![]() CD-recensie
© Kees de Leeuw, november 2010
|
||
Boyce: Triosonates nr. 1-15Sonate voor 2 violen en basso continuo nr.1 in a – nr. 2 in F - nr. 3 in A – nr. 4 in g – nr. 5 in D – nr. 6 in Bes – nr. 7 in d – nr. 8 in Es – nr. 9 in C – nr. 10 in e – nr. 11 in c – nr. 12 in G – nr. 13 in a – nr. 14 in F – nr. 15 in D. The Parley of Instruments o.l.v. Peter Holman. Hyperion CDD 22063 • 123' • (2 cd's) In zijn vaderland behoorde de Engelse componist William Boyce (1711-1779) tot de gevierde componisten in de achttiende eeuw. Hij was koorknaap in de Sint Paul’s kathedraal en studeerde bij de toen bekende componisten Maurice Greene en John Christopher Pepusch. Op jonge leeftijd werd hij benoemd als componist van de Koninklijke Kapel. Op cd zijn van Boyce vooral geestelijke werken en zijn acht symfonieën (eigenlijk zou sinfonia's een beter woord zijn dan symfonieën) verschenen. Het label Hyperion, dat een reputatie heeft als het gaat om minder bekend repertoire, bracht zijn opera Peleus and Thetis en de serenata Solomon uit op cd. In 1996 verscheen een dubbel-cd met zijn triosonates. Deze cd´s zijn nu opnieuw uitgebracht in de aantrekkelijke dyad serie '2 compact discs for the price of one'. Een dozijn van deze triosonates verscheen in 1747 als set. Van de drie
overige sonates verschenen er twee waarschijnlijk beduidend eerder en
één later. Toen het dozijn gepubliceerd werd was er veel
belangstelling voor. Bijna 500 intekenaars werden geteld, onder wie Handel,
Thomas Arne, Greene en Pepusch. Op deze cd-opname worden er negen sonates in orkestbezetting uitgevoerd en zes in kleine bezetting. Het orkest bestaat uit 4 eerste violen, 4 tweede violen, 2 altviolen, 2 celli en 1 contrabas aangevuld met een continuo van klavecimbel, soms nog met kamerorgel en fagot. De bezetting van de triosonates bestaat uit 2 violen en 1 cello met het klavecimbel als continuo instrument. Wie de symfonieën van Boyce kent weet dat hij geen groot vernieuwer was. De muziek van Boyce lijkt soms sterk op die van de ruim een kwart eeuw oudere Handel. Ook in deze sonates toont Boyce zich geen revolutionair. Hij week overigens wel sterk af van het geijkte patroon van de triosonate snel-langzaam-snel of langzaam-snel-langzaam-snel. De befaamde musicoloog Charles Burney (1726-1814 ) schreef dat Boyce' triosonates tot de meeste populaire behoorden. Dat is niet verwonderlijk. Ze liggen makkelijk in het gehoor, zijn levendig en degelijk. Het woord degelijk past ook bij The Parley of Instruments. Het gezelschap musiceert gedegen, maar wel wat gereserveerd en stijf. Voor de ware liefhebber mag dit echter geen belemmering zijn. Zoals meestal bij Hyperion is het een prima opname. index | ||