CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, juni 2022

Ravel: Pianoconcert in G - Pianoconcert in D - Pavane pour une infant défunte - Don Quichotte à Dulcinée - Trois poèmes de Stéphane Mallarmé - Deux melodies hébraïques

Cédric Tiberghien (piano), Stéphane Degout (bariton), Les Siècles o.l.v. François-Xavier Roth
Harmonia Mundi HMM 902612 • 74' •
Opname, dec. 2020 en sept. 2021, Salle Pierre Boulez, Parijs

   

François-Xavier Roth is inmiddels veel meer dan de oprichter en dirigent van Les Siècles. Met dit orkest wilde hij de orkestmuziek van rond 1900 uitvoeren op instrumenten uit die tijd. De uitvoeringen en de reacties waren als bij de eerste uitvoeringen op oude muziek: eerst staat het instrumentarium voorop, vervolgens wordt het instrument een middel tot het doel: de muzikaliteit die gedeeltelijk anders is dan de vertrouwde omdat oude instrumenten andere mogelijkheden en beperkingen hebben. Daarna let men bij de nieuwe en de oude muzikaliteit niet meer primair op de verschillen, maar op de overeenkomsten. Roth toonde zich gedurende dit proces altijd een eersterangs musicus met boeiende ideeën, vandaar dat hij inmiddels stond voor het London Symphony Orchestra en het Koninklijk Concertgebouworkest. Ook is hij inmiddels thuis in de wereld buiten de orkestmuziek: zijn opname van Debussy's opera Pelléas et Mélisande is een voltreffer.

Dit vermogen tot ontwikkeling en flexibiliteit neemt in zijn nieuwste cd een vorm aan die althans ik nog niet van hem kende. De voornaamste oorzaak is denk ik de samenwerking met de pianist Cédric Tiberghien die een clichématige Franse hang naar verfijning hier combineert met een on-clichématig Franse en clichématige eigentijdse hang naar grote tempovrijheden en expressieve gebaren, uitgerekend in muziek van een componist die daar niets van moest hebben. Omdat de twee concerten van Ravel veel passages bevatten waarin of de solist of de dirigent het rijk alleen heeft, hebben de uitvoeringen een merkwaardig dubbel karakter. Staat de pianist op de voorgrond of alleen in de schijnwerper, dan worden de concerten uiterst vloeibaar. Blijft Roth trouw aan zichzelf en daarmee ook aan Ravel, dan overheerst de schijnbare onverschrokkenheid. Men kan ook zeggen, om met Leonard Bernstein te spreken: Tiberghien is de baas.

Dat is de pianist ook in zijn samenwerking met de bariton Stéphane Degout, al is daar veel minder sprake van conflict. Nog sterker, Degout geeft alle liederen een extravert pathos dat vrijwel afwezig is bij Franse zangers en zangeressen en niet-Franse vertolkers in Franse stijl. Die afwijking van de traditie stoort het minst bij de liederen rond Don Quichotte en het meest in de Trois poèmes de Stéphane Mallarmé die we hier horen in de weinig gehoorde versie voor stem en piano in plaats van stem en ensemble en die meestal worden gezongen door een sopraan. Het verbaast mij dan ook niet dat Degout in de studio vooral actief is in opera's en andere grootse dramatische werken. In de enige concertopname die ik van hem ken (met de liederencyclus La bonne chanson van Fauré) koos hij voor eenzelfde vergroting. Tiberghien lijkt qua temperament meer een solist dan een begeleider. En Roth is op zijn best als niemand hem kan storen: in de concerten in de passages zonder solist en in de Pavane. Dan horen we dankzij de instrumenten klanken die we bij Ravel nog niet kenden.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links