CD-recensie

 

© Gerard Scheltens, maart 2017

 

Draeseke: Kwintet voor piano, hoorn en strijktrio in Bes, op. 48

Romance in F voor hoorn en piano in F, op. 32

Adagio voor hoorn en piano in a, op. 31

Sonate voor klarinet en piano in Bes, op. 38

Oliver Triendl, (piano), Pascal Moragues (klarinet), Herve Joulain (hoorn), Lisa Schatzman (viool), Marie Chilemme (altviool), David Pia (cello)

Opname: juni 2015, Dreifaltigkeitsbergkirche, Regensburg (D)

TYXArt TXA16077 • 74' •

www.tyxart.de/

   

Ik heb het over Felix Draeseke, een vergeten Duitse componist die leefde van 1835 tot 1913. Hij begon als een muzikale revolutionair, een fervente aanhanger van de nieuwe muziek van Liszt en Wagner. In Weimar noemde een criticus hem "het gevaarlijke beest van de Nieuwe Duitse school" nadat zijn Germania Marsch in 1861 opschudding had veroorzaakt.
Later is dat gevaarlijke beest helemaal getemd, want na een zelfgekozen soort ballingschap van twaalf jaar in Zwitserland bekeerde hij zich tot een veel behoudender - of zo men wil "klassieker" - componeertrant, die sterk doet denken aan Mendelssohn, Schumann en Brahms, zonder veel eigen karakter. Hij componeerde een Requiem dat in zijn tijd succesvol was. Acht opera's heeft hij op zijn naam staan. Een uitvoering van het Mysterium "Christus" - zijn magnum opus met de proporties van Wagners Ring, omvattende een lijvige proloog en drie nog veel lijviger oratoria - neemt drie dagen in beslag. Die moeite zal niet gauw genomen worden voor een vergeten componist. Toch heeft niemand minder dan Antal Doráti er ooit een opname van gemaakt (die nergens meer te vinden is).
Draesekes Derde symfonie - Symphonia Tragica - uit 1886 zou volgens zijn trouwe supporters een meesterwerk zijn "dat een plaats verdient naast de symfonieën van Brahms en Bruckner". Die claim lijkt mij een tikkeltje overdreven. Ik ken dat werk in een uitvoering van de NDR Radiophilharmonie onder Jörg-Peter Weigl. De symfonie klinkt me heel kundig en contrapuntisch in de oren, maar ook heel schools en weinig origineel. Waarom dit werk "tragisch" heet, is niet te begrijpen.

Wel tragisch is, dat Draeseke pas twintig jaar ná zijn dood zijn finest hour beleefde. De nazi's, die muziek tekort kwamen na het brandmerken van zoveel entartete componisten, haalden hem postuum naar voren als een geniale, "echt Duitse" toonvinder. Zijn weduwe stond erbij te juichen. In 1935 werd in Dresden zelfs een compleet festival aan zijn werk gewijd. We kunnen Draeseke moeilijk aanwrijven dat zijn naam en muziek gebruikt werden voor foute ideeën, maar het verbaast niet dat na de oorlog helemáál niemand nog iets van zijn werk wilde weten. Totale vergetelheid was zijn deel.

Is die vergetelheid onverdiend? Had Draeseke zonder de verstikkende lof van de nazi's een betere kans gehad? Ik weet het niet, maar aan de kamermuziek op deze cd heb ik wel degelijk plezier beleefd. Dat komt ongetwijfeld ook door de gedreven uitvoeringen van Oliver Triendl en zijn maten, door de onberispelijke opnamekwaliteit en door de bijgeleverde documentatie. Het label TYXArt is nieuw voor mij, maar de kennismaking is heel aangenaam.

Draesekes opus 48 had ik nooit eerder gehoord, maar tot mijn verbazing bleken er al twee recente opnamen te bestaan, van het Solistenensemble Berlin op CPO en het Mozart Klavierquartett op MDG. Het is een relatief lang (37 minuten) kwintet voor piano, hoorn, viool, altviool en cello, waarbij de piano steeds het voortouw neemt. Opvallend is de bescheiden rol van de hoorn, waarvan je veel getetter zou verwachten, maar die vooral dient voor subtiele kleuring. De sfeer is vrij serieus, maar er is veel afwisseling en thematiek blijft in het oor hangen. Draesekes voorkeur voor contrapunt komt prominent tot uiting, vooral in de gecompliceerde finale, waarin onder meer het openingsthema van het eerste deel terugkeert. Een soort 'cyclisch principe' dus.
De ook vierdelige klarinetsonate is korter (25 minuten) en veel zonniger dan het kwintet, met aantrekkelijke thema's, vooral in het openingsdeel. In het tweede deel (andante) horen we een ontspannen dialoog tussen klarinet en piano, waarna het "spielfreudige" scherzo het minst memorabel is, net als in het kwintet trouwens. Het slotrondo is een virtuoos Rondo con brio.
Tussen beide hoofdwerken zijn twee korte stukken voor hoorn en piano weggestopt. Daarvan heeft het melancholieke Andante het meeste karakter.

Zonder dat ik het gevoel heb dat hier een genie is ontdekt: heel plezierige muziek, prachtig uitgevoerd en absoluut de moeite waard. Het hoornkwintet is zeker het beste dat ik tot nu toe van Felix Draeseke heb gehoord.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links