CD-recensie
© Gerard van der Leeuw, januari 2020 |
Op 12 oktober 2018 traden maar liefst zes pianisten op in de mooie concertzaal van Middelburg: Daniël Kramer, Kelvin Grout, Geoffrey Madge, Hannes Minnaar, Jelena Bazova en Ralph van Raat. De reden? De première van Daan Manneke’s Grote Archipel voor piano, waarvan elk van de delen aan een van de zes pianisten is opgedragen. Een avond om nooit te vergeten! Onlangs verscheen het grootste deel van de destijds gemaakte opname van dat concert op cd. Het is een prachtige opname geworden, met als pièce de résistance de Grote Archipel van Daan Manneke. Uit het voorwoord van Daan Manneke in de door Donemus uitgegeven partituur:
De Grote Archipel is welhaast een samenvatting van alles wat Daan Manneke in zijn lange loopbaan als componist heeft beziggehouden. Een ode aan Zeeland. Maar ook een ode aan de componist der componisten: Johann Sebastian Bach, die in dit werk op tal van niveau’s een uiterst belangrijke rol speelt. Dat blijkt niet alleen uit de titels van sommige onderdelen, zoals Evokation BWV 611 (1) en Pensando a BWV 802 (2), maar ook - naar mijn idee althans - aan de grote vorm, die mij herinnert aan Bachs Goldbergvariaties. Net als in de Goldbergvariaties speelt het getal 3 in de Grote Archipel een grote rol. En waar Bach het tweede deel van zijn Goldbergvariaties opent met een Ouverture, opent Daan Manneke het tweede deel van zijn Grote Archipel met een Prelude. En net als bij Bach de Aria van het begin aan het eind terugkeert, keert ook bij Daan Manneke tegen het eind het begin: even terug in het laatste Interludium: Het vierde interludium is dan weer een tweestemmige inventie: En dan zijn er nog de verwijzingen naar Claude Debussy, wiens ‘La Cathédrale engloutie‘ - toepasselijk genoeg - op meerdere plekken in partituur opduikt. Het meest indrukwekkend wel in nr 3: Nachtmuziek, een In memoriam beiaardier en vriend Jacques Maassen. Als motto citeert Daan Manneke woorden van Gerrit Achterberg: ‘Een die zichzelf niet meer bezit, / is aan de mist geschonken. / klokken zijn mee verdronken / en luiden dit ononderbroken. / Maar niemand weet of ziet / de plaats, waar alles ligt gezonken.’ Over de uitvoering van dit alles kan ik kort zijn: meesterlijk. Alle zes pianisten zijn al jaren vertrouwd met Daan Manneke’s idioom. En ook het omgekeerde geldt: Daan Manneke kende ook ieders kwaliteiten. Je hoort hier echt zes verschillende persoonlijkheden, ‘eilanden’, aan het woord. Twee kleine minpuntjes wil ik niet onvermeld laten:
Ongetwijfeld een correcte vertaling, maar in het Nederlands zie je de regels steeds langer, ‘ruimtelijker’ worden. In het Engels gaat dat verloren, net als het mooie stafrijm van laat-langzaam. En ‘langzaam’ is als woord heel wat langzamer dan ‘slow’. Kortom: hier was tweetaligheid geboden, temeer daar het in de partituur wemelt van de Nederlandstalige citaten. Maar dat zijn natuurlijk maar details. Dit is een prachtige uitgave, die bovendien de Zeeuwse wereldpremière voorbeeldig documenteert. index |
|