CD- & Boekrecensie
© Gerard Scheltens, april 2008 |
||||||
Jurjen
Vis: Gaudeamus. Het leven van Julius Röntgen (1855-1932). Componist
en musicus. "Right through the bone", het motto van een pas verschenen RCA-cd, is een citaat van Edvard Grieg. Hij sprak de mening uit dat Julius Röntgens muziek dieper doordrong tot de mens dan de röntgenstralen die hun naam danken aan zijn beroemde neef Conrad. Als boezemvriend van de Nederlandse, in Duitsland geboren componist, was Grieg maar al te graag bereid tot dit soort complimenten. Ze logeerden vaak bij elkaar, in Amsterdam en Troldhaugen. In de biografie door Jurjen Vis: Gaudeamus. Het leven van Julius Röntgen (1855-1932) kunnen we lezen hoe Grieg en Röntgen samen een kerstboom door de Van Baerlestraat sleepten. Maar ook dat Röntgen aanvankelijk helemaal niet zo gediend was van de muziek van de gevaarlijke nieuwlichter uit Noorwegen. Pas toen zij elkaar ontmoet hadden sloeg zijn stemming om, en wel totaal. Vanaf dat moment was hij een fervent Grieg-propagandist. Omgekeerd liet Grieg niet na Röntgens werk te prijzen wanneer die hem daarom vroeg,. Toch kun je, als je die prijzende citaten goed leest, eruit opmaken hoe nietszeggend ze zijn. De indruk dringt zich op dat Edvard zijn trouwe vriend niet voor het hoofd wilde stoten, maar eigenlijk geen hoge pet op had van diens compositietalent. Zijn vakmanschap stond buiten kijf, maar over zijn inventiviteit viel anders te denken... Ook voor Johannes Brahms had Röntgen in het begin geen waardering. Hij stoorde zich aan de blinde verering door de 'Brahminen' en noemde de bewondering voor het Eerste pianoconcert, dat met Beethoven vergeleken was, zelfs 'lächerlich'. Al werd de vriendschap minder intiem dan met Grieg, ook tussen Röntgen en Brahms kwam het goed toen ze elkaar eenmaal hadden leren kennen. Röntgen bekeerde zich onmiddelijk tot de 'Brahminen' en droeg de Duitser een levenslange verknochtheid toe. Het was hemzelf niet helemaal duidelijk in hoeverre die werd beantwoord. Er bleef altijd een zekere afstand tussen de grote meester en zijn eerbiedige bewonderaar. Aardige man Vis' vuistdikke boek is de handelsuitgave van zijn dissertatie. Het geeft een uitvoerige beschrijving van Röntgens leven, zijn voor- en nageslacht, zijn jeugd als wonderkind in Leipzig, zijn verbondenheid met Nederland én Duitsland, zijn beide huwelijken, zijn vele vriendschappen in binnen- en buitenland, zijn traumatiserende conflict met Willem Mengelberg, zijn functies als muziekleraar en conservatoriumdirecteur, zijn optredens met Johannes Messchaert en Carl Flesch, zijn belangrijke positie in het Nederlandse muziekleven, zijn onstuitbare componeerdrift, zijn oude dag in zijn Bilthovense villa Gaudeamus, waar hij vlijtig bleef doorcomponeren, tot zelfs acht symfonieën in enkele maanden tijd. Dit is nog lang geen uitputtende opsomming van wat er allemaal in wordt behandeld, tot in het kleinste detail. Uit het boeiende verhaal dat Vis vertelt, komt Röntgen naar voren als een aardige man vol goede bedoelingen, behulpzaam, loyaal, enigszins naïef en in de omgang weinig subtiel. Niet de muziek Maar zijn muziek? Die wordt niet behandeld. Op zichzelf zou dat ook ondoenlijk zijn in een boek dat toch al 560 pagina's beslaat, inclusief een notenapparaat van 100 pagina's. Probeer maar eens greep te krijgen op een oeuvre van minstens 600 werken in allerlei genres, waarvan een groot deel nooit werd uitgegeven. Het is zelfs niet uitgesloten dat er ook nog heel veel verloren is gegaan. Vis, die zijn werkwijze uitvoerig verantwoordt in het inleidende hoofdstuk, heeft er dan ook bewust van afgezien zelfs maar een poging te doen analyses en beoordelingen van het werk te geven. Toch had ik in dit boek wel een oeuvrelijst willen vinden. Die had completer moeten zijn dan die in 'Sentendo nuova forza', het nuttige boekje (de 'draagbare Röntgen'), dat onder redactie van Theo Müller en Jurriaan Röntgen verscheen in 2005, het 150ste geboortejaar van de componist. Waarom besluit iemand