![]() CD-recensie
© Jan de Kruijff, september 2006
|
||||
Bruckner: Symfonie no. 5 in Bes. Wiener Philharmoniker o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. RCA 82876-60749-2 • 73' + 75' • (2 cd’s, incl. repetitieopname)
Bruckner: Symfonie no. 5 in Bes. Staatskapelle Dresden o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 469.527-2 • 77' •
De Vijfde symfonie van Bruckner was de eerste van zijn rijpe werken in deze vorm die in een enkele versie overleefde en die tot op dat moment zijn monumentaalste werk was. Het werk bezit een plechtige sfeer die aan eerdere werken ontbrak en het bezit een dramatisch gevoel van conflicten die niet steeds onder controle zijn. Bruckners gewoonte om rijke koperkoren te gebruiken wordt hier heel evident en de finale is een fraaie mengvorm van fuga en koraal. Maar bovenal is deze vijfde een uiting van zijn religieuze opvattingen: de liefhebbende God kon niet beter worden vereerd dan met een partituur van waarlijk epische dimensies. Dan is er - net als bij de Negende - voor een beter begrip een nog eens bijna 75 minuten durende repetitieopname vanuit een ander, ongunstiger microfoonperspectief aan toegevoegd. De opmerkingen die de dirigent plaatst snijden hout en zijn deels best interessant, zoals waar hij een verband legt met Mozarts Requiem, maar tot duidelijke positieve pittige reacties van het orkest leiden ze nauwelijks. Het spaart misschien zijn inspiratie en zijn krachten tot de uitvoering zelf. Wie niet behoorlijk Duits verstaat zal niet veel hebben aan de repetitiegedeelten. Belangrijker is dat Harnoncourt weer scrupuleus vooronderzoek heeft gedaan, oude handschriften en partituren bestudeerde, daaruit aantekeningen overnam en die implementeerde in de resulterende vertolking. Voor het overige baseerde hij zich op het voorhanden materiaal van Haas (1935) en Nowak (1951 en 1989) en de ‘kritische Gesamtausgabe’. De verloopt in heel gedragen, redelijk modale tempi met alleen een wat onverwacht snel adagio dat hier eerder een allegretto karakter heeft en volgens de dirigent zo terug verwijst naar dat Mozart Requiem en zelfs naar klaagzangen van Bach. Het Scherzo krijgt hier nadrukkelijk het karakter van een zware berendans. Haast het opvallendst zijn de enorme dynamische contrastren van verstild fluisterend zacht tot geëxalteerd luid schetterend. Wie bang is voor burengerucht moet steeds met de hand aan de volumeknop zitten. De dirigent weet wel het prachtig spelende orkest te bevleugelen en zo ontstond een waardevolle, kernachtige, visionaire interpretatie. Dit tweetal realisaties is de evenknie van de hierboven genoemde besten-tot-nu toe, waartoe feitelijk ook nog Welser-Möst (EMI 555.125-2) mag worden gerekend. Maar alle plussen en minnen in aanmerking nemend zijn het feitelijk deze nieuwkomers die vooral gehoord moeten worden. index |
||||