![]() CD-recensie
© Maarten Brandt, februari 2008 |
Bach: Johannes-Passion, BWV 245 (versie II, 1725). Machteld Baumans (sopraan), Maarten Engeltjes (alt),
Marcel Beekman (tenor), Matthijs Van der Woerd (bas),
Frans Fiselier (Christus), Concerto d'Amsterdam en
Quintone Q 08001 (2 sacd's) Evenals de Hohe Messe strekt de ontstaansgeschiedenis van Bachs Johannes-Passion zich over meerdere periodes van zijn leven uit. De eerste versie dateert uit 1724 en werd op de Goede Vrijdag van dat jaar in de Nikolaikerk te Leipzig ten doop gehouden. De musicoloog/organist Peter Dirksen maakte daar een sluitende reconstructie van die dankzij de opname op Channel Classics van de Nederlandse Bach Vereniging onder leiding van Jos van Veldhoven bekend is geworden (zie de verscheidene artikelen van Aart van der Wal op deze site). Voor de uitvoering in 1725 schreef Bach een alternatief begin- en slotkoor in de vorm van twee koraalbewerkingen: "O Mensch, bewein dein Sünde groß" - dat Bach nadien zou gebruiken voor de afsluiting van het eerste deel van de Matthäus Passion - en "Christe du Lamm Gottes" dat afkomstig is uit de Cantate "Du wahrer Gott und Davids Sohn" BWV 23, die hij voor zijn sollicitatie in Leipzig heeft geschreven. Bovendien werd een aantal recitatieven en aria's door andere vervangen. In de derde uit 1730 of 1732 stammende versie verwijderde Bach die delen uit de tekst welke uit het Mattheus-evangelie afkomstig zijn, waaronder bijvoorbeeld de aardbevingsepisode, en werkte de zaak zodanig om dat het geheel grotendeels overeenstemde met de opzet van 1724. In 1739 ging de Passion opnieuw op de schop, zij het dat die herziening niet werd voltooid. Een volgende variant kwam in 1749 tot klinken, die voor een aanzienlijk deel met de eerste versie overeenstemt, zij het met tal van andere instrumentale details. Bij deze gelegenheid kregen sommige aria's een andere tekst, zoals de door haar moeilijkheidsgraad en lengte beruchte tenoraria "Erwäge" uit het tweede deel, die werd vervangen door "Mein Jesu, acht! Dein schmerzhaft bitter Leiden". De editie die door de loop der vele decennia verreweg het meest wordt uitgevoerd en is opgenomen berust op de in 1739 en 1749 doorgevoerde veranderingen, waarbij echter de modificaties in de ariateksten van 1749 buiten schot zijn gebleven en de elementen uit het Mattheus-evangelie zijn heringevoerd. Het belangrijkste verschil tussen de Johannes en de Matthäus Passion is het ongekend dramatische karakter van eerstgenoemd werk. Wijlen de Nederlandse dirigent Hans Vonk heeft ooit treffend de Matthäus Bach's Parsifal en de Johannes diens Tristan genoemd. En inderdaad valt er moeilijk een compositie van Bach te bedenken die in de letterlijke zin des woords gepassioneerder is dan de Johannes. Verder vereist de Matthäus Passion zowel een dubbelkoor als een dubbel orkest terwijl de Johannes-Passion slechts een koor en orkest voorschrijft. De Leipziger Clerus had vurige kritiek op de vorm waarin de Johannes in 1725 werd uitgevoerd. Met name sommige van de aria's vond men vermoedelijk te opera-achtig en opera en kerk mijden elkaar nu eenmaal per definitie gelijk de duivel het wijwater. Bach heeft zich dit weliswaar aangetrokken, maar alternatieven aangedragen die zowel in retorisch als in harmonisch opzicht veel grensverleggender zijn dan de oorspronkelijke nummers. De heftigheid van sommige aria's in de 1725-editie, getuige de beide tenoraria's "Zerschmettert mich, ihr Felsen und ihr Hügel" uit het eerste en "Ach windet euch nicht so, geplagte Seelen" uit het tweede deel, zijn vooral cosmetisch van aard. Zeker