CD-recensie

 

© Kees de Leeuw, april 2021


Carl Reinecke - Orchestral works vol. 1

Reinecke: : Symfonie nr.1 in A, op. 79 - nr. 3 in g, op. 227 - König Manfred: Ouverture; Romance uit de vierde akte; Voorspel tot de vijfde akte - Triumphmarsch op. 110

Münchner Rundfunkorchester o.l.v. Henry Raudales (viool)
CPO 555 114-2 • 82' •
Opname: maart 2013, april 2014, juli 2016, Studio Bayerische Rundfunk, München

   

CPO bracht al in 2004 een geslaagde cd uit met orkestwerken van Carl Reinecke (1824-1910), onder meer met de Eerste symfonie en het Vioolconcert. Hoewel de symfonie nu voor de tweede keer is opgenomen, neem ik aan dat wat betreft de andere delen van de Orchestral works niet wederom het geval zal zijn, want ook de vier pianoconcerten en het fluitconcert verschenen al eerder op cd en het komt me vreemd voor om dit repertoire opnieuw vast te leggen. Dan resten na deze cd vooral nog één of twee symfonieën, een celloconcert, een harpconcert, een serenade voor strijkers en wellicht nog een aantal kleinere werken.

Carl Reinecke werd geboren in Altona (destijds behorend tot Denemarken) en kreeg samen met zijn zus muziekles van zijn vader Rudolf, muziekleraar en -wetenschapper. De moeder overleed al enkele jaren na de geboorte van Carl, waarna vader Reinecke zelf de opvoeding van zijn kinderen ter hand nam. Hij hield zich intensief met hen bezig, speelde met ze, maakte op zondagmiddag wandelingen en vertelde sprookjes. Als leraar was hij echter uiterst streng en ongenaakbaar. Niet zo verwonderlijk dus dat hij zijn kinderen angst inboezemde. Bovendien kregen ze privéles, waardoor ze nauwelijks in aanraking kwamen met andere kinderen. Het was zoon Carl die hen goed viool en uitstekend piano leerde te spelen.

Dankzij een beurs van de Deense koning kon hij in 1843 gaan studeren in Leipzig. Hij debuteerde in dat jaar als pianist bij het Gewandhausorchester dat toen geleid werd door Mendelssohn. In hetzelfde concert debuteerde ook de twaalfjarige violist Joseph Joachim, die de meeste aandacht kreeg. Reinecke was wellicht extra bescheiden door zijn (muzikale) opvoeding die hem ongetwijfeld eerder negatieve dan positieve commentaren opleverde. Toch werd zijn talent zelfs door Liszt opgemerkt, zozeer zelfs dat Carl enige tijd de muziekleraar werd van diens dochter in Parijs.

In 1851 koos hij voor het bestaan als docent aan het conservatorium in Keulen. De jaren daarna richtte hij zich meer op een dirigentenloopbaan. Dat bracht hem tot kapelmeester in Barmen en vervolgens voor een korte periode in Breslau. In 1860 kreeg hij de belangrijke post van Gewandhauskapellmeister in Leipzig, een functie die hij tot 1895 zou blijven vervullen (hij werd opgevolgd door Arthur Nikisch). Na 1895 trad Reinecke meerdere malen, onder meer in het Gewandhaus, op als pianist; en zelfs nog toen hij rond de vijfentachtig was, tamelijk kort voor zijn dood.

Als componist is hij niet bekend meer, al is hij wel leermeester geweest van veel meer of minder bekende collega's, onder wie Max Bruch, Cornelis Dopper, Leoš Janáček , Julius Röntgen, Johan Svendsen, Charles Villiers Stanford, Felix Weingartner en Richard Wetz.

Op deze zeer goed gevulde cd vinden we naast twee symfonieën een aantal delen uit de opera König Manfred. De ouverture is dramatisch en dynamisch, en redelijk meeslepend. De romance uit de vierde acte heeft een mooie solopartij voor de viool. Dirigent Henry Raudales nam zelf het instrument ter hand en hij doet dit met verve. Het klinkt echt romantisch. wat tevens geldt voor het voorspel uit de volgende acte. Heerlijk om bij weg te dromen!

Triomfmarsen kunnen mij zelden bekoren en dat geldt zeker voor deze weinig originele compositie van Reinecke. In zijn tijd wilde Reinecke zijn waardering uitdrukken voor het Pruisische leger dat in de oorlog tegen Frankrijk (1870-71) een beslissende veldslag won. Opmerkelijk is dat Willem Kes, toen dirigent bij het Concertgebouworkest (1888-1895), de mars regelmatig op de lessenaars liet zetten. De triomf komt duidelijk over maar voor een 'objectief' luisteraar is na anderhalve eeuw de vreugde over die bloedige veldslag nauwelijks nog te begrijpen, terwijl de compositie op zich weinig belangwekkends te bieden heeft.

Reinecke componeerde vijf symfonieën, waarvan zijn eerste, de ongenummerde in G-groot, zoek schijnt te zijn en zijn laatste, een korte Kindersinfonie, mijns inziens niet serieus een symfonie genoemd kan worden.

De compositie die nu als Eerste symfonie te boek staat schreef Reinecke in 1858 en herzag hij in zijn begintijd in Leipzig. Het werk werd tijdens zijn leven zes keer in het Gewandhaus uitgevoerd en daarmee was het zijn meest succesvolle symfonie in Leipzig. Het is een prettig maar tamelijk onopvallend werk dat weinig toevoegt aan het repertoire van een componist die nog niet zijn hoogste niveau heeft bereikt maar wel vakbekwaam is.

In zijn Derde symfonie (1895) toont Reinecke zijn ontwikkeling die hij in de decennia daarvoor had doorgemaakt. Hij had grote bewondering voor Mendelssohn en Schumann, en schijnt ooit gezegd te hebben "Ich würde nicht dagegen opponieren, wenn man mich einen Epigonen nennt." Reinecke erkende telkens weer dat hij geen genie was, maar hij was wel een vakman die goede muziek componeerde en niet zomaar slaafs zijn grote voorbeelden volgde. Zeker in deze symfonie toont hij meer originele inbreng, al is het zeker geen vooruitstrevende compositie.

In zijn laatste periode in Leipzig kwam er steeds meer oppositie tegen de Gewandhauskapellmeister die niet openstond voor verandering en niet met zijn tijd meeging. Zijn uitvoeringen van zijn nieuwe werk leidde tot veel negatief commentaar. Onder meer Brahms deed een duit in het zakje: "Sie ist gar nicht so meisterlich! Alles so grob, ordinär! Es klingt so patzig (snotterig)! Reineckes Talent ist ein ganz, ganz kleines!" Triest genoeg voor Reinecke leidde het concert tot een versneld en weinig eervol vertrek bij het Gewandhausorchester waar Arthur Nikisch al klaarstond als zijn opvolger.

De uitvoering van het radio-orkest uit München, dat wel in de schaduw staat van de twee grote collega's, de Münchner Philharmoniker en het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, is onder dirigent Henry Raudales bevredigend, maar vind ik toch van wat mindere kwaliteit dan de de cd met Respighi's Antiche Danze ed Arie per Liuto die orkest en dirigent eerder voor hetzelfde label maakten.

Ja, inderdaad, Reinecke was geen genie, maar een behoudend componist en musicus die de traditie graag in ere hield. Echter, voor luisteraars die graag minder bekend en toch aantrekkelijk romantisch symfonisch repertoire willen beluisteren is deze cd wel degelijk de moeite waard.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links