CD-recensie
© Gerard van der Leeuw, juli 2023 |
Enige tijd geleden voltooide het Zweedse Kungsbacka Piano Trio op BIS zijn opnamen van de complete pianotrio’s van Robert Schumann. Een eerste cd met het trio in d-klein op. 63 (1847), het trio in Fgroot Deze nieuwe opname van het pianokwartet is zeker niet de eerste van dit fascinerende jeugdige werk. Ik kende het pianokwartet o.a. van een opname uit 2014 van het Valentin Klavierquartett (CPO 777 843-2) en de vorig jaar mei verschenen opname van het Dvořák Piano Quartet (Supraphon SU 4305-2). Het werd gecomponeerd tussen eind januari en 21 maart 1829. In deze tijd musiceerde hij veel - officieel studeert hij nog rechten met zijn medestudenten Johann Friedrich Täglichsbeck, student filologie (viool), Christoph Soergel, student theologie (altviool) en Christian Glock, student medicijnen (cello). Ze spelen pianotrio’s van Mozart, Beethoven en Schubert en pianokwartetten van o.a. Prins Louis Ferdinand van Pruisen, Weber en Ferdinand Ries. Schumann moet het pianokwartet van de muzikale Prins Louis Ferdinand (1772-1806) in f-klein op. 6 bijzonder gewaardeerd hebben. Hij begon in deze tijd aan een reeks variaties voor piano à quatre mains op het rondothema van de finale van dit werk.
Schumann noemde de onstuimige Prins ooit een ‘Romantiker der klassischen Periode’. Beethoven hoorde hem spelen in Berlijn en meende: ‘der Prinz spiele gar nicht königlich oder prinzlich, sondern wie ein tüchtiger Klavierspieler’. En de bewondering was wederzijds. In een aantal composities citeert Louis Ferdinand Beethoven letterlijk. Ik kan het niet laten hier de eerste strofe van Theodor Fontane’s gedicht Prinz Louis Ferdinand te citeren: Sechs Fuß hoch aufgeschossen, Schumanns eerste deel, Allegro molto affettuoso, begint, overigens net als het pianokwartet in C-groot op. 22 van Wilms op de dominant. Het tweede thema herinnert sterk aan de stijl van Louis Ferdinand. Het tweede deel, een Minuetto, Presto in G-groot heeft een bijzonder trio dat Schumann zich nog in 1846 herinnerde. In zijn dagboek schreef hij: ‘Sehr gut erinnere ich mich einer Stelle in einer meiner Compositionen (1828), von der ich mir sagte, sie sei romantisch, wo ein von der alten Musik abweichender Geist sich mir eröffnete, ein neues poetisches Leben sich mir zu erschließen schien (es war das Trio eines Scherzo eines Clavierquartetts).’ In 1845 begon Schumann aan een uitgebreide contrapuntstudie waartoe hij zelfs een los pedaal bij zijn klavier huurde. Een van de vruchten van die studie zijn de Studien für den Pedal-Flügel op. 56, zes stukken in canonvorm. Bij het beluisteren van het pianokwartet van de jonge Schumann moet men wel bedenken dat het hier voor een deel om een reconstructie van het werk gaat. Schumann was er zelf ook niet helemaal tevreden mee, overwoog zelfs het werk om te werken tot symfonie en schoof het werk uiteindelijk onvoltooid terzijde. Aan het manuscript ontbreekt een bladzijde (het slot van het eerste deel), lang niet alles is duidelijk genoteerd en wat erger is: een zeer groot deel van de partij voor de linkerhand van de pianist ontbreekt. Kennelijk heeft Schumann die bij het doorspelen van het werk met zijn medestudenten ter plekke geïmproviseerd. Het werk werd in 1979 voor het eerst uitgegeven door Wolfgang Boetticher. Een ‘editorisches Desaster von unvostellbaren Ausmaßen’ volgens de grote Schumann-kenner Joachim Draheim. In 2010 verscheen zijn editie van het werk, waarbij hij de ontbrekende linkerhandpartij reconstrueerde aan de hand van de door Schumann bewonderde voorbeelden: Schubert, Prins Louis Ferdinand en Ferdinand Ries. Deze editie werd ook voor deze mooie opname gebruikt. index |
|