CD-recensie

 

© Gerard Scheltens, december 2007


 

Händel: Solomon.

Sarah Connolly, alt (Solomon), Susan Gritton, sopraan (Solomon's Queen, First Harlot), Carolyn Sampson, sopraan (Queen of Sheba, Second Harlot), Mark Padmore, tenor (Zadok, Attendant), David Wilson-Johnson, bas (A Levite), RIAS Kammerchor, Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. Daniel Reuss.

Harmonia Mundi HMC 901949/50 • 2.55' • (2 cd's)


Met zoveel prachtige aria's en koren is Solomon (nou ja, op Messiah na dan) misschien wel Händels mooiste oratorium. Het bijbelse thema van de wijze koning Salomon diende voor hem vooral als een soort parabel voor de glorie van Georgian England. Het gaat niet zozeer om een epische vertelling, maar om een pastorale, doorspekt met veel plechtstatig ceremonieel, waarvoor Händel een voor zijn tijd omvangrijk koor en orkest nodig had. Er is niet veel dramatische actie, behalve in de beroemde scène van het Salomonsoordeel in het tweede bedrijf. Daarin betwisten twee harlots (hoeren) elkaar 'hun' kind en hakt Solomon ten slotte de knoop door. Voor het overige wordt vooral de grootheid van Solomon bezongen en wordt er ook aanminnig getorteld tussen My lovely King en My Queen, my wedded love. Niet voor niets is weleens gezegd dat dit oratorium Händels meest erotische muziek bevat.

Händels oratoria en opera's mogen dan allemaal op elkaar lijken - aldus de oppervlakkige luisteraar die alles afmeet aan de Messiah waarmee hij is opgegroeid - maar stuk voor stuk bevatten ze minstens één ontroerende aria en/of één geniaal koor dat je steeds maar weer wil horen. In de muzikale rijkdom van het oratorium Solomon (gecomponeerd in 1748 en het jaar daarop voor het eerst uitgevoerd) kan ik zelfs heel veel van zulke hoogtepunten aanwijzen. Bijvoorbeeld de aria van de Queen With thee th'unsheltered moor I'd tread, het daarop volgende 'nachtegalenkoor' May no rash intruder disturb their soft hours waarmee het eerste bedrijf wordt afgesloten, de aria's Beneath the vine, or fig-tree's shade tegen het einde van het tweede bedrijf en Will the sun forget to streak in het derde bedrijf. In feite gaat het hierbij om heel eenvoudige, pastorale muziek zonder harmonische verrassingen, maar heel ontroerend en melodieus. Wat een dankbare kans voor zangeressen om pure vocale kunst te laten horen! Deze tracks zoek ik op voordat ik de hele dubbel-cd van dit oratorium van begin tot eind beluister, maar nog nooit heb ik aan zulke ijkpunten zoveel plezier beleefd als nu bij Daniel Reuss.

Deze Nederlandse dirigent - leider van Cappella Amsterdam - heeft een heel gelukkige hand met Händel, getuige zijn eerder prestaties met Agrippina bij de English National Opera en Jephta bij het Festival Oude Muziek. Net zo gelukkig is hij in het 'casten' van de zangers. De alt Sarah Connolly zingt de rol van de titelheld Solomon, in overeenstemming met de praktijk van Händel, die voor deze rol een vrouw in gedachten had. Castraatzangers hadden in deze fase van zijn carrière afgedaan. Eigenlijk schreef hij een mezzo voor, maar het donkere geluid van Connolly past wonderwel bij haar rol: een expressieve, mooi gezongen Solomon met grote waardigheid. Luister maar naar de aria What though I trace each herb and flow'r (eerste bedrijf), in feite Solomon's beginselverklaring - zeg maar geloofsbelijdenis - of naar de verheerlijking van grazige weiden en andere landelijke attracties in How green our fertile pastures (derde bedrijf), waarin oprechte verrukking doorklinkt om de wonderen der natuur.