in vergelijking met de tenoraria "Ach, mein Sinn" van het eerste deel uit de overige versies, waarvan de expressie veel vehementer is dan in de gedaante van 1725. En dat brengt ons op bovenstaande nieuwe opname onder Nico van der Meel, die in het booklet duidelijk de stelling verdedigt, dat de tweede versie van de Johannes-Passion in vergelijking met zowel de eerste en de latere edities "uitdrukkelijk niet somber is" en - eveneens in tegenstelling tot de overige versies - intiem van karakter. Die intimiteit is het dan ook die de betrokken musici van deze vertolking voor alles tot uitdrukking hebben willen brengen, ook al verzuimt Van der Meel niet te vermelden dat het evangelieverhaal van Johannes sterk dramatisch van opzet is. Hoe het ook zij, ik had het uiteindelijke resultaat iets hoger ingeschat dan men op basis van het aplomb waarmee deze uitvoering werd aangekondigd mocht verwachten. Vooral het feit dat het om de eerste superaudio-uitgave van de 1725-uitgave gaat, wordt als verkoopargument gebruikt. Volledigheidshalve zij gesteld dat er van deze tweede versie, de nieuwe inbegrepen, vier cd-producties bestaan. Dat zijn achtereenvolgens die onder Peter Neumann (MDG) en Craig Smith (Koch) die beide uit 1999 stammen alsmede die onder Herreweghe (Franse Harmonia Mundi) welke in 2001 werd vastgelegd en veel dynamischer en rijker uit de luidsprekers komt dan deze nieuwe vertolking. Alleen al daarom is de registratie van laatstgenoemde met Collegium Vocale Gent een geduchte concurrent voor Van der Meel en de zijnen. Niet dat Van der Meel geen greep op de zaak heeft. Net als bij de vanuit een totaal andere uitvoeringspraktijk opererende Peter Schreier, die voor Philips een Matthäus opnam waarbij hij ook zelf ook de evangelistenpartij voor zijn rekening neemt, staat ook hier alles prima onder elkaar. Daarbij beschikt Van der Meel over uitstekende solisten als de bariton Frans Fiselier en de mannelijke alt Maarten Engeltjes, die voor een schitterend en uiterst doorleefd "Es ist vollbracht" zorgt. Ook Machteld Baumans expressieve en lyrische benadering van "Zerfliesse, mein Herze" is er een om te koesteren. En dan natuurlijk Van der Meel zelf, wiens enorme expertise als evangelist in Bach's Passionen in het algemeen en de Johannes-Passion in het bijzonder in deze verklanking enorme vruchten afwerpt. Bij vlagen overtreft hij hier zelfs het niveau van zijn oude opname van hetzelfde werk, maar dan in de gangbare versie, onder Frans Brüggen (Philips). Waar het echter aan schort is voldoende reliëfwerking in de koren. Superaudio of niet, het klinkt me allemaal te keurig, te vlak en vooral te eendimensionaal. Men vergelijke op dit punt het "Christ, du Lamm Gottes", waarvan de zuchtende dissonanten je bij Herreweghe meedogenloos door de ziel snijden, maar die Van der Meel teveel door een te gelijkmatig tempo laat voorbij waaien. En waar is de opzwepende hysterie van de volkskoren in het tweede deel, die bij de gratie daarvan juist moeten voorzien in de contrastwerking tussen het eigenlijke lijdensverhaal en de bespiegelende teneur van de koralen en aria's? Hier komen ze over als gedegen zangoefeningen, wel met een zekere atletiek maar gespeend van de weerbarstigheid die een Johannes in de letterlijke zin des woords tot een zo gepassioneerde om niet te zeggen haast lijfelijke aangelegenheid kan maken. Zoveel is zeker, wie de Johannes-Passion in optima forma volgens Bach's inzichten uit 1725 wil beleven moet bij Herreweghe zijn. Daar verandert deze nieuwe uitvoering, ondanks de nodige schitterende vocale bijdragen, niets aan. index |