CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, juni 2022 |
Philippe Herreweghe neemt het grote tussenpozen werken van Monteverdi op. De nieuwste is met het Vierde madrigaalboek uit 1603 waarin de componist met anderhalf been in de nieuwe stijl staat die Monteverdi mede inaugureerde, de barok. Eerder maakte hij een cd met Monteverdi's Mis uit 1610 waarvan de componist met meer dan één been staat in de oude stijl, de renaissance. De andere titel is met het werk waarin Monteverdi beide stijlen superieur combineert, de Maria-vespers. Ook Herreweghe is een man van beide werelden. Hij verenigt de degelijkheid en hang naar abstracte constructies van de oude taal (ten tijde van de renaissance heette dat de goddelijke perfectie in muziek, schitterend belichaamd in Palestrina) met de vrijheid en de zwier die de nieuwe taal mogelijk maakte en schitterend belichaamde. De Monteverdi nieuwe stijl is muziek die vooral gewild is bij mensen die willen uitbreken, geliefd is onder verliefden en uiterst populair geworden onder de jongeren van geest in de jaren zestig en zeventig. Herreweghe komt uit die wereld (zijn eerste lp uit deze jaren, eveneens met muziek van Monteverdi, de Selva Morale, is alleen al vanwege de hoes en de hoestekst een collectors' item). Iets van het oude elan weerklinkt bij de nu oude man. De teksten van de twintig delen handelen over de liefde en nog meer liefdesverdriet en de pijn inspireert Monteverdi tot een schoonheid die nog steeds imponeert. Nog sterker, Monteverdi en tijdgenoten stichtten met hun taal een wijze van expressie die de basis werd van alle expressie in westerse muziek sinds 1600 en die mede verklaart waarom klassieke muziek van voor 1600 en na 1900 op zoveel weerstand stuit. Herreweghe weet de klachten haarfijn op te sporen en in de schijnwerper te zetten. Hij houdt van lang doorklinkende noten, dissonanten die na vier eeuwen nog steeds bijten, vindt (als hij met het pistool op de borst moet kiezen) expressie belangrijker dan schoonheid en klank belangrijker dan verstaanbaarheid. De teksten zijn in zekere zin variaties op een thema en zo behandelt Herreweghe vind ik ook de muziek. Bij de grote nadruk op het dissonante moest ik sterk denken aan Herreweghe's recente cd met werken van Gesualdo bij wie het nadrukkelijk lijden in de muziek door Herreweghe in de muziek flink wordt aangezet met eveneens schitterend resultaat. Maar terwijl hij in Monteverdi het verdriet aanzet, houdt de klank een zekere donzigheid waarin de schoonheid soms zwaarder telt dan de transparantie en krijgt de muziek een souplesse terwijl de grote lijn intact blijft. Het geeft de uitvoeringen veelzijdigheid en eenheid, alsof Herreweghe op zijn manier in zijn repertoire net als Carlos Kleiber het mediterrane en het teutoonse wil verenigen. Het koor is gevestigd in België, maar de leden komen uit vele landen. De uitvoeringen klinken daardoor veel minder 'nationaal herkenbaar' dan eerdere uitvoeringen uit Nederland, Italië en Engeland, ook al zijn de musici daar even gedreven en professioneel. index |
|