CD-recensie

 

© Gerard Scheltens, juni 2016

 

Schoeck - Complete Violin Sonatas

Schoeck: Vioolsonate in D, op. 16 - in E, op. 46 - in D, WoO 22

Maristella Patuzzi (viool), Mario Patuzzi (piano)

Brilliant Classics 95292 72'

Opname: mei 2013, Auditorio Stelio Molo RSI, Lugano (CH)

   

De Zwitserse componist Othmar Schoeck (1886-1957) is tegenwoordig vooral nog bekend door de indrukwekkende liedercyclus op poëzie van Gottfried Keller met de lugubere titel Lebendig begraben en de opera Penthesilea (een van de acht) naar Heinrich Von Kleist. Schoeck had een intense literaire belangstelling en heeft dan ook zo'n 300 liederen op zijn naam staan. Naar aanleiding van de complete cd-uitgave van dit belangrijke liedoeuvre op het label Jecklin schetste Aart van der Wal in 2003 een portret van de componist (klik hier).

Dat de meeste muziek van Schoeck vooral stof staat te vergaren is onrechtvaardig tegenover een toondichter met een fijnzinnig eigen idioom. Met Honegger en Martin behoort hij toch tot de Zwitserse top-3 van de 20e eeuw. Misschien hebben zijn landgenoten hem nooit vergeven dat hij enkele malen eerbewijzen van de nazi's accepteerde, een ongemakkelijk gegeven in zijn biografie.

Van de drie vioolsonates op deze cd schreef Schoeck het Werk ohne Opuszahl nr. 22 toen hij 19 was en bij Max Reger in Leipzig studeerde. Aan een beperkt aantal gedurfde modulaties (Regers handelsmerk) is dat te horen. Hij herzag het werk aan het eind van zijn leven, maar liet het lyrische karakter onverlet. Opus 16 uit 1909 is opgedragen aan de violiste Stefi Geier. Zij was een van Schoecks muzen (naast de zangeres Hilde Bartscher, zijn vrouw, en de pianiste Mary de Senger), maar ook degene aan wie Bartók zijn eerste vioolconcert opdroeg. Ook hier heeft leermeester Reger sporen nagelaten, vooral in het contrapunt van de vrolijke finale. Beide vroege sonates tonen het stempel van een behaaglijk soort laatromantiek zoals meer Zwitsers die schreven (denk aan Hans Huber).
De (officieel tweede, eigenlijk derde) sonate op. 46 uit 1931 is een heel ander verhaal. Hier is elk zweem van lyriek vermeden, de neoklassieke, afstandelijke muziek is streng, complex en compromisloos en er lijkt soms opzettelijk weinig synergie tussen viool en piano te zijn nagestreefd. Schoeck staat in deze interessante sonate dichter bij zijn landgenoot Honegger dan in de beide eerste.

Ik heb van deze drie werken een mooi gespeelde maar heel matig opgenomen opname uit 1997 door Paul Barrit en Catherine Edwards op het Guild-label. Op deze nieuwe uitgave spelen de Patuzzi's (vader en dochter) minstens even mooi, maar de opnamekwaliteit is stukken beter: hier krijgen viool en piano gewoon de ruimte om te zingen, zoals het hoort.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links