CD-recensie

 

© Gerard Scheltens, januari 2008


 

Beethoven: Symfonie nr. 5 in c, op. 67 - nr. 6 in F, op. 68 (Pastorale).

Kölner Rundfunk-Sinfonie-Orchester o.l.v. Erich Kleiber.

Medici Masters MM002-2 • 75' •

 

 


Terwijl Erich Kleiber (1890-1956) toch echt behoort tot de grote dirigenten uit de twintigste eeuw, dreigt hij vooral te worden herinnerd als 'de vader van', want het verpletterend charisma van Carlos Kleiber overschaduwde bijna alles. Carlos had zijn talent van geen vreemde, al blijft er het hardnekkige gerucht dat zijn genen niet afkomstig waren van vader Erich, maar van Alban Berg. Of dat zo was zullen we waarschijnlijk nooit weten. De verschillen in stijl tussen vader en zoon zijn groot, maar wat ze met elkaar gemeen hadden was een tomeloze gedrevenheid, om niet te zeggen verbetenheid, waardoor hun dirigeren een electriserende invloed had op ieder die het hoorde. En dat gecombineerd met een scrupuleuze omgang met de muzikale tekst.

Erich Kleibers interpretaties maakten een geweldig energieke indruk. Veelzeggend is zijn fameuze uitspraak "Ein Dirigent muß sein wie ein Löwe, der die Tatzen tief in die Beute hat". De geboren Wener van Boheemse afkomst, die zijn opleiding in Praag had genoten, beheerste samen met Wilhelm Furtwängler, Otto Klemperer en Bruno Walter het muzikale Berlijn van de jaren twintig, maar van hen vieren was hij zeker de veelzijdigste. Hij bracht de premières van klassiek geworden meesterwerken als Bergs Wozzeck en Janáceks Jenufa, maar excelleerde ook in symfonisch repertoire. Hij weigerde met de nazi's samen te werken en week in 1935 uit naar Argentinië, waar hij dirigeerde aan het Teatro Colón in Buenos Aires en zich ook inzette voor Zuid-Amerikaanse muziek. Daarnaast had hij een aanstelling in Havana en dirigeerde hij veel in de Verenigde Staten. In de vroege jaren vijftig keerde hij terug naar Berlijn om aan de Staatsoper te gaan dirigeren, maar Duitsland was hem nog steeds niet gunstig gezind. Ook in de DDR was het politieke klimaat voor hem onprettig. In 1956 stierf deze principiële en integere dirigent in Zürich.

Beethoven-opnamen

Gelukkig bestaan er aardig wat opnamen van hem. Hij blonk uit in een breed repertoire; zijn uitvoeringen van Beethovens symfonieën zijn legendarisch. Hij vermeed elke vorm van sentimentaliteit ("alsof je honing eet met je vingers", zei hij daarover) en toonde zich daarmee verwant aan de moderne opvattingen van een dirigent als Felix von Weingartner. Hij was geen dictator, maar eiste wel volledige inzet en partituurkennis van zijn musici , repeteerde zakelijk maar met grote intensiteit, had gevoel voor humor en gedroeg zich bij uitvoeringen rustig en sober.

Op Decca (cd 476 7622) verschenen zijn Beethoven-symfonieën 6 en 7 met het Concertgebouworkest, opnamen van 30 september 1953 resp. 9 mei 1950, waarin deze eigenschappen uitstekend naar voren komen. De Zevende heeft een dansende intensiteit die je verbluft achterlaat en wat mij betreft alleen wordt geëvenaard door de opname van zoon Carlos met ditzelfde orkest uit 1983. De Pastorale, met zijn langere spanningsbogen, komt er in Amsterdam wat minder overtuigend uit, maar voor deze symfonie beschik ik ook over een opname met het Tsjechisch Philharmonisch Orkest (Praag, Smetana Zaal, 20 mei 1955), die weinig te wensen overlaat. Hoewel de finale een volle minuut langer duurt dan in Amsterdam, blijft de spanning in deze ontspannen symfonie tot het eind toe behouden. Heel mooi is de liefdevolle aandacht voor het detail. die toch de grote lijn intact laat (Great Conductors of the 20th century, IMG/EMI 5751152).

Keulen

Ruim een maand eerder, op 4 april 1955, was Kleiber in het Funkhaus in Keulen voor de radio-opnamen die nu door het label MediciMasters worden uitgebracht. Ook hier stond de Pastorale op de lessenaars en opnieuw is het de finale die het meest verschilt van de Amsterdamse uitvoering. Het tempo is hier zelfs nog iets breder dan in Praag. Hoewel de uitvoering heel fraai is, krijg ik de indruk dat de Pastorale toch niet Kleibers favoriete Beethoven-symfonie was. Als luisteraar kom ik wat lyriek te kort.

Maar de Vijfde is een ander verhaal. Ook die registreerde hij met het Concertgebouworkest,en wel op 26 september 1953 (Decca 417637-2), een opname die geldt als een van de beste ooit gemaakt. Hoewel de Keulse opname wat onder Amsterdams peil blijft (het orkest is nu eenmaal ietsje minder, zegt de chauvinist) fascineert Kleibers 'drive' van begin tot eind. Al bij de opening wordt een spanningsboog getrokken die je je tot het einde gevangen houdt. Hier klinkt een noodlotssymfonie die grote indruk maakt zonder tot excessen te vervallen, want Kleiber heeft een maximum aan controle, beheerst alle details en geeft Beethoven alles wat hem toekomt: passie, lyriek, verzet en triomf. En de opnamen, uiteraard mono, zijn op een natuurlijke manier opgepoetst voor onze moderne oren.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links