CD-recensie

 

© Gerard Scheltens, augustus 2015

 

Hendrik Andriessen - Orkestwerken deel 3

(H.) Andriessen: Symfonie nr. 3 - Symphonie Concertante - Ouverture Chantecler

Netherlands Symphony Orchestra o.l.v. David Porcelijn.

CPO 777 723-2 • 53' •

Opname: 25-28 juni 2012, Muziekcentrum Enschede. 

 

De delen 1 en 2 van CPO's Hendrik Andriessen-serie werden in mei 2014 besproken door Siebe Riedstra (klik hier). Hij noemde Andriessen een van de tien belangrijkste Nederlandse componisten aller tijden. Als dat waar is (ik denk het wel) heeft de kunstenaarsfamilie Andriessen het niet slecht gedaan, met zoon Louis in diezelfde toptien en zoon Jurriaan (de schepper van de Berkshire Symphonies ) ook in redelijk hoge regionen.

Louis Andriessen heeft niet te klagen over het aantal uitvoeringen van zijn werk. Dat het met het KCO en Jansons onlangs enigszins zuur verliep was niet prettig, maar zijn vader Hendrik wordt bijna helemáál niet meer gespeeld. Ook hij componeerde ooit een jubileumwerk voor het Concertgebouworkest, de orkestsuite Mascherata in 1963. Als dertienjarige hoorde ik dat in het Haagse Gebouw voor K&W. Ik had er weinig herinneringen aan, maar dankzij de cpo-uitgave (Vol. 2) van 2014 kon ik na ruim een halve eeuw pas echt kennismaken met een kleurrijk en geestrijk werk dat al die jaren niet meer geklonken had.

Ook Hendrik Andriessen ontkwam niet aan de algemene verwaarlozing van Nederlandse muziek uit de twintigste eeuw (uit elke eeuw trouwens). Waren er in eerdere decennia nog zoveel uitvoeringen dat Emanuel Overbeeke erop kon promoveren, in de 21e eeuw lijkt het soms alsof Hendrik Andriessen, Willem Pijper, Marius Flothuis, Henk Badings, Léon Orthel, noem maar op, nooit hebben bestaan. Soms flakkert de belangstelling even op naar aanleiding van cd's of boekuitgaven (Robert de Roos, Leo Smit), maar over het algemeen heerst er een onbegrijpelijke lauwheid ten opzichte van deze componistengeneratie.
In de jaren zestig kon je Andriessens fraaie Kuhnau-variaties (nu op cpo Vol. 1) regelmatig horen. Meer niet overigens, afgezien van het lied Magna res est amor en een enkel orgelwerk. En dat terwijl zijn 'gematigd moderne' muziek toch toegankelijk is. Hij was geen avantgardist, maar ook geen reactionair of epigoon. Hij geloofde in het autonome kunstwerk en zijn helder gestructureerde muziek gaat dan ook niet over 'hem' of over persoonlijke emoties. Hij heeft een zeer herkenbare eigen stijl. Daarvoor is het woord 'esprit' uitgevonden.
Hij beheerste zijn vak, had een open oor voor de muzikale ontwikkelingen van zijn tijd en adapteerde datgene wat hij kon gebruiken. Toen hij twaalftoonsreeksen ging proberen (bijvoorbeeld in de 4e symfonie, nog te verschijnen op cpo) bleef die eigen ondogmatische stijl onmiskenbaar hoorbaar. Verder kon hij voortreffelijk instrumenteren en had hij een melodische gave waardoor zijn muziek ook bij herhaalde beluistering niet verveelt, maar juist in het hoofd blijft hangen.

Het initiatief van CPO om Andriessens orkestwerk op te nemen, kan dan ook niet genoeg worden geprezen. In de eerder genoemde recensie geeft Siebe Riedstra een beknopte opsomming van de weinige eerdere opnamen, dus dat ontslaat mij van de plicht dat nog eens te doen. Een representatieve selectie uit de orkestmuziek geeft de dubbel-cd van het Radio Philharmonisch Orkest op Et'cetera met een mix van oudere en nieuwe opnamen van onder meer de vier symfonieën. Daarvan wordt de Derde gedirigeerd door Jean Fournet in een vitale uitvoering die ik koester, maar die nu wordt overvleugeld door de nieuwe opname van cpo met David Porcelijn.

De vierdelige Derde symfonie ontstond kort na de bevrijding en heeft een welluidend idioom, minder dissonerend dan de nummers 1 en 2 en harmonisch vrij ongecompliceerd. Onder Porcelijn, die ook profiteert van een puntgave opnameklank, komt Andriessen transparante orkestratie uitstekend tot zijn recht. Het neoklassieke karakter wordt onderstreept door de fraaie Sarabande (derde deel) en het werk wordt afgesloten met een knap geconstrueerde fuga die toch van begin tot eind lichtvoetig blijft.

De Symphonie Concertante schreef Andriessen in 1962 voor het toen 150-jarig, nu al lang verdwenen Noordhollands Philharmonisch Orkest. De titel verwijst volgens de componist naar "de stijl welke voor een deel de instrumenten groepsgewijs laat afwisselen". Ook dit werk zit goed in elkaar en het klinkt harmonisch weer wat gedurfder dan in de Derde symfonie, althans in de hoekdelen. In het langzame middendeel (Tema con Variazone) wanen we ons plotseling in de Gouden Eeuw met de variaties op een gezang uit Valerius' Gedenck-clanck'.

In de ouverture Chantecler (1972) naar het toneelstuk van Rostand, speelt Andriessen met de tegenstellingen tussen donker en licht, waarbij de tetterende koperblazers de dominante haan uitbeelden zonder wiens gekraai de dageraad niet kan aanbreken. Een briljante afsluiting van een schitterende cd.

Net als bij de vorige twee delen heeft David Porcelijn met het zeer alert spelende "Netherlands Symphony Orchestra" (zeg maar gewoon het Orkest van het Oosten) opnieuw een onmisbare aflevering verzorgd van een cd-reeks met Nederlandse muziek die we eigenlijk uit ons hoofd zouden moeten kennen. Gelukkig dat er pionierende labels zijn als cpo.
Wel vreemd dat het Enschedese orkest in het cd-boekje (met liner notes van Leo Samama) nog steeds als het Nederlands e Symfonieorkest, zelfs met misplaatste buigings-e, wordt geafficheerd. Die naam mag het toch al enige tijd niet meer dragen. Maar de suffe benaming HET Symfonieorkest, waarschijnlijk gekozen door een reclamebureau toen de fantasie even helemaal op nul stond, is ook niks... Ik hoop van harte dat deze belangrijke cd-serie niet alleen 'iets doet' voor Hendrik Andriessen, maar ook voor dit nog steeds voor zijn bestaan vechtende, voortreffelijke orkest.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links