![]() CD-recensie
© Kees de Leeuw, oktober 2018
|
Johann Sigismund Kusser (soms Cousser genoemd) werd geboren in 1660 in Pressburg dat nu Bratislava heet. De stad stond bekend als een smeltkroes van uiteenlopende Slavische, Hongaarse en Duitse culturen. Vader Johann (Ján) Kusser was een Hongaarse protestante cantor in een katholieke omgeving. Hij werd vanwege zijn geloofsovertuiging gedwongen te vluchten en werd in 1674 kapelmeester in Stuttgart. Het ligt voor de hand dat hij zijn zoon muzieklessen gaf. Kusser werkte aan verschillende Duitse hoven, Baden-Baden, Ansbach, Braunschweig, Hamburg, Neurenberg en opnieuw Stuttgart. Dat hij zo vaak van baan wisselde had alles te maken met zijn aard: hij stond bekend als uiterst ongemakkelijk en iemand die vaak ruzie maakte. De musici die onder hem werkten schijnen letterlijk gebeefd te hebben voor hun kapelmeester. Uiteindelijk lijkt Kusser na vertrek uit Stuttgart in 1704 meer tot rust te zijn gekomen in Ierland, waar hij vooral in Dublin werkte, zowel voor de kerk als voor het hof. Hij overleed er in 1727. De zes ouvertures stammen dus uit de jeugd van Kusser en in een begeleidend schrijven beroemt hij zich erop dat hij erin is geslaagd om Lully daarin zoveel mogelijk te imiteren. Lully was toen een zeer invloedrijk componist. Vooral zijn balletten waren een grote inspiratiebron voor menig componist. De hertog van Würtemberg was zeer gecharmeerd van deze stijl en wellicht heeft hij het langdurige verblijf van de jonge Kusser in Frankrijk financieel mogelijk gemaakt. Dat Kusser zich zeer sterk liet beïnvloeden door Lully moet zijn broodheer daarom veel deugd hebben gedaan. Kusser presenteerde zijn ouvertures als Jean Sigismond Cousser en als Composition de musique suivant la Methode Françoise. Ook zonder deze vermelding zou je deze ouvertures, een aaneenschakeling van dansen, direct als Frans bestempelen want je hoort als het ware Lully en ook wel Couperin. Soms doet de muziek denken aan de ouvertures van Johann Friedrich Fasch, maar daar kan Kusser niet door zijn beïnvloed want Fasch was in 1682 nog niet eens geboren. Maar blijkbaar heeft Kusser dus wel degelijk opvolgers geïnspireerd. Kusser was nog zo onder de invloed van Lully en nog zo aan het begin van zijn loopbaan dat het logisch is dat de muziek niet uitblinkt door originaliteit, maar het is desalniettemin zeer onderhoudende dansante zwierige muziek. Voor liefhebbers van barokke orkestmuziek is deze heruitgave zeker een aanwinst. De uitvoering klinkt nog na een kwart eeuw nog fris en helder. Over de uitvoerenden laat het tekstboekje ons in het ongewisse. Het lijkt om twee ensembles te gaan maar dat is aan de bezetting niet te merken. Met vier strijkers en vijf blazers als kern en met een vijftallig continuo is het een klein ensemble dat een geslaagde poging heeft gedaan om hun bijna vergeten maar toch beroemde stadsgenoot van vroeger de aandacht te geven die hij verdient. index |
|