![]() CD-recensie
© Gerard Scheltens, januari 2013
|
Mahler: Symfonie nr. 9 in D London Symphony Orchestra o.l.v. Valery Gergiev LSO Live 1155 • 77' • (sacd) Live-opname: maart 2011, Barbican Centre, Londen
De Mahler-cyclus van Gergiev heeft nogal wat tegenstrijdige reacties opgeroepen. De wervelende maestro uit Ossetië heeft, vooral in het Verenigd Koninkrijk maar ook in Nederland, een fervente aanhang van felle bewonderaars die onder de indruk zijn van zijn energie, zijn enthousiasme en zijn kosmopolitische positie van werelddirigent. Als ambassadeur van Russische muziek, waaronder vele minder voor de hand liggende opera’s van bijvoorbeeld Rimski-Korsakov en Prokofjev, heeft hij wonderen verricht. Door zijn jarenlange verbintenis met Rotterdam kwam er uit de Doelen veel gedenkwaardige muziek, al had Gergiev die door tijdgebrek meestal eerst laten inzepen door assistenten als Hans Leenders. Vaak kwam hij maar net op tijd aangevlogen om met zijn onnavolgbaar charisma het concert te leiden en het publiek juichend op de banken te krijgen. Een expressieve, exuberante dirigent met persoonlijkheid, die zich thuisvoelt in een breed repertoire. Dat de bewondering toch grenzen heeft, blijkt wel uit zijn Mahler-cyclus met het London Symphony Orchestra, opgenomen in de Barbican. Zijn Mahler-cyclus is over het algemeen met weinig enthousiasme ontvangen. Althans in Nederland, want in Engeland liepen de superlatieven over elkaar heen. De dirigent zou de afwerking hebben verwaarloosd, hij zou uit zijn op teveel effect en een gebrek aan diepgang tentoonspreiden. Wat ontbreekt is Mahleriaanse sfeer, zegt men. In een teruglopende cd-markt zijn er toch al veel te veel Mahler-cycli en waarom moet Gergiev dan zo nodig, zegt men. Ooit dirigeerde Georg Solti de Negende met ditzelfde orkest, toen voor Decca. Dat was in 1967 en dat is al lang geleden, maar die uitvoering is nog steeds normatief. Wat is die Negende voor een werk? Het is een symfonie die een groots symfonisch verleden afsluit, maar ook een toekomst aankondigt. Net als in de Zevende symfonie is het vooral de muziek van het openingsdeel dat de weg baant voor Schönberg en Berg, daarbij nog net tonaal blijft maar aan alle kanten rukt aan de poorten van een nieuw soort expressiviteit. En die naast het onmiskenbaar zoekende en experimentele karakter tegelijk diep weet te emotioneren. In het verdere verloop van de Negende grijpt Mahler terug op het idioom van zijn middenperiode, net zo indrukwekkend als in het openingsdeel, maar iets minder visionair. De afsluiting van de finale roept een verstilling op die nog eenmaal door het Adagio van de Tiende wordt onderbroken. Opnieuw een visionair werk trouwens, dat ook de afsluiting vormt van Mahlers oeuvre – want naar mijn overtuiging geven de overige (onvoltooide) delen enige signalen van regressie. De talloze uitvoeringsversies die ervan bestaan hebben mij niet van die indruk af kunnen brengen. En nu Gergiev. Ik heb hem één keer eerder gehoord in Mahlers Negende, ergens in de jaren negentig, op een zaterdagmatinee in het Concertgebouw. Het was een verbluffende middag, en dan druk ik me zacht uit. Het Radio Filharmonisch Orkest werd meegezogen in extreme excessen van expressie, extase, emotie en effect. Vooral dat laatste. Het publiek, vol bewondering voor een dirigent die zich in het zweet staat te werken, brak de zaal bijna af, maar mij maakte deze onevenwichtige uitvoering minder vrolijk. Het was meer Gergiev dan Mahler, en ik had sterk de indruk dat het hem niet uitmaakte welke componist hij op de lessenaar had staan. Nooit geweten dat Mahler ook op Tsjaikovski kon lijken. Dat doet hij dan ook helemaal niet. En ook Tsjaikovski is trouwens gebaat bij een benadering die naast tragiek en triomf ook de talloze subtiliteiten in het oog houdt. Dit vond vele jaren geleden plaats en inmiddels moeten ook Gergievs opvattingen zijn gerijpt. Dat is nu het verrassende: voor deze Negende wil ik toch een lans breken. Gergiev trekt zich weinig aan van de gevestigde Mahler-traditie, maar benadert de partituur vanuit zijn eigen visie. Mahlers Negende ziet hij vermoedelijk niet zo erg als een wegbereider voor de moderne muziek, maar in zijn ogen is Mahler een laatromanticus met vele gezichten: heftig, onmatig, spits, schwärmend. Gergievs Mahler is dat allemaal, maar tegelijk valt op dat hij dirigeert in een straf en strak tempo dat geen zijsporen toestaat. Karakter heeft zijn visie in elk geval. Gergiev heeft geen boodschap aan het extra belichten van bepaalde details zoals Bernstein dat deed. Diens bejubelde, maar mijns inziens uit elkaar getrokken vertolking van het slotadagio met het Concertgebouworkest werkte verpletterend in de Grote Zaal (ik was erbij op die bloedhete avond in 1986), maar viel volkomen plat in de opname die vervolgens op DG werd uitgebracht. Het lijkt mij dat Gergievs opname langer zal standhouden voor degenen die oor hebben voor een eigenzinnige, maar steeds consequente visie. Het slotadagio heeft bij hem een brede, milde klank, zonder excessen, die uitloopt in een sfeer van berustende droefenis zonder drama. Jammer wel dat de microfoons wat te dicht bij de zachtjes steunde maestro stonden. In het openingsdeel werkt Gergiev met indrukwekkende grote contrasten tussen strijd en intimiteit. In de twee middendelen legt hij meer de nadruk op de strijkersklank dan op de blazers. In het tweede deel leidt dit tot een brede sonoriteit, die mij vervolgens in het Rondo-Burleske wat te massief wordt. Maar als geheel vind ik dit een zeer overtuigende Mahler, die overeind blijft tussen de vele andere opnamen. Geen Haitink, die blijft de onovertroffen grote meester van Mahlers Negende, maar een goed alternatief voor wie zich eens wil openstellen voor een andere kijk. Mahler heeft nu eenmaal vele facetten en niemand kan het monopolie claimen op één ervan. index |