CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, mei 2021 |
Het is geen toeval dat beide werken op deze cd zijn opgenomen in een zaal vernoemd naar Pierre Boulez. Le Sacre du Printemps was van meet af in Boulez' carrière een sleutelwerk, Peter Eötvös is als dirigent een uitstekend pleitbezorger van de muziek van Boulez, Isabelle Faust lijkt mij geknipt voor Boulez' composities voor vioolsolo (Anthèmes 1 en 2), Heras-Casado kwam in beeld tijdens masterclasses die de Fransman in Luzern gaf en Eötvös als componist wordt beter naarmate zijn muziek meer lijkt op die van Boulez. De Fransman kon in zijn latere composities soms wat lang van stof zijn, maar in zijn kortere was hij een groot voorbeeld voor Eötvös, ook in dit Vioolconcert, zijn derde dat hij onder meer schreef voor de musici op deze cd. Het stuk geeft zich niet gemakkelijk prijs maar nodigt wel uit tot herhaald luisteren. Dan blijkt dat de variëteit in texturen het grootst is als Eötvös ook het bondigst is. In zijn melodieën, als men sommige lijnen zo mag noemen, komen flarden van stijlcitaten voor, die één kant van het stuk belichamen: de hang naar zichtbare lange lijnen. In de meer versplinterde passages waarin de lijn in de viool samengaat met een gefragmenteerde orkestklank, is Eötvös vaak op zijn best. Dan klinkt zijn muziek niet eclectisch, hoewel die dat wel is, en verenigt hij een Bartók- en Ligeti-achtige orkestklank en frasering met de mooie klankmozaïeken van de Fransman. Anders dan Boulez' muziek is die van Eötvös absoluut niet sensueel, eerder stug, wel lyrisch maar de lyriek gaat schuil achter grilligheid en theatraliteit. Wat maakt een dirigent van een stuk waarvan al meer dan honderd opnamen bestaan? Bewust vernieuwend zijn kan zeer irritant zijn. In dit geval kan de dirigent hebben gedacht: waarom niet terug naar de bron? Ik moest bij deze cd denken aan de opname van David Zinman die in 2013 van de erven Stravinsky voor één keer de versie van 1913 mocht dirigeren met de instrumenten van 1913 en tot een resultaat kwam dat ver af staat van de vele vertolkingen die het wilde van de muziek graag moeten belichten. De klank is rustiger en subtieler en het tempo zeker niet anders dan tegenwoordig gebruikelijk. Die aanpak verbaast niet bij een dirigent die, als onderdeel van zijn weldadige breedte, regelmatig werkt met het Freiburger Barockorchester, onder andere in Monteverdi en Beethoven: over breedte gesproken. De klank van dit orkest heeft een grote verfijning en Heras-Casado heeft een gevoel voor de grote lijn met kleine gebaren dat hem bij uitstek geschikt maakt voor een reprise van 1913. Een verschil met Zinman is dat die werkte met instrumenten uit de tijd van de première en Heras-Casado met een 'modern' orkest, maar de Spanjaard is perfect in staat een vooroorlogs orkest te laten klinken als een hedendaags. Zulke 'ideologische' overwegingen vallen gelukkig in het niet bij de muzikaliteit, zeker als men het stuk niet slechts wil zien als een orgie (de rel bij de première werd evenzeer, zo niet meer veroorzaakt door het ballet). Mocht het KCO nog niet weten wie de nieuwe chef-dirigent moet worden . index |
|