een biografie te gaan lezen? In de eerste plaats, denk ik, uit interesse voor de geestelijke nalatenschap van de betrokkene: zijn romans, gedichten, schilderijen, muziekwerken, inzichten of politieke resultaten, vul maar in. In het geval van Röntgen - wiens biografie evenveel bladzijden telt als die van de alom bekende sociaal-democratische staatsman Joop den Uyl (ook zojuist verschenen) - kennen we de nalatenschap nauwelijks. Het zal dus niet uit bewondering dáárvoor zijn dat we grijpen naar zijn levensbeschrijving. Het zal andersom moeten gaan: we raken dankzij dit boek geïnteresseerd in een centrale figuur in het Nederlandse muziekleven en het is de bedoeling dat we van daaruit benieuwd raken naar zijn oeuvre. De concertwereld en de platenindustrie hebben dus een taak. Er is wel wat op cd verschenen en gelukkig groeit dat de laatste jaren snel. In mijn eigen platenkast tel ik zestien cd's die geheel, en nog zo'n tien stuks die gedeeltelijk aan Röntgens muziek zijn gewijd. Dat is maar een miniem deel van zijn overvloedig oeuvre. Misschien ook het allerbeste deel, maar dat kan ik onmogelijk beoordelen. Bloemen boven het korenveld Julius Röntgen was een bekwaam componist met een verbluffende beheersing van het vak. Hij wist alles van vormleer, kon orkestreren als de beste en hield scrupuleus rekening met de (on)mogelijkheden van instrumenten en zangstemmen. De werken die zijn vastgelegd op de cd's in mijn collectie vormen daarvan het onweerlegbare bewijs. Tegelijk was hij - al even onweerlegbaar - een epigoon, in die zin dat hij geen eigen bijdrage heeft geleverd aan de voortgang van de muziekgeschiedenis. Hij hield zich aan de traditionele vormen, baseerde zich op beproefde voorbeelden en bleef een romantisch componist, trouw aan de idealen van de negentiende eeuw. Hij bekreunde zich nauwelijks om de vraag of zijn composities wel werden uitgevoerd (niet dus), want hij was al weer bezig aan het volgende werk... Bij zo'n immense hoeveelheid werken zou je kunnen stellen dat zelfkritiek niet tot zijn sterk ontwikkelde karaktereigenschappen behoorde. Maar je kunt net zo goed zeggen dat hij behoorde tot het slag componisten dat een enorme productie juist nodig heeft om tot toppen te geraken. Als een korenveld waaruit hier en daar een bloem omhoog steekt. In muzikaal opzicht is Brahms degene met wie Röntgens werk het meest wordt geassocieerd. Diens invloed is overheersend, maar hij baseerde zich stilistisch ook op de voorbeelden van Mendelssohn, Grieg en Reger en toonde zich soms ook een discipel van César Franck. Dit conservatisme, in een tijd waarin allerlei vernieuwende experimenten plaatsvonden, lag nu eenmaal in zijn karakter. De muziek van Schönberg was hem 'ein Greuel': "ik vind hem leelijk, verschrikkelijk". Toen hij in enkele werken (de 'Studie' uit 1925, de 'Bitonale symfonie' uit 1930) experimenteerde met a- en bitonaliteit, viel het resultaat allesbehalve a- of bitonaal uit. Het was hem volkomen wezensvreemd. Stravinsky heeft hij pas laat leren waarderen, het belang van Hindemith zag hij wat eerder in. Jurjen Vis mag de afzonderlijke muziekwerken dan bewust hebben laten liggen, gelukkig vertelt zijn biografie ons al deze dingen wel. De aanpak is niet chronologisch - al is achterin heel barmhartig een tijdlijn opgenomen - maar verdeeld in thema's. Als onvermijdelijk gevolg daarvan komen er nogal wat overlappingen voor. Met wat meer verwijzingen tussen de hoofdstukken onderling had het boek dunner kunnen zijn, zonder verlies van informatie. Maar niettemin heb ik deze zware foliant met rode oortjes gelezen. Wie dit boek uit heeft, is volledig op de hoogte van alle ins en outs van de mens Julius Röntgen en van het muziekleven waaraan hij zo hartstochtelijk deelnam. Vis behandelt zijn onderwerp niet als een bewonderende hagiograaf, maar wel met sympathie, gelardeerd met een milde ironie. En... schrijven kan hij. Nieuwe opnamen Voor datgene waarmee Röntgen de eeuwigheid zou moeten verdienen, zijn muziek, wenden we ons tot een