijzonder heeft beziggehouden, stuitte bij het bewuste Kyrie op het feit dat het geheel foute herstellingstekens bevat wat er op zou kunnen wijzen dat het om een transpositie van een ouder stuk zou kunnen gaan. Een vermoeden waarin hij door de muziek-wetenschapper, Klaus Häfner, wordt gesterkt, want volgens hem is dit Kyrie niets meer of minder dan een parodie van het 'Dictum' uit de Köthener 'Trauermusik', zij het dan met het oog op de Hohe Messe één toon hoger gezet.

Koude rillingen
Natuurlijk zullen we nooit voor de volle honderd procent weten hoe Bach's 'Trauermusik' tijdens de rouwplechtigheden van vorst Leopold heeft geklonken. Maar wie niet beter weet hoort Bach en niets anders dan dat. Pichon en de zijnen zijn bepaald niet over een nacht ijs gegaan en hebben, alvorens deze cd te produceren, de realisatie van Jourdain tal van keren uitgevoerd en in nauwe samenspraak met laatstgenoemde voortdurend correcties aangebracht, met als resultaat deze luisterrijke uitgave. Telkens opnieuw zijn er barokgezelschappen die het neusje van de zalm bieden en het vocaal/instrumentale Ensemble Pygmalion is daarop geen uitzondering. Men munt over de gehele linie uit in een kraakheldere presentatie van het notenbeeld en gaat voor in een levendige visie op deze monumentale rouwcantate, die het zeker ook verdient in ons land - en dan in deze versie - tot klinken te worden gebracht (dit met als belangrijk voordeel dat men een substantieel percentage van de Matthäus-muziek nu ook eens los van de oorspronkelijke liturgische context, dus door het hele jaar heen, kan programmeren). Pichon is gelukkig geen voorstander van een solistische bezetting à la Rifkin en Parrott en maakt gebruik van een 17 leden omvattend koor. De klank van het geheel is zeer glansrijk en gekruid, terwijl de ritmische articulatie een weldadig aandoende scherpte bezit. Pichon's tempokeuze is nergens extreem, zij het wel heel veerkrachtig met, waar nodig, voldoende ruimte voor contemplatie. Het solistische team is van de bovenste plank, met als grote troeven de altus Damien Guillon (die een onvergetelijk aandeel had in een in de Kölner Philharmonie gedirigeerde Matthäus onder Herreweghe die door de WDR is uitgestraald maar die helaas - nog? - niet op dvd is overgezet) en de sopraan Sabine Devieilhe die de luisteraar in "Erhalte mich" en "Mit Freuden sei die Welt verlassen" koude rillingen van schoonheid bezorgen. Een uiterst gedegen documentatie plus alle gezongen teksten maken deze productie tot een absolute must voor iedere Bach-bewonderaar.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links