![]() CD & DVD-recensie
© Emanuel Overbeeke, maart 2014
|
Deze box is om vele redenen zeer welkom. De eerste is dat er al geruime tijd niet of nauwelijks opnamen van Theo Olof verkrijgbaar waren. Na zijn pensionering moesten we het doen met een enkele vertolking in de Anthology-serie van het KCO en een cd op Erasmus dat inmiddels ter ziele is. En omdat iemands pensionering in wezen geen excuus is voor het niet beschikbaar zijn van opnamen en omdat kwaliteit van uitvoering dat wel kan zijn, is het zeer prettig te constateren dat Olof een veel grotere violist was dan deze lacune en zijn soms oubollige imago deed vermoeden. Van het duo Olof-Krebbers was Krebbers misschien de meer solide musicus, maar Olof meer de man voor het avontuurlijke repertoire, ook al speelde hij dat naar eigen zeggen op concerten minder dan dat imago doet vermoeden; de weinige studio-opnamen van hem uit de LP- en CD-tijd versterken dat idee (getuige de vioolsonates van Mozart, Franck, Debussy, Ravel, Janáček en Brahms, concerten van Britten, Bach en Badings en romances van Beethoven; het Vioolconcert van Maderna verscheen meer dan een kwart eeuw geleden op een dubbel-LP van BV-Haast). En zelfs al had de moderne muziek in zijn repertoire een minder grotere plaats dan men zou verwachten, de samensteller van deze box (Okke Dijkhuizen, voormalig programmamaker bij de EO en nu zelfstandig CD-producent) besloot terecht om vooral Olofs inzet voor dit repertoire aan bod te laten komen. Alle aanwezige soloconcerten zijn gecomponeerd na 1900 en boden Olof de kans (die hij volledig benutte) om het onderhuids klassieke ervan te verenigen met het bovenhuids moderne. Als het moderne al de bron van Olofs interesse was, dan duidt Olofs spel op zijn vermogen het nieuwe te behandelen als iets vertrouwds en het klassieke als iets eigentijds. Daarbij gaf Dijkhuizen gelukkig ruim baan aan landgenoten die op de meeste orkestpodia al meer dan twintig jaar schitteren door onverdiende afwezigheid: Willem Pijper, Lex van Delden, Hans Henkemans, Tristan Keuris, Jan van Vlijmen, Hans Kox en Ton de Leeuw. Tijdens hun leven (van hen leeft alleen nog Hans Kox) waren zij partijgangers of werden zij door de scribenten zo geëtiketteerd. De tijd heeft vervolgens de aandacht verlegd van de spanning tussen moderniteit en traditie naar ieders persoonlijke symbiose van beide componenten. Met name Keuris, Pijper, Henkemans, Ton de Leeuw en Jan van Vlijmen herkent men binnen één maat. En al deze Nederlanders doen niet veel onder voor Benjamin Britten, wiens honderdste verjaardag in 2013 in Engeland uitvoerig werd gevierd, in tegenstelling tot ons land waar de zelfhaat van polder nog steeds virulente vormen heeft. Toegegeven, naast Berg en Hartmann zijn het misschien niet de allergrootsten, maar veel Fransen kunnen evenmin tippen aan Boulez en Debussy, veel Duitsers-Oostenrijkers evenmin aan Berg en Hartmann. In Brahms' Vioolconcert, te horen en te zien op de tweede dvd, had Olof vele concurrenten. In de moderne stukken was hij vrijwel onbedreigd - en niet alleen omdat hij hier amper collega's had! Een verdere prettige ondermijning van heersende clichés bieden de twee dvd's. Ook al las ik gelijktijdig Olofs onderhoudende boek Daar sta je dan opnieuw dat het beeld van de ietwat olijke, oubollige Olof glorieus in stand houdt, veel boeiender zijn de cd's. Ook al sprak en schreef Olof inderdaad op de toon van een heer van stand uit andere tijden, de toegevoegde NCRV-documentaire uit 1974 t.g.v. Olofs 50 e verjaardag biedt een scherp inzicht in de situaties waarin Olof verkeerde voor, tijdens en na de oorlog. Net als de Nederlandse composities in deze box praat hij bondig, intens, zonder extravert vertoon en met grote duidelijkheid en betrokkenheid. Alleen al als beeld van Nederland anno 1974 is dit verplicht materiaal voor vele beroepsgroepen. De aanwezige NCRV-documentaire uit 1979 is nog steeds de beste uitleg over de luthéal, het instrument waarvoor Ravel zijn Tzigane schreef en dat Olof wist op te sporen. En de uitvoering ervan in de documentaire door Olof en Wayenberg is nog steeds superieur: een schitterende combinatie van respect voor historische bronnen en hedendaagse persoonlijke inzet. Geen enkele pianospelende 'authentiekeling' in Debussy (nog niet Ravel, maar dat komt ongetwijfeld) kan tippen aan het niveau van Daniel Wayenberg. Ten slotte mogen twee aspecten niet onvermeld blijven. De toelichting is voor de helft een goed overzicht van Olofs leven en werk, voor de andere helft een bloemlezing van uitspraken van Olof over de componisten en musici die in deze doos vertegenwoordigd zijn. De jood Olof is overwegend positief over Badings' rol tijdens de oorlog en illustreert met een anekdote dat Pijper niet altijd zo ondoordringbaar was als zijn reputatie van keihard criticus doet vermoeden. index |
|