CD-recensie

 

© Gerard Scheltens, juli 2017

 

Hendrik Andriessen - Orkestwerken (4)

(H.) Andriessen: Symfonie nr. 4 -
Rhapsodie - Libertas Venit - Capriccio - Canzone

Netherlands Symphony Orchestra o.l.v. David Porcelijn

CPO 777 845-2 • 56' •

Opname: juni 2012, februari 2013 (Symfonie nr. 4), Muziekcentrum Enschede

   

Deel 4 van Hendrik Andriessens symfonisch werk op cpo (de voorgaande drie delen werden al eerder op deze site besproken) bevat de vierde en laatste symfonie en drie andere orkestwerken. Het is de afronding van een waardevol project, gewijd aan een Nederlandse componist die meer aandacht verdient dan hij krijgt (en daarin lang niet de enige is).

Met die Vierde symfonie uit 1954 hebben we een werk in handen waarvan al eerder - wat een luxe! - twee opnamen op cd verschenen. In 1992 bracht het al lang gesneefde Britse label Olympia een opname uit door het Residentie Orkest onder Ed Spanjaard. Gecombineerd met werk van Diepenbrock, Badings en Van Gilse was het de nabrander (deel 8) van het fameuze lp-project 400 jaar Nederlandse muziek, waarmee dat orkest geld had bijeengebracht voor de ook alweer verdwenen Anton Philipszaal. En tien jaar eerder dirigeerde Jean Fournet het Radio Filharmonisch Orkest in deze Vierde symfonie, die in 2006 uitkwam op een geheel aan Andriessen gewijde dubbel-cd van Et'cetera. We kunnen dus vergelijken!

Hendrik Andriessen was bepaald meer dan "de vader van". Hij had tientallen jaren een centrale positie in het Nederlandse muziekleven. Hij was wat je noemt een "gematigd-modern" componist, een etiket dat je in zijn tijd op veel Nederlandse componisten kon plakken. Een radicaal afscheid van de tonaliteit was niets voor hem, maar erg behoudend was hij nu ook weer niet. Bij hem geen laatromantisch gezwelg, zijn werk blijft altijd transparant en goed gedoseerd, met geen noot teveel, met de nadruk op contrapunt en een duidelijk Franse inslag. Maar zijn muziek klinkt ook energiek, geestrijk, persoonlijk en herkenbaar. Typisch Nederlands? Weet ik niet. Een tikkeltje oubollig, zoals een collega-recensent onlangs zei? Ik dacht 't niet.

En hij was heel nieuwsgierig. De om hem heen volop beoefende dodecafonie was niet zijn pakkie-an, zei hij, maar aan de andere kant wilde hij graag ontdekken waarmee zoveel componisten bezig waren. Het was voor hem "een noodzaak" om dat twaalftoonssysteem te leren kennen en zelf in praktijk te brengen. En zo ontstond de Vierde symfonie, die helemaal niet op Schönberg lijkt, maar waarin één reeks (zeg maar thema) van twaalf noten de basis vormt van alle drie delen. En dat in een harmonische context die toch helemaal Andriessen is, met een hechte formele structuur die herinneringen oproept aan het cyclisch principe van zijn idool César Franck. "Structuur" en "orde" zijn hier trouwens de toverwoorden, want voor Andriessen was componeren in de eerste plaats een intellectuele exercitie. Het verrassende is dat het klinkende resultaat toch niet academisch of cerebraal aandoet, maar levend, warmbloedig en op sommige momenten dramatisch.

De cd is aangevuld met drie orkestwerken die bij mijn weten nooit eerder waren opgenomen. Het meest substantiële van de drie is de rapsodie Libertas venit ("De vrijheid komt") uit hetzelfde jaar als de Vierde, gecomponeerd voor het Brabants Orkest ter gelegenheid van tien jaar bevrijding (die in het zuiden al in 1944 had plaatsgevonden). Hoewel ook uit 1954, is dit werk niet op een twaalftoonsreeks gebaseerd. In de sombere inleiding wordt de onvrijheid van de bezettingsjaren uitgebeeld, daarna kondigen trompetfanfares de aanmarcherende bevrijding aan, een fugatische passage leidt tot een pastoraal gedeelte en weer geciteerd in de triomfante finale.

Totaal anders van karakter is het toegankelijke, gemakkelijk in het gehoor liggende Capriccio uit 1941, mogelijk ook een reflectie van de oorlog, maar dan misschien bedoeld ter opvrolijking in zware tijden. Dit briljante stuk speelt met de thema's en laat ze over elkaar buitelen in snelle afwisseling. Tenslotte grijpt de bejaarde componist terug op flarden vroege barok in de korte, feestelijke Canzone uit 1971.

Het Netherlands Symphony Orchestra (het Orkest van het Oosten) en de onvermoeid Nederlandse muziek propagerende David Porcelijn sluiten hiermee een serie af die eigenlijk allang had moeten bestaan. Helemaal af is het project trouwens niet, want er ontbreekt nog wel wat, bijvoorbeeld het Vioolconcert uit 1969. Dat het Orkest van het Oosten goed is wisten we al. Dat het zijn ambities heeft moeten bijstellen en aan de leiband van de provincie Overijssel moet lopen omdat het geld op is, weten we ook. Of dergelijke projecten in de toekomst nog mogelijk zijn, moeten we dus maar afwachten.

De uitvoeringen onder Porcelijn zijn gedreven en glashelder en geven Andriessen de plek die hij verdient. Fournets uitvoering van 35 jaar geleden geeft de Vierde symfonie nog net even meer drama en bevlogenheid mee, maar daartegenover staat een veel helderder klankbeeld bij de moderne opname van Porcelijn. Daartussenin staat Spanjaard, die de nadruk legt op de analyse, geheel in de geest van de componist, lijkt mij. Ik vrees trouwens dat geen van beide oudere opnamen nog ergens te verkrijgen is. De toelichtingen van Leo Samama zijn, zoals te verwachten, zeer terzake kundig, maar staan alleen in het Engels en Duits afgedrukt. Voor Nederlandse muziek is dat een beetje vreemd. In elk geval kunnen ze in Enschede voor de dag komen met deze serie van vier, ook qua klank voortreffelijk geslaagde cd's.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links