CD-recensie

 

© Gerco Schaap, januari 2013

 

 

Vierne: L’Œuvre d’orgue Vol. 1 - Les 6 Symphonies

Pierre Labric aux grandes orgues de Saint-Sernin de Toulouse

Solstice SOCD 277/9 (3 cd’s)

www.solstice-music.com

 

 


Het Franse label FY/Solstice, ‘gedreven’ door François en Yvette Carbou, bestond in 2012 veertig jaar. Bij liefhebbers van Frans-romantisch orgelrepertoire is het label bekend vanwege de opnamen van Pierre Cochereau, George Baker, Pierre Pincemaille en anderen. Vorig jaar begon Carbou, zelf oud-leerling van de legendarische Jeanne Demessieux, met de heruitgave van oude opnamen van de Franse organist Pierre Labric. Labric speelde begin jaren ’70 onder meer de complete werken van Louis Vierne, de symfonieën van Charles-Marie Widor en de complete werken van zijn oud-docente Jeanne Demessieux op grammofoonplaten. De opnamen werden gemaakt in de Eglise Saint-Ouen in Rouen en in de Saint-Sernin in Toulouse.

Pierre Labric, geboren in 1921, studeerde aan het Parijse Conservatorium bij Marcel Dupré en Maurice Duruflé, en behaalde in 1948 de Premier Prix, in dezelfde tijd als Cochereau. Later nam hij privé-les bij Jeanne Demessieux. Hij fungeerde als assistent in de Eglise La Madeleine en in de Notre-Dame. Zelf componeerde hij een driedelige Hommage à Jeanne Demessieux.

Een plaatselijk label in Rouen, Téléson, wist Labric over te halen om repertoire van Widor, Vierne en Demessieux op te nemen. Over een honorarium werd niet gesproken. De opnamen werden evenwel verkocht aan de Musical Heritage Society in New York, die de eerdergenoemde grammofoonplatenboxen uitbracht. In die tijd waren het de enige verkrijgbare complete opnamen van de orgelsymfonieën van Widor en Vierne en het œuvre van Demessieux, en ze waren dan ook snel uitverkocht. In de 21 ste eeuw bracht de Amerikaanse firma HaydnHouse zonder medeweten van de oorspronkelijke artiest de oude lp’s op cd uit. Nadat Labric en Carbou hier lucht van kregen, werd HaydnHouse door een advocaat gesommeerd hiermee te stoppen en kreeg Carbou van Labric en de Musical Heritage Society de rechten om de oude opnamen opnieuw op cd uit te brengen. Voor het opnieuw masteren gebruikte hij zijn eigen oude lp’s aangezien de oorspronkelijke banden nergens meer te vinden waren.

Met in het achterhoofd deze geschiedenis, beschreven in het cd-boekje, luister je met andere oren naar de inmiddels ruim veertig jaar oude opnamen, die overigens wel stereo zijn. Pierre Labric laat zich kennen als een gedreven organist die er nogal eigenzinnige tempi op na hield. De tweede symfonie bijvoorbeeld begint in een redelijk snel tempo, maar dat tempo wordt meteen al opgevoerd. Het gaat er ‘woest’ aan toe. In de Vierne-opnamen van Cochereau uit 1975 hoor je een vergelijkbare aanpak, maar minder extreem. Waar anderen het tweede deel (Choral) mysterieus laten beginnen op gekoppelde 16-voets stemmen, laat Labric het koraalthema overduidelijk horen in een pregnante 16-, 8- en 4-voets registratie. Het Scherzo krijgt een lenige uitvoering, maar ook hier die neiging tot haast. Toch kent het spel van Labric ook bezonken momenten, zoals in het Adagio uit de derde symfonie, en ook in de finale van deze symfonie gaat het er redelijk ‘rustig’ aan toe.

Pierre Labric lijkt op zijn best in Viernes latere symfonieën. De vijfde, de minst toegankelijke van de zes, wordt evenwichtig neergezet; de lange lijnen in het vierde deel blijven overzichtelijk. Opmerkelijk is het verschil in tijdsduur van dit deel tussen de uitvoeringen van Labric (11’40”) en Cochereau (bijna 15 minuten). In de zesde symfonie hanteert Labric juist weer lagere tempi dan zijn studiegenoot. Het blijft een aparte ervaring om Labrics interpretaties te beluisteren en te vergelijken met recentere uitvoeringen.

Pierre Labric nú© Jean-Baptiste Millot

De oude Téléson-opnamen voldeden in hun tijd al niet echt aan professionele maatstaven, als je ze vergelijkt met de Vierne-opnamen die François Carbou vijf jaar later van Pierre Cochereau in de Notre-Dame maakte. Voor elk symfoniedeel lijkt een andere microfoonopstelling gebruikt; de luide delen zijn kennelijk van verderaf opgenomen dan de zachtere delen, waarin het rugpositief nogal op de voorgrond treedt. De zachtere delen werden hoorbaar luider opgenomen, waardoor ze vaak even sterk klinken als de luidere delen. Ook beginnen sommige delen erg abrupt, een gevolg van de in die tijd heersende gewoonte om de geluidsband precies op de aanslag van de organist te laten beginnen (je hoort de ruimte er niet ‘in komen’).

Ook is te horen dat monteren in die tijd een stuk gecompliceerder was dan nu; je hoort regelmatig lees- en andere foutjes die niet over zijn gedaan. Ook vraag ik me af of Labric de opnamen indertijd heeft teruggeluisterd, anders zou hij bepaalde registraties (bijv. het te sterke pedaal in de Cantilène van de 3 e symfonie) zeker hebben veranderd. Of keek men in de tijd niet zo nauw?

Carbou zal aan deze opnamen meer hebben gerestaureerd dan wij kunnen vermoeden om tot dit resultaat te komen. Wat dan het belang van het uitbrengen van deze oude opnamen is kun je je afvragen. In elk geval legt dit document getuigenis af hoe een organist uit de school van Dupré en Demessieux Vierne vertolkte in een tijd waarin dit repertoire opnieuw werd gewaardeerd.

In het cd-boekje vinden we, naast de wordingsgeschiedenis van deze opnamen, uitgebreide toelichtingen bij en analyses van Viernes symfonieën. Van Labric is geen levensbeschrijving opgenomen, wel een reproductie van een handgeschreven brief. De afgedrukte dispositie van het Cavaillé-Coll-orgel in de Saint-Sernin in Toulouse maakt pijnlijk duidelijk dat het orgel in 1970 al verre van origineel meer was, veel vulstemmen en tongwerken blijken dan al vervangen door Daublaine-Ducroquet.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links