groeiend aantal cd's. De lezer die bij het lezen van de biografie die muziek nu eens wil horen - wie niet - kan beschikken over cd's van vooral kamermuziek en daarnaast ook enkele symfonieën en concerten. Labels als Donemus, NM Classics, Ars, Cobra en Et'cetera hebben Röntgens muziek liefdevol opgenomen en daardoor meer begrip gekweekt voor een componist die de benaming 'epigoon' nooit zal kwijtraken, maar wel degelijk in staat was tot het schrijven van pakkende muziek. De nieuwste aanwinsten komen van de buitenlandse labels RCA en CPO. Dat laatste label is zelfs begonnen aan een Röntgen-project, waarvan Aus Goethes Faust het tweede deel is.. Het is een teken van groeiende internationale belangstelling voor de componist over wie Pablo Casals zei: "Als onvermoeibare werker laat hij ons een helaas verwaarloosd oeuvre na, dat hem plaatst naast de opmerkelijkste musici van zijn tijd."
Röntgen: Aus Goethes Faust. Machteld Baumans, sopraan (Gretchen) - Marcel Beekman, tenor (Bauer) - André Morsch, bariton (Erdgeist) - André Post, tenor (Brander) - Mark Richardson, bariton (Bettler) - Dennis Wilgenhof, bas (Mephistofeles) - Gijs van Schoonhoven, orgel - Koor van de Nationale Reisopera Enschede - Netherlands Symphony Orchestra ( = Orkest van het Oosten) o.l.v. David Porcelijn. CPO 777 311-2 • 61' •
De CPO-cd brengt ons een werk dat ontstond in Röntgens laatste levensjaar. Blijkens de inleiding van - alweer! - Jurjen Vis, had de componist een uitvoering voor ogen in het Goethe-jaar 1932. De première vond 75 jaar later plaats... De bejaarde Röngen had zich in 1931 al met Goethe bezig gehouden in twee koorsymfonieën: Aus Goethes Wilhem Meister (nummer 17) en Symphonie mit Schlusschor über Goethes Prooemion (nummer 20). Het grootschalige Aus Goethes Faust is geschreven voor orkest, piano, orgel, koor en vocale solisten. Na de hymnische 'Prolog im Himmel' voor orkest en orgel, volgen elf nummers in een breed scala aan stemmingen. In sommige daarvan, zoals het 'Lied des Erdgeistes' met piano en orkest, laat zich invloed horen van Wagner, een componist die in ons rijtje Röntgen-voorbeelden nog ontbrak. Röntgens bewondering voor Brahms' Deutsches Requiem is al even evident. In zijn orkestbehandeling toont hij zich zeer inventief: luister maar naar 'Faust's Traum' met een etherische strijkersklank en naar vele andere passages die aantonen hoe goed deze man kon instrumenteren. Als koordirigent wist hij ook wat de zangstem nodig had. Ik weet niet of hem een specifiek koor voor ogen stond voor de Goethe-viering in 1932, maar de koorgedeelten zijn harmonisch eenvoudig en over het algemeen wat braaf. Dat geldt ook voor het Chorus mysticus ('Alles vergängliche') aan het eind. En dat is de reden waarom dit werk als geheel mij toch niet overtuigt. We hebben het hier tenslotte over het Faust-verhaal, een pact met de duivel, en dan wil ik graag dat in de muziek wat horentjes worden opgezet. Dat gebeurt te weinig. Het gebruik van het koraal 'O Haupt voll Blut und Wunden', omringd door olijke intermezzi, in de kelder van Auerbach, is zeker origineel te noemen. Zo zijn er meer momenten die verrassen, maar de muziek blijft een weerspiegeling van het karakter van de componist: goed bedoelend, sympathiek, kundig. Het zou allemaal wat feller mogen. Aan de uitvoering ligt dat overigens zeker niet. David Porcelijn heeft een ferme greep op het geheel. Zijn zangers, zowel het koor als de solisten, vertonen een gemotiveerde discipline en weten vaak een emotionele snaar te raken. Dennis Wilgenhof steekt boven het geheel uit als een duistere Mephistofeles, terwijl Mark Richardson moeizaam intoneert, maar dat zou ook bij zijn rol als Bettler kunnen horen. Het Orkest van het Oosten, dat zich hier presenteert onder de nogal verwarrende naam Netherlands Symphony Orchestra, speelt geweldig. De klankkwaliteit en -balans zijn al even voorbeeldig. Al heb ik mijn twijfels over de overtuigingskracht van dit magnum opus van Julius Röntgen, het heeft mij geen seconde verveeld.
