CD-recensie
© Gerard Scheltens, augustus 2019 |
Anton Bruckner heeft veel 'diehard' bewonderaars die álles van hem willen horen, en daarbij behoort dus ook het ruime uur aan pianowerken dat hij heeft gecomponeerd. De oudste (vier Quadrilles) dateren uit 1850, toen hij 26 jaar oud was, nog in Sankt Florian woonde en al een requiem geschreven had. Het zijn geen hoogvliegers, schoolse stukjes die soms toch associaties oproepen met het latere werk. De meeste composities op deze cd stammen van omstreeks 1860-1862, de tijd van de Studiesymfonie in f, de Ouverture in g en de vier vroege orkeststukken. Het is een hele rij populaire dansvormen: walsen, marsen, mazurka's, polka's en menuetten, in lengte variërend van één tot twee minuten. Het heeft documentaire waarde omdat je wilt weten "waar het allemaal vandaan komt" en flarden ken je in gestileerde gedaante uit de symfonieën. Bijna alles valt niettemin onder de categorie 'onkarakteristieke jeugdwerken' waarvan elke componist het nodige in de la had liggen en dat nauwelijks overeind blijft 'in its own right'. Wat substantiëler van omvang zijn vooral de Sonate in g (één deel) en de aardige maar erg schoolse Tema e Variazoni, beide uit 1862. Mooie sfeerstukjes zijn Stille Betrachting am einen Herbstabend (1863), de wat ambitieuzere Fantasia in G (1868), en vooral het fraaie Erinnerung (1868), het hoogtepunt van de cd (1868). Franz Schubert is de overheersende invloed op de vroege Bruckner, zoveel is duidelijk. Francesco Pasqualotto legt liefde en zorg in zijn spel, maar kan van deze aandoenlijke stukjes niet meer maken. Hij schreef ook de lezenswaardige toelichting. Zijn suggestie dat een 19de-eeuwse piano met klokjesachtige klankeffecten misschien meer induk zou maken dan een moderne vleugel, heeft hij zelf niet opgevolgd. De pianoklank is 'alleszins bevredigend' zoals dat heet, maar niet briljant. Een cd geknipt voor de Bruckneriaan door dik en dun. index |
|