Ook de beide koninginnen, Susan Gritton als Solomon's echtgenote en Carolyn Sampson als de Queen of Sheba hebben een natuurlijke dispositie voor Händel. Naast de sereniteit van hun koninginnenrollen leveren ze een felle bijdrage als de twee 'Harlots'. In het eerste bedrijf overtuigen Gritton en Connolly ook als de tortelduifjes die maar niet genoeg van elkaar kunnen krijgen. De mannelijke zangers Mark Padmore en David Wilson-Johnson blijken in staat van hun wat schematisch vormgegeven priesterrollen toch echte mensen te maken.

Het vocaal superieure, homogene RIAS-kamerkoor reageert alert op Reuss' aanwijzingen, maakt juist door de onnadrukkelijke manier van zingen een schitterend tafereeltje van het beroemde nachtegalenkoor en overtuigt ook in de pracht en praal van de grote koren. De met period instruments uitgeruste Akademie für alte Musik Berlin treft door de mooie klank en de geaccentueerde - maar nooit overdreven scherpe - ritmische accenten en door de helderheid die vele details hoorbaar maakt zonder dat de samenhang geweld wordt aangedaan. Feestelijke koperblazers en mooie ronde paukenslagen completeren het sfeerrijke geheel.

Ter vergelijking beschik ik over twee opnamen. John Eliot Gardiner (Philips 412.612-2) hanteert over het algemeen hogere tempi dan Reuss, maar weet daarbij toch een grote transparantie en precisie te bereiken. Ook hij heeft goede solisten: Carolyn Watkinson als Solomon heeft als 'echte' mezzo een wat lichter stemgeluid dan Connolly. Als de beide koninginnen leveren Joan Rodgers en Barbara Hendricks een goede prestatie en de lof over de enthousiaste English Baroque Soloists en het to-the-point reagerende Monteverdi Choir waarmee Gardiner kan lezen en schrijven, behoef ik hier nauwelijks te zingen.

Paul McCreesh (Archiv 459.688-2) met het voortreffelijke Gabrieli Consort en de bijna perfecte Gabrieli Players is nog ietsje avontuurlijker dan Gardiner. Als titelheld heeft hij de fameuze countertenor Andreas Scholl, die Solomon met veel allure neerzet als een wijze en waardige figuur. Toch prefereer ik Reuss' alt Sarah Connolly en dat niet alléén omdat Händel zelf ook een vrouw voor deze rol verkoos. Met de andere zangers - onder wie Alison Hagley, Inger Dam-Jensen, Paul Agnew en opnieuw Susan Gritton, nu als een ontroerende Queen of Sheba - heeft McCreesh een ijzersterke cast. In tegenstelling tot Gardiner en ook Reuss, die zich enkele coupures veroorloven (onder andere in het slotkoor Praise the Lord with harp and tongue), geeft hij de volledige Solomon op drie cd's.

Het wordt dus moeilijk kiezen tussen de drie bestaande uitgaven, temeer daar ze opnametechnisch niet voor elkaar onderdoen. Gardiner en McCreesh geven elkaar weinig toe, want bij geen van beiden vallen zwakke plekken aan te wijzen, noch vocaal, noch instrumentaal. En toch... voor zover nog mogelijk worden ze nu door Daniel Reuss overtroffen. Deze Solomon bezit alle goede eigenschappen van de beide andere opnamen, en heeft naar mijn smaak nog net dat ondefinieerbare méér: noem het affiniteit, noem het warmte, noem het ontroering. Juist door de sterke concurrentie kan ik zeggen: voor mij is dit de definitieve Solomon.

N.B. Op het Duitse label Carus-Verlag verscheen kortgeleden nóg een volledige, live opgenomen 'Solomon' van Nicholas McGegan met de jonge altus Tim Mead in de titelrol en verder o.a. Claron McFadden, op drie sacd's (Carus 83.242). Deze heb ik nog niet kunnen beluisteren.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links