CD-recensie
© Gerard Scheltens, maart 2017
|
Ik heb het over Felix Draeseke, een vergeten Duitse componist die leefde van 1835 tot 1913. Hij begon als een muzikale revolutionair, een fervente aanhanger van de nieuwe muziek van Liszt en Wagner. In Weimar noemde een criticus hem "het gevaarlijke beest van de Nieuwe Duitse school" nadat zijn Germania Marsch in 1861 opschudding had veroorzaakt. Wel tragisch is, dat Draeseke pas twintig jaar ná zijn dood zijn finest hour beleefde. De nazi's, die muziek tekort kwamen na het brandmerken van zoveel entartete componisten, haalden hem postuum naar voren als een geniale, "echt Duitse" toonvinder. Zijn weduwe stond erbij te juichen. In 1935 werd in Dresden zelfs een compleet festival aan zijn werk gewijd. We kunnen Draeseke moeilijk aanwrijven dat zijn naam en muziek gebruikt werden voor foute ideeën, maar het verbaast niet dat na de oorlog helemáál niemand nog iets van zijn werk wilde weten. Totale vergetelheid was zijn deel. Is die vergetelheid onverdiend? Had Draeseke zonder de verstikkende lof van de nazi's een betere kans gehad? Ik weet het niet, maar aan de kamermuziek op deze cd heb ik wel degelijk plezier beleefd. Dat komt ongetwijfeld ook door de gedreven uitvoeringen van Oliver Triendl en zijn maten, door de onberispelijke opnamekwaliteit en door de bijgeleverde documentatie. Het label TYXArt is nieuw voor mij, maar de kennismaking is heel aangenaam. Draesekes opus 48 had ik nooit eerder gehoord, maar tot mijn verbazing bleken er al twee recente opnamen te bestaan, van het Solistenensemble Berlin op CPO en het Mozart Klavierquartett op MDG. Het is een relatief lang (37 minuten) kwintet voor piano, hoorn, viool, altviool en cello, waarbij de piano steeds het voortouw neemt. Opvallend is de bescheiden rol van de hoorn, waarvan je veel getetter zou verwachten, maar die vooral dient voor subtiele kleuring. De sfeer is vrij serieus, maar er is veel afwisseling en thematiek blijft in het oor hangen. Draesekes voorkeur voor contrapunt komt prominent tot uiting, vooral in de gecompliceerde finale, waarin onder meer het openingsthema van het eerste deel terugkeert. Een soort 'cyclisch principe' dus. Zonder dat ik het gevoel heb dat hier een genie is ontdekt: heel plezierige muziek, prachtig uitgevoerd en absoluut de moeite waard. Het hoornkwintet is zeker het beste dat ik tot nu toe van Felix Draeseke heb gehoord. index |
|