Röntgen: Pianokwintet in a, op. 100 - Klarinettrio in Es - Altvioolsonate in c - Sextet in G. Arc Ensemble: David Louie en Dianne Werner (piano). Erika Raum en Marie Bérard (viool), Steven Dann en Yosef Tamir (alviool), Bryan Epperson en David Hetherington (cello), Joaquin Valdepeñas (klarinet). RCA Red Seal 88697158372 • 73 ' •
Waar het motto van deze cd van het Canadese Arc Ensemble vandaan komt, heb ik hierboven al geschetst. Had Grieg gelijk met zijn uitspraak? Raakt Röntgens muziek je door merg en been? Dat lijkt me wel wat overdreven. Ik ken veel muziek die meer kippenvel oplevert. En toch... begin maar eens met de altvioolsonate uit 1924 (tracks 8-11) en u ontdekt een bloem die duidelijk boven het korenveld uitsteekt. Binnen een melancholieke atmosfeer die maar in verte aan Brahms en iets meer aan Franck herinnert, vinden we tal van originele vondsten, vooral in de spookachtige middendelen (Andante mesto resp. Allegro molto). Dit werk kende ik al van een dubbel-cd van Francien Schatborn en Jaennette Koekkoek met o.a. alle drie altvioolsonates (Et'cetera KTC1297). Zij spelen wat nuchterder dan de Canadezen Steven Dann en Dianne Werner, die de emoties de vrije loop laten, maar geven een niet minder overtuigende vertolking van een werk waarmee Röntgen volgens mij de eeuwigheid verdient. De andere drie werken zijn evenzeer het aanhoren waard, al verrassen ze wat minder dan de sonate. Het Pianokwintet uit 1927 waarmee de cd opent, begint en eindigt, volgens de van Franck afgekeken cyclische werkwijze, met hetzelfde ostinato-motief in de altviool. Ook qua atmosfeer doet dit werk sterk denken aan de pianokwintetten die naar Francks voorbeeld geschreven werden door diens volgelingen (Vierne, Pierné, D'Indy, Hahn, Schmitt). In die categorie slaat het een uitstekend figuur. Het Trio voor klarinet, altviool en piano (1921) associeer je vooral met Brahms, maar ook hier past Röntgen het Franckiaanse cylisch principe toe. In het puntige Scherzo horen we opeens een Nederlands kinderliedje in de altviool: Röntgen is misschien niet origineel, maar ook niet voorspelbaar. Zijn 'Oud-Hollandsche Boerenliedjes en Contradansen', de verzameling waaraan hij een groot deel van zijn reputatie dankt, klinken hierin door. Het Strijksextet uit 1931 -ook het jaar van Aus Goethes Faust - is het jongste werk op deze cd., maar dat zou je niet zeggen, want het is tevens het meest 'ouderwetse' en Brahms-achtige. Hier vertoeven we, kort voor Röntgens dood, geheel in een negentiende-eeuwse mentaliteit, maar het is een heerlijk stuk om naar te luisteren, met een brede melodiek in de hoekdelen en daartussenin een melancholiek Andante (met een geagiteerd middensegment), gevolgd door een sereen thema met variaties in plaats van een scherzo. Dat dit Canadese ensemble deze vier waardevolle werken van de onbekende Röngen opnam, valt alleen al te prijzen. Dat ze dat doen met zoveel liefdevolle inzet en zo'n mooie klank, maakt hun pleidooi nog meer de moeite waard. Hier zijn ze dan, die bloemen boven het korenveld... index | ||||||