CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, april 2017
|
Het bindende element op deze cd is niet zozeer New York alswel het Ensemble InterContemporain. Als 'de geest van New York' door alle composities waart, dan is dat de volstrekte eigenzinnigheid, de wil te overtuigen door de kracht en kwaliteit van je werk (meer dan de stijl) en de houding een publiek te winnen niet door concessies te doen aan wat het publiek wil horen maar door vasthoudend te zijn en briljant werk af te leveren. Dit lukt natuurlijk de één beter dan de ander en de werken op deze dubbel-cd zijn zeer verschillend van niveau. Hoogtepunten waren de stukken van Varèse, Carter en Feldman. Cage en Reich worden bij herbeluistering hopelijk boeiender, maar andere werken van deze twee blijven beter en raken meer. De composities van Fulmer en Shepherd duurden (een veeg teken) veel langer dan de kloktijd aangeeft. De beste stukken klinken niet provinciaal New Yorks maar veeleer krachtig en persoonlijk. Ensemble InterContemporain staat nu onder leiding van Matthias Pintscher. Hij dirigeert met de intelligentie van de componist die hij ook is (zijn 'Bereshit' is een fascinerend stuk) en kan of wil niet helemaal loskomen van de erfenis van Pierre Boulez, de stichter van het ensemble: een ongekende instrumentale perfectie, een onopgesmukte voordracht, een grote rijkdom en intensiteit in de klank plus een sterke gerichtheid op de lange lijn, vooral door een heldere frasering en een nadruk op ritmische precisie. Ook als men niet krijgt aangekondigd dat hier een Franse groep speelt, kan men het horen, zodat men van daaruit ook veel kan zeggen over het niveau en de identiteit van niet-Franse gezelschappen. Amerikaanse ensembles als Bang on a can zouden meer de ritmische energie van Reich over het voetlicht brengen, al vrees ik dat de mindere stukken daar nauwelijks beter van worden. Duitse groepen (en ook het Asko|Schönberg) zouden de latente Weltschmelz en onbestemdheid in dramatiek bij Fulmer, Shepherd en Feldman meer aandacht geven, terwijl bijvoorbeeld London Sinfonietta de bij vlagen collageachtige episoden in Cage meer zou belichten. Maar welke accent men ook kiest voor deze stukken, onder Pintscher net als onder zijn voorgangers is het Ensemble InterContemporain het beste in zijn soort. Pintscher heeft de Franse houding aangevuld met Duitse details, maar de gallische grondhouding intact gelaten. De flexibiliteit van het EIC is even groot als de herkenbaarheid. Mijn enige bezwaar tegen deze cd zijn de mindere stukken. De aanwezigheid van Carter en Varèse bewijst dat het EIC een neus heeft voor de top en dat het modernisme, alle prietpraat van criticasters gelukkig ten spijt, nog steeds alive and kicking is. Probeer maar eens in welke stijl dan ook zo goed te schrijven als zij. index |
|