![]() CD-recensie
© Gerard Scheltens, augustus 2009
|
||
Prokofjev: Sinfonia Concertante in e, op. 125. Tsjerepnin: Suite voor cello solo (1946). Crumb: Sonate voor cello solo (1958). Pieter Wispelwey (cello), Channel CCS SA 27909 • 60' • (sacd) De Sinfonia Concertante – of Concerto-Symphony - van Prokofjev dateert eigenlijk al uit de jaren dertig en heette toen Celloconcert op. 58. Dit werk was bij de Moskouse première in 1938 geen succes en zelfs de grote Gregor Piatigorsky, die het in 1940 in de VS ten gehore bracht, kon het niet redden. Pas toen Mtsislav Rostropovitsj, na de Tweede Wereldoorlog, zich het lot van dit stiefkind aantrok, keerde het tij. Hij bracht Prokofjev ertoe het stuk om te werken en zo ontstond opus 125, dat Rostropovitsj in 1952 voor het eerst in Moskou speelde met Svjatoslav Richter als (verrassende) dirigent. Het concert was er aanzienlijk virtuozer op geworden en doet een uiterste beroep op de technische vaardigheden van de cellist. Hoewel de thematiek in wezen dezelfde is, is de sfeer heel wat krachtiger en grimmiger dan die van het brave opus 58, waarvan overigens ook diverse opnamen bestaan. Wie een rechtstreekse vergelijking wil maken, kan te rade gaan bij een pas verschenen opname van Alban Gerhardt (Hyperion CDA67705), die beide versies prachtig speelt, maar zich helaas omringd heeft door een niet zo geweldig orkest. Pieter Wispelwey koos opus 125 voor zijn laatste cd voor Channel Classics, die uitkwam gelijktijdig met zijn eerste voor zijn nieuwe label Onyx (met het celloconcert van Walton en losse stukken van Bloch, Britten en Ligeti).. De opzet van beide uitgaven is ongeveer dezelfde, want ook op Channel is een aantal losse stukken toegevoegd. Wispelwey pakt de Sinfonia Concertante overrompelend aan. De celloklank is rijk en sonoor, de vele voetangels en klemmen die Prokofjev - op Rostropovitsj' vakkundig advies - listig heeft opgesteld, gaat hij onverschrokken te lijf. Hij pakt de scherpe randjes met volle handen aan, zonder dat de vele subtiele details en de lyrische component eronder lijden, integendeel. Het Rotterdams Philharmonisch onder Sinaiski - die het vak leerde bij grootheden als Kondrashin en de grote orkestpedagoog Ilja Moesjin - laat horen hoe het dankzij Gergiev geleerd heeft Prokofjev te spelen: ritmisch scherp, sardonisch en al evenmin als Wispelwey bang uitgevallen. Een topuitvoering van een van de belangrijkste celloconcerten van de twintigste eeuw. Wispelwey solo horen we in de suite uit 1946 van Aleksandr Tsjerepnin, die toen i nParijs woonde, maar zijn inspiratie haalde uit de oriënt, met pentatonische motiefjes en veel pizzicato. De componist (Tsjerepnin de jongere) behoorde tot Prokofjevs inner circle, maar bezat maar een fractie van diens talent. Veel interessanter vind ik de sonate van George Crumb, een nogal onkarakteristiek jeugdwerk uit 1958, maar spannend van begin tot eind. En dat komt vast ook door het superieure spel van Wispelwey. Je komt er niet gauw van los. De opnameklank van deze hybride sacd is mooi, ruimtelijk, voordelig voor de celloklank en mooi doortekend in het orkest. index | ||