CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, augustus 2022

Mahler: Symfonie nr. 4 in G

Sabine Devieilhe (sopraan), Les Siècles o.l.v. François-Xavier Roth
Harmonia Mundi 905357 • 55' •
Opname: nov. 2021, RIFFX Studio nr. 1, Boulogne-Billancourt (F)

   

Vlak nadat Mahler deze symfonie had gecomponeerd, verklaarde hij tegen zijn vriendin, de violiste Natalie Bauer-Lechner, dat het werk ongeveer driekwartier duurde (en Mahler kon het beoordelen want hij was een zeer ervaren dirigent met een componistenbril). Dat betekent dat hij het veel sneller wilde hebben dan iedereen het deed en doet (55 à 60). Wat dit betreft is dus geen verschil tussen de vroegste opnamen van dirigenten die Mahler hebben gekend en de latere waarin ze zich in principe alleen konden baseren op de partituur. Had Mahler zich verkeken of waren zijn vroegste vertolkers niet trouw aan zijn intenties of beide? Mahlers opmerking betekent ook dat verschil in tempo minstens zo bepalend kan zijn voor het karakter van het werk als het instrumentarium. Is er een relatie tussen tempo en instrumentarium? Van de historische uitvoeringspraktijk was al bekend dat instrumenten, ontstaan na de dood van de componist, verleiden tot tragere uitvoeringen met vaak meer gewichtigheid. Een duidelijk voorbeeld zijn de vertolkingen van de pianosonates van Beethoven.

Werkt dit verschijnsel ook bij orkestmuziek? De nieuwste cd van Les Siècles, een Frans orkest dat zich toelegt op het uitvoeren van muziek uit het fin-de-siècle op instrumenten van rond 1900, geeft een gedeeltelijk bevestigend antwoord, met name in het eerste deel. Het tempo is betrekkelijk conventioneel en de temposchommelingen zijn niet exuberant (zeg maar in de school van Haitink en Van Beinum), maar de klank is veel transparanter en de polyfonie komt veel beter over het voetlicht, waarbij Roth gelukkig niet de fout maakt om tegenstemmen die men zelden hoort, extra te belichten. Ondanks de veelvuldige meerstemmigheid in deze symfonie is er een vrijwel permanente hiërarchie van melodie en begeleiding.

De grootste oorzaak van het verschil in tijdsduur in uitvoeringen zit in het derde deel. Ook hier kiest Roth voor een doorsneetempo, maar ook hier heerst de sensatie van een 'authentieke', d.w.z. niet-vette, niet-gepolijste en zeer doorzichtige klank; ik vermoed dat Roth heel gemakkelijk deze klank ook kan realiseren in een iets vlotter tempo.

Dat kan hij moeilijker in de twee korte delen (het tweede en vierde: het tweede omdat de vioolsolo goed moet uitkomen, het vierde omdat ook de stem haar wensen heeft.) Sabine Devieilhe komt uit de historiserende uitvoeringspraktijk en zingt ook veel in opera's van Mozart. Die combinatie geeft haar voordracht grote voortvarendheid en een onbekommerde directheid die in die mate niet altijd aanwezig zijn bij zangeressen uit het pre-authentieke kamp. Leonard Bernstein ging daarom zelfs zover de sopraanpartij te laten zingen door een jongenssopraan. Dat was niet helemaal een succes (bij de opname was er ook een stand-in-jongenssopraan die beter zong dan Wittek), maar het illustreert de behoefte een andere dan een volwassen stem te willen horen. In zekere zin is Devielhe zo'n zangeres. Ook al is ze nu 37 met ongetwijfeld een uitstekende opleiding ver achter zich, haar stem is mede gevormd door de historiserende uitvoeringspraktijk en staat met haar emotionele ongecompliceerdheid en ongekunsteldheid dichter bij zangeressen van ‘authentieke ensembles voor de oude muziek' dan bij oudere zangeressen die excelleren in Schubert en recenter repertoire.

De deelname van Les Siècles suggereert een historisch verantwoorde aanpak. Of Roth met zijn kleine tempovrijheden helemaal in de geest van Mahler dirigeert weet ik niet. De zangeres voegt er nog een perspectief aan toe. Het geheel klinkt dankzij Roth als een fascinerende eenheid.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links